Home Interview BERT DE CONINCK: “Pákken moet het doen !”

BERT DE CONINCK: “Pákken moet het doen !”

by Hendrik Hindrex

Tekst en foto’s : Hendrik Hindrex

Eind december 2019 interviewden we Bert De Coninck in het Portugese district Algarve. Kort daarop kwam een jobstijding uit de Chinese stad Wuhan. De plaag!

Achttien maanden later pikt Bert ons op aan het station voor een nieuw gesprek. Niet in een zwarte Cadillac, maar in een rood karretje van Franse makelij. De ‘Sugarman van de Belpop’ rijdt sportief over de okerkleurige, onverharde wegen naar zijn schier onvindbare quinta in de Algarviaanse heuvels. “Mijn vader was rallyrijder”, klinkt het ongevraagd. De volumeknop van de autoradio gaat spoorslags een kwartdraai naar rechts bij een vroeg nummer van Scorpions. Rock-‘n-roll en auto’s!

© Hendrik Hindrex


En passant vragen we of hij weet dat Yesterday door Paul McCartney geschreven werd op de achterbank van een auto tijdens een rit van Lissabon naar de Algarve? En dat Macca de definitieve tekst schreef in het Boa Vista Hotel in Albufeira. Niet dus. Maar wel dat Paul na de opnames van The White Album een korte tijd in het nabijgelegen Luz woonde.

Vóór het interview kijken we nog even op YouTube naar het liedje La Penina dat McCartney toen na een nachtelijke jamsessie schonk aan Jotta Herre, een plaatselijk bandje. Bert vind het grappig. Ik breng het Kinky Star-optreden van I H8 Camera aan. Vermoedelijk het beste wat de komende maanden op de Belgische podia te zien zal zijn. “Doet me denken aan mijn Goona Goona-periode na de split van Crapule De Luxe. Die band heeft maar één optreden overleefd, maar we hebben ons kunnen uitleven en amuseren.” Bert raadt op zijn beurt Cassete Pirata aan: A Próxima Viagem. “Mooie sound”.


Na onze eerste vraag, declameert Bert De Coninck meteen een nieuw gedicht. Achttien maand geleden heb ik jou voor het eerst geïnterviewd. Er is sindsdien veel gebeurd. Wat heeft deze periode met jou gedaan ?

Fladder, vlinder, fladder
fladder met je flinterdunne vlerkjes
van het fijnste rijstpapier
met je neus vol stuifmeel
en je pantoffels vol saffraan
fladder, vlinder, fladder
mijn schouder is jouw landingsbaan

Eigenlijk heeft de hele quarantaine me niet echt getroffen omdat ik al heel lang probeer me in ‘perfect isolation’ te concentreren op wat ik graag doe, op wat ik echt mooi vind. Ik ben sowieso wat de Engelsen een ‘house martin’, een (plots in het Mechelse dialect) ‘hoosdoof’, een huisduif, noemen. Integendeel, we wonen op zes kilometer van Lagos.
En toen we afdaalden naar de bewoonde wereld was het een stuk makkelijker om een parkeerplaats te vinden. In Lagos mocht je nu vrij parkeren, een verademing voor veel mensen. En er waren geen toeristen. Dus het was nóg stiller dan anders in die periode. De vervuiling is normaal minimaal, omdat we frisse wind van de ‘Atlantique’ krijgen en het
meestal waait in Portugal. De lucht, zo zuiver…

Dat ik het meer als een zegen dan een vloek ervaren heb. Natuurlijk, dat waren de eerste maanden. Maar langzaam begon het door te dringen dat het ook vat op mijn muzikale activiteiten zou hebben. De eega van mijn vriend en bassist, de Engelse Rik Mullender uit Londen, begon te panikeren. En toen was ik mijn bassist (van The Woodbines nvdr.) kwijt. Een groep waarmee ik een heel repertoire had opgebouwd. We hadden ook elke vrijdag échte fun. Na drie of vier uur musiceren waren we alle twee tien jaar jonger. Minstens… Na zijn vertrek naar de UK waren The Woodbines gehalveerd. Ik mis dat dus.

Ondertussen was het gedaan met de concerten in de cafeetjes en de restaurants. Een ‘disaster worldwide’ en dan nog zoveel mensen die blind blijven voor wat zich bijvoorbeeld in Brazilië afspeelt. Ik vind het ronduit schandalig dat een highbrow als Marc Van Ranst zich moet verschansen. Dat is niet normaal. Dat zijn de gevolgen van die ene plaag die zo plotseling is opgedoken. Maar ik prijs me gelukkig en voel me bevoorrecht omdat we zoveel jaar geleden besloten hebben om op deze heuvel onze microkosmos op te bouwen. Op ‘socializing’ vlak is er voor mij weinig veranderd. Knuffelen en zo, heb ik nooit echt belangrijk gevonden. Wel veeleer vriendschap, trouw, oprechtheid en zo. Beter dan wat oppervlakkig animaal, dierlijk bijna. Zoals paarden doen: romp aan romp. Het doet deugt, da’s waar. Maar om nu te zeggen dat ik dat mis? Nee, daarvoor ben ik te veel steppenwolf, einzelgänger. Te eigenzinnig. En dat is mijn recht.

Ik vind dat de positie die iemand inneemt ten opzichte van vaccinatie, de hele houding ten opzichte van de pandemie een strikt persoonlijke zaak is. Dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Ik wijs niemand na met de vinger. Ik ga niemand blameren omdat hij er een andere mening op nahoudt. Maar het blijft een droevige zaak. Verder gaat het met de wereld steeds slechter. Ik blijf me informeren. Hoe moeilijk de VRT het me soms maakt om hier in het buitenland op de hoogte te blijven. ‘I wanna be well informed’. Ik laat me er niet door van mijn stuk brengen. Maar het is niet zo leuk om in je laatste levensjaren te moeten vaststellen dat niet alles draait zoals het zou moeten. Er zijn een heleboel dingen die niet aangepakt worden. Een Portugese schrijver noemde het ‘a tristeza monótona’, de monotone droefheid. Ik vond het een goede omschrijving van de sfeer die er hangt. Het is monotoon want veel uitlaatkleppen werden
dichtgegooid. En het is droevig want er sterven nog steeds mensen. Het is een domper op alles en iedereen. Dus, al bij al, niet zo’n leuke maanden. Maar ik bleef wel riffjes, korte liedjes maken. In alle mogelijke stijlen en talen. Ik stop niet met creëren. Ik hou mijn vingers soepel met gitaarspelen op mijn twee gitaren. Ik kijk uit naar het moment waarop we terug kunnen gaan voor concerten.

Een nieuwe band samenstellen… Er zijn al een paar goeie dingen aan de horizon, maar op dit ogenblik beperk ik me tot het schrijven van gedichten en het zoeken naar nieuwe melodieën. Ik ben met Château Clochard een bepaalde weg ingeslagen. Zoals Raymond zingt : ‘ik hou van allerlei muziekjes’. Ik luister letterlijk naar alles, zelfs soms naar fanfaremuziek. En naar opera, wat ik vroeger nooit zou gedaan hebben omdat ik dat vervloekte en haatte. En dan ontdek je ineens dat bepaalde aria’s echt iets met je doen. Dus het is een zo breed mogelijk spectrum. Zoals je kijkt naar de wereld, zoals Buddha ons leert: ‘bekijk de bol langs alle kanten en niet vanuit één positie’. Surrealistisch hé (lacht) ?

Héél surrealistisch. Je hebt in deze periode met Chris Ford het project Château Clochard opgestart en vijf nummers uitgebracht op Bandcamp. We schreven een recensie van vier liedjes (Gaza Lullaby, Little Lizard, Jean Claude Et Moi en Chocolat Horsey). Nadien voegde je nog Here Comes My Ex toe.
Yesss! Van die vijf nummers is dat, samen met Gaza Lullaby, mijn favoriete nummer. Here Comes My Ex heb ik in het Duits, in het Nederlands en in het Engels opgenomen op mijn opnamemachine. Het nummer is minstens tien á vijftien jaar oud. Ik heb het eerst in het Nederlands, dan in het Duits opgenomen. Maar Christopher en ik hebben uiteindelijk de Engelse versie aangepakt. Het is geworden wat ik wilde. Niet onmiddellijk een radio-minded ding, maar het is de vertolking van de opgekropte woede die achterblijft na een mislukte relatie met vechtscheiding. Ik heb zoals de Fransen zeggen, ‘l’amour c’est comme la soupe, le début est toujours trop chaud et la fin trop froide.’ Dáár gaat het
over. Niks meer.

Het gaat niet over één bepaald iemand. Wel over hoe de adoratie kan omslaan in afkeer, wrok en revancheneigingen. Als je er goed over nadenkt: waarom is het je ex? En er moet dan toch iets geweest zijn wat je aantrok? Ik hoor dat van veel mannen en vrouwen over hun ex. Meestal zijn het niet de fraaiste kanten die worden uitgebazuind. Ik vind die hele haattoestand überhaupt triestig, maar ik vond het wel interessant om het zo radicaal mogelijk te verwoorden. Die woorden ‘ex’ en ‘tyrannosaurus rex’… als ik er eenmaal aan begin dan beleef ik er het grootst mogelijk plezier aan om die tekst zo boeiend en diepgaand mogelijk te maken. Zonder rekening te houden met gekwetste gevoelens en zo. Want dan ben je aan ‘t lullen (lacht). Je moet zeggen wat je te zeggen hebt. Als je dan toch creatief bezig bent, laat je dan gaan. Anders doe je aan zelfcensuur. En zelfcensuur is artistieke zelfmoord.

Er was een zesde nummer aangekondigd voor Château Clochard. Dat is er niet gekomen. Wat was er aan de hand?
Ja. Dat is heel vreemd, want het is precies dat nummer dat ik met The Woodbines aan het repeteren was, toen Christopher op bezoek was bij Rik. We hadden de hele tijd onze ‘early’ Kinks en Stones-covers gespeeld. Allemaal heel leuk, en dan Si Par Hazard, een Frans nummer dat ik al jaren speel en waar ik lang aan gewerkt heb. Christopher was er meteen gek op.

Het is eigenlijk door dat nummer dat hij zei : “Bert, I want to record this. Vind je het goed dat ik dit hier in je repetitieruimte opneem en in Engeland verder afwerk ?” Dat nummer lag al jaren in mijn lade, waar er nog een pak songs liggen. Dan ook ‘ja’ gezegd, omdat ik hoorde wat hij kon als instrumentalist. Er was meteen een echte klik tussen ons. Twee muzikale weirdos die graag aan iets nieuws beginnen. Laten we iets doen wat nog nooit gedaan is. We gaan zo maar met ons schip op zoek naar Indië zonder te weten wat er gaat gebeuren. Dat moet je doen! Chris is met zijn technisch assistent Scoob naar hier gekomen. In twee dagen hebben we met beperkt opnamemateriaal de basis ingespeeld en gezongen. Ritmes gezocht. In een goeie sfeer met Braziliaanse koffie en chocolade. Dat was ons recept. En dan was het feest (lacht).

En toen zijn ze met die opname vertrokken. Ik heb er nooit spijt van gekregen. Hij heeft er hart en ziel in gestoken. Ik heb als bijna 72-jarige afgeleerd om hoge verwachtingen te stellen, ook al geloof ik er zo hard in. ‘Never ever’ wil ik gedesillusioneerd worden en dus zet ik mijn verwachtingen op nul. Maar Christopher lijkt me wel meer ontgoocheld. Het is zo verdomd moeilijk, wat je ook maakt. Heden ten dage met die pandemie en de commerciële bullshit van de music bizz… Tja. Maar ik werd steeds enthousiaster toen ik merkte op welke inventieve manier hij te werk ging. En ook de kwaliteit van de instrumenten die hij eraan toegevoegd heeft. Hij heeft eigenlijk van mijn schets een mooi
schilderij gemaakt. De basiselementen van deze vijf songs zijn hier op deze heuvel ontstaan. Op mijn manier. Flardjes. Nog eens in die taal, dan een versie in reggae. Ik heb van sommige nummers vier, vijf versies in verschillende stijlen.

Tot je zoals bij Si Par Hazard… Toen die vijf nummers opgenomen waren, dacht ik “nu komt het pronkstuk.”
Daar ga je nog enorm veel werk aan hebben, bloed zweet en tranen… Inderdaad, hij heeft er twee maanden aan gewerkt. Maar hij heeft het opgegeven. Ik wist dat hij het ging opgeven. Het is een echte Bert De Coninck-song. Ik ben er trots op. Ik blijf de stille hoop koesteren dat het toch nog een keer boven water komt. Heel bescheiden. Om de
tekst hoef ik me niet te schamen, maar de muziek is de moeite om er iets van te maken. Maar ik geef niet op. Ik ben zoals de gevaarlijkste honden. Eénmaal ik bijt, los ik het been niet.

Je hebt me weer ongelooflijk nieuwsgierig gemaakt. Bij ons vorige gesprek liet je een vraag onbeantwoord. Kan je wat vertellen over het instrumentale nummer Für Ulrike?
Ik ben natuurlijk nooit lid geweest van de RAF, de Rote Armee Fraktion. Ik sta ook helemaal niet achter hun gewelddadige activiteiten. Dat is helemaal mijn wereld niet. Ik  vond het wel erg dat een intellectuele en interessante vrouw als Ulrike Meinhof (1934-1976 nvdr) zich zo heeft laten meeslepen in die extreme Rote Armee Fraktion. Stel je  voor! “Wanneer branden de Berlijnse warenhuizen?” Dat schreven ze op pamfletten en  schilderden ze op de muren. Die warenhuizen waren voor hen het symbool van het  kapitalisme. Andreas Baader (1943-1977 nvdr) was de leider en Ulrike was militante, zoals de Koerdische vrouwen die meevechten met de milities. Maar eigenlijk is het spijtig  van haar jonge leven. Toen ik dat droevig pianowerk had, dacht ik aan Für Elise. En dat is dan Für Ulrike geworden. Nico (Mertens, de uitgever van BDC) heeft daar nooit een probleem van gemaakt. Hij heeft mij daar nooit over aangesproken.  

In die tijd was vrijheid nog heel normaal, Bert. Denk je dat het nu nog zou kunnen?
Nee, absoluut niet! Echt absoluut niet! Ik zou me met hand en tand moeten verdedigen. Eigenlijk belachelijk, want ik zie haar meer als een slachtoffer dat meegesleurd werd door haar idealisme. Want – ik heb het al gezegd – politiek, ik wil het niet. Ik lust het niet… Ik  ben nooit lid geweest van een politieke partij. Alleen van de kabouters (lacht). Maar ik  geloof wel in sociale rechtvaardigheid, mensen die opkomen voor de zwakkere, de benadeelden… die hebben altijd mijn sympathie. Maar om daarvoor een lidkaart van  een linkse partij te kopen? Nooit. Jamais. ‘Don’t follow leaders, watch the parking meters!’

Bob Dylan! Uit Subterranean Homesick Blues. Een van mijn favoriete zinnen van Bawb.
Da’s een belangrijke zin, hé. Dat is mijn filosofie. Buddha! Herman Hesse geeft het antwoord en heeft dat ook duidelijk gezegd : “Maak van de filosofie van Buddha geen godsdienst.” Wat de Boeddhisten wel gedaan hebben en Hesse heeft een lans gebroken voor de Boeddhisten die het goed menen, waar ik wil toe behoren. Right? Dus, politiek interesseert me niet. Maar als je wil weten langs welke kant van de barricaden ik wil staan, moet je maar naar Crapule De Luxe luisteren. Voilá.  

Kris de Bruyne heeft in dezelfde periode ook zijn elpee Ballerina’s afgesloten met een pianostukje, gespeeld door zijn broer Koen. Hij overleed onlangs. Je hebt enkele keren met hem opgetreden. Onder andere tijdens dat unieke concert in de Basiliek van Koekelberg (zie ons vorig interview met BDC). En op een van je laatste optredens in België op Boterhammen in de Stad (op het Spanjeplein in Brussel op 28 augustus 2001). 
Dat grijpt je aan natuurlijk. Je ziet dan de laatste opnames en je ziet het aangezicht dat vermagert. Het is net hetzelfde als met Paul Couter, waar ik dikwijls mee op zwier geweest ben, en die ik goed gekend heb. En Arno, waarvan ik me ook elke dag afvraag hoe het met hem zou gaan. Want ik zit zelf ook in de leeftijdscategorie waar van de ene  dag op de andere het zwaard van Damocles kan vallen. Dat stemt je droevig. Want ik  vind zijn Amsterdam nog altijd een van de parels van de kleinkunstperiode. Niet alleen Amsterdam, ook Lieve Jacoba (op tekst van de Nederlandse dichter Jan Arends, 1925-1974 nvdr). Kris de Bruyne zong in dat nummer die ene zin: “Mijn liefde gaat over in griep.” Geniaal, daar was ik echt jaloers op. ‘t Is ook ‘un peu surrealisme’. Het zijn net die kleine parels die ik bewonder. Zoals Kris dat gedicht vertolkt, een prachtig nummer. Dat overlijden doet pijn en dat doet mij ook met angst naar de komende jaren kijken. Je verwacht je aan het allerergste. Ik herinner me dat mijn vader, toen hij mijn leeftijd had, mij op het hart drukte: “Jongen, als je even oud bent als ik, dan ga je alleen nog naar begrafenissen. En als je nieuws krijgt over mensen, gaat het alleen over een venijnige  ziekte.” Ik dacht dat ik nooit zeventig wou zijn, maar je past je aan. En je gaat alles anders bekijken. Afscheid doet altijd pijn. 

Maar het kan ook zoals Paul Couter, die tot op zijn laatste dag nog graag een feestje bouwde.
Ja, fantastisch. Zo wil ik het ook doen.

Kort voor zijn overlijden wou hij nog op zijn ziekbed zijn laatste elpee voorstellen,  inclusief een handtekeningensessie.
Zou ik graag bij geweest zijn. Zoals de laatste woorden van Beethoven: “Verheug je, vrienden. De komedie is over.”  

Nog een vraag over over een ouder nummer van jou. Zaal 10 uit de elpee Enfant Terrible. Kan je daar wat over kwijt? Ik herinner me dat je tijdens dat legendarische concert in Koekelberg vertelde dat het over militairen gaat die door hun opdrachten gek worden.
Militaristen zijn gek, sowieso. Sommige meer dan anderen. (lacht) Zaal 10 is – spijtig  genoeg – iets wat ik zelf meegemaakt heb, mijn vriend. Anders had ik er nooit over geschreven. Ik ben dus als deserteur naar Frankrijk getrokken. Naar de Communauté de  l’Arche van Lanza Del Vasto, een navolgeling van Ghandi. Daarna werd ik busker en in plaats van mij te vervoegen op het Klein Kasteeltje en milicien te worden, heb ik alles gedaan om afgekeurd te worden. En uiteindelijk heb ik gekozen voor desertie als echte pacifist. Dat wil ik ook voor de rest van mijn leven zijn. Je leeft maar één keer. Als je dat echt vindt, moet je geen wapens in handen nemen om onschuldige sukkels iets aan te doen… Ik doe daar niet aan mee. Fuck you! Ik steek mijn middelvinger op. Ik was daar  trots op. En mijn moeder was daar ook trots op. En het maakt mij trots dat mijn moeder daar trots op was.

Maar ik ben dus tegen de lamp gelopen tijdens een verblijf in België. Ik ben toen in de gevangenis gevlogen. Eerst Leuven, dan Mechelen. Dan hebben ze me vrijgelaten na een hongerstaking van twaalf dagen. Toen hebben ze me recht naar Zaal 10 gevoerd, de psychiatrische afdeling van het militair ziekenhuis in Antwerpen. Daar zaten dus seniele beroepsmilitairen, maar ook mensen die afgekeurd werden om psychische redenen. Ik kwam daar binnen met henna-rood haar tot bijna op mijn poep. Heel lang haar met een paarse broek met kleine stoffen bolletjes onderaan. En een ouwe ‘gilet’ waarin ik gaten gebrand had en daarin landschappen had geschilderd. Een gescheurd hemd. Mijn hippie-outfit, waar ik in de Provence altijd mee rondliep. En dat was voor hen waarschijnlijk de reden om mij daar binnen te draaien, maar ook een reden om te zien of ik fakete. Ik heb er dus behoorlijk de gek uitgehangen, hoe ellendig het ook was.

Ik heb daar oudere beroepsmilitairen, patiënten horen brullen omdat ze brandende sigaretten in hun oren staken. Die dingen… Afschuwelijk, die zaal 10. Echt, ik was blij dat ik daar buiten was. Want het was erger dan de gevangenis. Ik ben daar beginnen schilderen. Twee uur per dag. Heel kleurrijke dingen. Gek genoeg was er een opzichter die dat mooi vond en zei: “Je mag hier de hele dag schilderen, maar ik ga wel jouw werken mee naar huis nemen.” En ik heb gezegd: “da’s goed.” Echt waar, echt gebeurd. Ik heb de laatste week in dat gekkenhuis overleefd door kleine schilderijen te  maken met heel kleine kleuroppervlakten. Ik zat nog onder LSD, hé. Ze hadden LSD in mijn bloed gevonden. Toen ze me opgepakt hebben, trokken ze mijn bloed. LSD blijft lang in je bloed. Toen ze dat vonden was dat genoeg voor hen om me geen geweer te geven. Eindelijk ongeschikt voor het leger, maar dat was ff afzien. Ik kon niet anders dan daar een nummer over schrijven. Dat was effectief de naam: Zaal 10. Een begrip bij mensen die niet naar het leger wilden gaan.  

Bert De Coninck is ook dichter. Hoe staat het daarmee?
Hoe langer, hoe dichter… (lacht). Daar schep ik heel veel levenslust uit. Ik doe dat met plezier. Het is zwoegen. Iets vinden wat nog niet gedaan is. Ik heb elke dag wel een gedicht dat in de steigers staat. Terwijl ik hier in de weide de paardenpoep aan het opruimen ben, met mijn neus in de wind van de Atlantique en mijn blik gericht op de heuvels van de Westcoast, brei ik dan aan een zin. Of in het midden van de nacht, om  drie uur ‘s ochtends,… weer dat gedicht voorlezen in mijn hoofd. Vooral met volle maan lukt me dat. Drie, vier, vijf zinnen erbij! Overal, op het strand, in de supermarkt… komt de muze. En de muze fluistert me de woorden in. En dan schrijf ik dat verder uit. Het is  een uitdaging. Soms krijg ik letterlijk hoofdpijn van ‘t nadenken. Dan stop ik. Ik wil daar ver in gaan.

© Hendrik Hindrex

Wil je die gedichten ook gaan uitgeven?
Ik heb nu een Portugese bundel klaar. Ik schrijf graag in ‘t Portugees omdat dat zo mooi  klinkt. Sinds dit jaar heb ik nog maar één pandemisch gedicht geschreven in die taal. Ultra black…  

INSÓNIA INSÓLITA  
DORMI EM MAUS LENÇÓIS 
DE BROCADO E CETIM  
NUMA CAMA DE PEDRO E GELO
NA TUA TORRE DE MARFIM 
DORMI EM MAUS LENÇÓIS  
DEBAIXO DA CHUVA NO TEU JARDIM  
A TRAVESSEIRA ARMADILHADA  
COM CAL VIVA E CHINFRIM  
ACORDEI EM MAUS LENÇÓIS
DE MUSGO E CETIM 
ESCARRADO PELA MADRUGADA
NAS PEDRAS DE CALÇADA 
DUM BECO SEM FIM  

ONGEWONE SLAPELOOSHEID  
IK HEB IN SLECHTE LAKENS VAN BROKAAT EN SATIJN GESLAPEN  
IN EEN BED VAN STEEN EN IJS 
IN JOUW IVOREN TOREN  
IK HEB IN SLECHTE LAKENS GESLAPEN  
IN DE GIETENDE REGEN IN JOUW TUIN  
M’N OORKUSSEN GEVULD  
MET ONGEBLUSTE KALK EN KABAAL
IK WERD WAKKER IN SLECHTE LAKENS  
VAN MOS EN SATIJN  
UITGESPUWD DOOR DE OCHTEND  
OP DE KASSEIEN VAN EEN DOODLOPENDE STEEG  

Dat was mijn laatste, maar er komt nog een. Droevig, droevig, droevig. Op een surrealistische manier. Zo heb ik er een stuk of drie, vier. Dus ik ben eigenlijk halfweg om een tweede Portugese bundel te schrijven. Nu heb ik genoeg voor een Nederlandstalige  bundel. Ik heb al enkele mensen die gedichten gestuurd en er werd positief op  gereageerd. Al wat je nodig hebt is potlood en papier en je kan je eigen wereld  scheppen. Veel verder dan Tomorrowland (lacht). Echt visionair, je kan alles op zijn kop zetten. Er staan geen remmen op. Je hoeft geen rekening te houden met materiële of  logistieke beperkingen. Alles wat je nodig hebt is fantasie en iets om dat vast te leggen. 

Ik hoorde onlangs een Portugese dichteres zeggen: “A poesia é a prima da música.” De poëzie is het nichtje van de muziek. Daarom hou ik me in mijn poëzie aan metrum en rijm. Tegen de algemene stream in. Rijm en metrum zorgen voor cadans en ritme. Zodanig dat als je het gedicht goed voordraagt, het gedicht ook muzikaal iets betekent. En veel van de gevoelens die men overbrengt door de woorden, versterkt worden door  rijm en ritme. Van Shakespeare tot Luís de Camões. Tegenwoordig is dat totaal uit den boze. En word je als ouderwetse rijmelaar versleten, maar dat zal mij worst wezen. Gelderse worst, als het moet.  

Zolang het maar geen Hema-worst is!
(Hilariteit) Da’s waar hoor. Nog een van mijn gedichten… De eerste twee zinnen bijvoorbeeld. “Een schaduw van gisteren hangt over vandaag. En traag valt de nacht in  herhaling.” Snap je? Daar zit een cadans in. Door die woorden in verband te brengen met mekaar, kan je gewoon poëtisch proza maken. Nog meer beschrijvend, nog meer  uitgebreid. Maar dat boeit me niet. Wat mij wel interesseert is, net zoals het werk van  Sophia de Mello Breyner Andresen: korte, krachtige, gebundelde, geconcentreerde gedichten waar élk woord zijn lading heeft en cadans en rijm helpen om daar een  muzikaal effect aan toe te voegen. Zodat dichtkunst méér wordt dan een saaie opeenvolging van woorden. Poëzie is de puurste vorm van fantasie. Fantasie is in ‘my opinion’ het mooiste geschenk dat je als mens kan krijgen. Van het opperwezen, uit het  heelal of van waar ook. Maar ik ben er zeer dankbaar om dat ik veel fantasie heb. En dat ik die fantasie gebruik om waardevolle dingen te creëren en niet om andere mensen te bedriegen door sluwe leugens te vertellen. Want daar kan je fantasie ook voor gebruiken. Dat is dan misbruik van fantasie. Maar de fantasie an sich heeft ook overlevers van Dachau en Buchenwald recht gehouden. Ze speelden toneel. Dat is een bekend verhaal.  

Zoals in de film La Vita é bella met Roberto Benigni.  
Ik ben geen filmkenner, maar ik ben wel een fan van Stanley Kubrick. Nog altijd. Waarschijnlijk omdat hij ook zoals Chocolat Horsey en Little lizard – die liggen dicht bij One Flew Over The Cuckoo’s Nest en The Shining – dat soort bevreemdende, angst aanjagende, maar voor mij interessante dingen maakt. Sommige mensen willen dat niet zien, maar ja… Geef ons iets dat ons wakker schudt. Pakken moet het doen ! 

You may also like

This website uses cookies to improve your experience. We'll assume you're ok with this, but you can opt-out if you wish. Accept Read More