Home Belgisch BERT DE CONINCK

BERT DE CONINCK

by Hendrik Hindrex

”Suiker zegt ze, en ze lacht haar tanden bloot.” Met dit zinnetje uit het liedje Evelyne maakt het kleinkunstpubliek in 1975 kennis met Bert De Coninck uit Mechelen. Het kwam uit de donkere, maar uitstekende debuutplaat Enfant Terrible die hij samen met Jean Rousseau uitbrengt. Vier jaar later volgt de cultklassieker Crapule de luxe. Twee elpee’s uit de tijd dat Gust De Coster het woord Belpop nog moest bedenken. Andere tijden! 

In 1980 richt Bert de groep Crapule De Luxe op. Met die band brengt hij de Engelstalige new wave-plaat Rooms for travellers uit. Daarna wordt het stil rond De Coninck. Net als Sixto ”Sugar Man” Rodríguez leek hij van de aardbodem verdwenen. Maar Bert duikt jaren later op in Portugal waar hij zich verdiept in de Portugese taal, de fado en poëzie. In 2000 verschijnt zijn cd Pomme d’amour met mooie, melancholische liedjes met invloeden uit o.a. de fado.

Net als bij Rodríguez is er bij Bert ook amper footage uit de jaren ’70. Op het archief van de VRT heeft men het schaamrood op de wangen als blijkt dat de geluidsband van een uniek concert in de kelder van de Koekelbergse basiliek niet bewaard is. In het video-archief van de VRT zit enkel een drie minuten durend fragment van zijn optreden op Nekka 77 in het Sportpaleis te Antwerpen en een TV-special uit 1979. Niet genoeg voor een aflevering van Belpop? Toch merkwaardig dat deze serie (nog) geen aandacht aan deze artiest besteed heeft. Merkwaardig voor iemand die met twee albums in de jaren ’70 de Nederlandstalige rock mee vorm gaf.

Hoe gaat het nu met hem? En hoe kijkt hij terug op die periode? Ik wil het weten en trok naar het zuiden van Portugal. Een interview over leven en werk van deze uitzonderlijke songsmid en rock-‘n-roll-performer. Op zoek naar de ”sugar man” van de Belpop. 

(c) : Hendrik Hindrex

Mechelen 1965. Bert De Coninck is dan 16 jaar jong. Wie is hij? Wat wil hij worden en luistert hij naar The Kinks?
Niet alleen naar The Kinks, ook naar The Who, Small Faces en The Spencer Davis Group en de vroege Stones… of course. Elke maand kwam er wel een nieuwe band met interessante, opzwepende nummers. Soms kwamen er dan van over de oceaan Good Vibrations. Dan kwam plots Friday On My Mind. En dan de Rock-Ola jukeboxen in de cafés natuurlijk, die heel goed klonken. Je hoefde er maar een paar munten in te steken en dan… een muzikaal festijn.

Voor ons even de fiets tegen Café Madrid in Mechelen. Dat heeft dan later een andere naam gekregen, maar elke maand was er wel iets nieuws. Dan waren het The Hollies, dan The Zombies… en kwamen The Doors overgewaaid. Hollandse vrienden die me die lp’s doorspeelden. Tegelijkertijd was ik een fan van – wat ik nog altijd de beste Nederlandstalige mensen vind – Boudewijn De Groot en Lennaert Nijgh. Maar vooral waren er in Mechelen ook jonge, enthousiaste mensen die kleine concerten inrichtten in zalen Volksbelang en Onder Den Toren voor tweehonderd man of zo. Ook in kleinere cafeetjes op en rond de Grote Markt.

Daar heb ik toen Ferre Grignard met zijn toenmalige hippieband The Hash Bamboo Shuffle gezien. Voor ons een openbaring: mannen die zich nooit wasten, met lang haar die overal hun voeten aan veegden, maar zo’n warme, zwarte muziek maakten. Eén van de beste optredens die ik ooit gezien heb was van Ferre Grignard. Daarna kwamen pas The Kinks.

Ik had toen al mijn bandje The Hot Matches. Drie dagen helemaal wild van The Kinks. Maar dat was nog niks in vergelijking met de Small Faces die de boel helemaal op stelten zetten. Graatmager, totaal euhm.. rebelse, vrije, luide muziek maakten. De muzikale kick die ik toen kreeg in die zalen heb ik later alleen maar nog eens beleefd met Elvis Costello toen ze zijn microfoon gestolen hadden en hij zodanig vol adrenaline zat dat hij daar een prachtige This Years’s Model heeft neergezet. Ik hou van stomende optredens en daarom noem ik het bandje waar ik nu mee speel (The Woodbines nvdr.) een stomerij. (lacht)

Je zat toen wel op school…
Atheneum Pitzemburg in Mechelen, in een oud klooster van de Jezuïeten, met als symbool de pelikaan die met bloed zijn jongen voedt. De pelikaan pikt met zijn bek in zijn borst, de druppels bloed vallen in de opengesperde mondjes van de kleine pelikaantjes. Dat stond symbool voor: wij zullen jullie een basis geven om later stinkend rijk te worden. (lacht)

Wat wou je toen worden ?
Eigenlijk wist ik dat toen niet. Iemand zoals Steve Marriott (gitarist van Small Faces en Humble Pie nvdr.) of minstens Ray Davies of Mick Jagger.

(c) : BERT DE CONINCK

Je dacht niet meteen aan de tolkenschool? Je ging echt voor de muziek?
Ik hield wel van talen. Ik haalde goeie punten voor Latijn, Frans en Engels. Maar wiskunde was catastrofaal. Heeft me veel bloed en zweten gekost. Ik hield ook van de gedichten van Vergilius en de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau van het romantisme was mijn held. Ik zat uren langs het kanaal Leuven-Mechelen heel rare blues te spelen als de jonge Werther, totaal verloren in innerlijke schmerzen. Maar wat ik nu nog altijd een formidabele zin vind is Rousseau die zegt “Homme attends que le vent de la mort se lève et tu déploieras ton vol vers les régions inconnues que ton coeur te demande.” Da’s een nadenkertje, als je die in verband brengt met euthanasie en zo… Op oudere leeftijd begin je al te denken aan het afscheid. Met andere woorden: het aards paradijs, vergeet het maar, het is ofwel heel kortstondig ofwel heel fragiel. Die filosofen, schrijvers, dichters… Albert Camus! La Peste! Die figuur van Camus die in Algerije schrijft en die dan nooit meer met de auto wil rijden en altijd met de trein reist en dan omdat een trein niet reed, tegen zijn zin in een auto gestapt met het bekende gevolg.

Je besluit om aan de tolkenschool te beginnen. Je speelt dan al in The Hot Matches.
Na het atheneum heb ik Engels – Spaans gekozen. Ik had beter Portugees gekozen… Ik heb dan later in Gent met avondschool vier jaar Portugees gedaan. Maar goed: ik heb daar veel aan gehad. Vooral aan Spaans en Frans als basis voor de Latijnse talen. Ik kan een Italiaanse krant lezen, maar ik kan die taal niet spreken. En ik ben gek op alles wat Latino is: poëzie, teksten van de flamenco over de fado. De belcanto in Italië, de barok die er ontstaan is, Pergolese, Vivaldi, de funk van toen eigenlijk! Na de ijskoude, sombere polyfone gezangen. In de kathedralen kwam eindelijk een orkest met trompet en violen en zo. Elk goed baroknummer maakt me onmiddellijk vrolijk. Zoals de funk. Precies hetzelfde. Ik heb die tolkenschool maar een jaar volgehouden, want ik heb het aan de stok gekregen met een leraar Engelse literatuur die mijn fles whisky die ik gewonnen had met de wedstrijd The most Carnaby’est man – stel je voor ! – afgenomen had. Ik heb er hem dan maar in mijn beste Engels op gewezen dat hij naar de hel kon lopen. Hij heeft geantwoord: “Ik zie je in september”. Ik was ontmoedigd en ik was leerbeu.

The Hot Matches dus! Waren dat schoolgenoten?
Ja, een klasgenoot zelfs. Zijn vader speelde trompet. Hij speelde gitaar en we volgden samen lessen bij het lief van mijn zus, die in een jazzband speelde en een eigen auto, een Fender Twin en een Rickenbacker elektrische gitaar had. Van hem kregen we dan lessen en konden we akkoorden leren. Dan nog een jaar klassieke gitaar geleerd. The Hot Matches waren twee studenten en een garagist. De drummer werkte bij zijn broer in een houtzagerij. Een voor allen, allen voor een! We speelden Gloria van Them, La Bamba enzovoort.

We pakten alle optredens aan die we konden krijgen. Op een keer werden we gevraagd in een van de zwaarste buurten van Mechelen. We konden toen al een uur lang goed entertainen. De zaal was wild enthousiast. Een zaal vol zeer ruige jongens en meisjes. Een sfeer die een beetje tense was. Alles bleef vriendelijk. Veel applaus. Toen gingen we naar huis en ze gingen met ons mee. Toen begon een van hen op de basdrum te slaan. Toen iemand van ons daar een opmerking over maakte, begonnen ze te vechten. Je leert daar wel van! Dat gebeurt als je jong bent. Nog altijd blij dat ik aan dingen meegedaan heb.

Je bent dan daar op een bepaald moment mee gestopt?
Er zijn dan een paar mensen bijgekomen. Een Nederlandse jongen ook, een goede zanger. Die band viel uiteen. Wel nog goeie vrienden gebleven. Later ook nog weergezien en zo.

Niks opgenomen?
Nee, alleen live gespeeld. Lol, lawaai. Ons ding kunnen doen. Het ligt helemaal in de sfeer die er toen was. De muziek die ons bevrijdde van de bourgeois, de saaie sfeer van de gezinnen van toen. Wij repeteerden in de houtzagerij van die drummer en dat was onze tempel! Ik had een vox en een gitaar die ik besteld had bij een van de eerste mailorderbedrijven! Een puberband, maar wel beter dan op straat rond te hangen.

Je bent dan ook gestopt met de tolkenschool?
Eigenlijk wou ik journalist worden. Er was toen nog geen echte specifieke opleiding voor journalisten. Studio Herman Teirlinck bestond ook nog niet. Er bestond alleen maar pers- en communicatiewetenschappen. En dan heb ik maar voor die talen gekozen. Na dat jaar had mijn vader er genoeg van. Daarna heeft hij mij ingeschreven voor een examen opsteller voor het ministerie van landbouw, diergeneeskundige inspectie. Ik ben daarin geslaagd met veel puntjes (lacht). En daar zat ik dan! Maar het was wel een leuke bende. ’s Middags gingen we eten in de Post en daarna vier pintjes en dan terug naar het ministerie (lacht). En met nieuwjaar stond er een fles in de dossierkasten.

Zoals in de BRT-serie De Collega’s?
Ja, ik heb de collega’s meegemaakt van dichtbij! Er was dikwijls een warme solidariteit en soms ruzie. Ik heb zelfs gevechten gezien. Het was een leuke tijd. Rond nieuwjaar het grote bal van al de mensen van de administratie: Sodom en Gomorra! Brussel was in die tijd ook een leuke stad. Er waren in de buurt van de Rue Neuve dancings onder de grond die om 11 uur ’s morgens de deuren openden. Echt een zwoele sfeer. En dan de geuren van die buitenlandse gerechten! De Rue De Bouchers – man, man, man ! – was echt veel kleurrijker en die geur, en vrijer… Je kon er ook goedkoop Marokkaans eten. Je zag er de gekste dingen gebeuren. Er was geen agressie, je kon gerust dronken over straat lopen. Ik heb er nooit miserie gehad.

(c) : BERT DE CONINCK

 

Zoals Johan Verminnen ze bezong over die goede jaren.
Ja, voilà ! Dat heb ik volgehouden tot ik mijn militaire dienst moest doen. Als overtuigd pacifist had ik mij voorgenomen om nooit bij het leger te gaan. Om te beginnen: ik wil geen baas. Niemand zal mij bevelen om iemand te doden of om het even wat me niet bevalt. De middelvinger! Ik ben dus gewoon naar een commune in Frankrijk getrokken. Een commune in de Larzac die toen al vegetarisch was. Zelfbedruipend. Wind- en watermolens, spinazievelden, een paard om te ploegen,..

De filosoof Lanza del Vasto, een discipel van Gandhi en stichter van de Communauté de l’Arche had in de Larzac een groot domein gekocht en een vrij elitaire commune opgericht waar ze ook deserteurs en gewetensbezwaarden opvingen. Je kon toen nog niet het statuut van gewetensbezwaarde hebben in België. Als ik met mezelf in het reine wou blijven, en zeggen: ”Ik neem nooit het zwaard in de hand”, dan moest ik weg. En dat heb ik dan ook gedaan. Nooit spijt van gehad. Ik heb de Provence leren kennen. Ik heb er zo’n twee jaar gewoond. Prachtige streek. Ik heb er in de tijd van de linkse regering een werk- en een verblijfsvergunning gekregen. Bij de boeren gewerkt, schapen gehoed, fruitoogsten meegemaakt. Ik herleefde daar samen met mijn eerste vrouw.

Ver van de muziek?
Niet zo ver. Want in de zomer was er enkel de tomatenpluk. Die was zo zwaar dat ik er niet moest aan beginnen. Daar moet je een ijzersterke rug voor hebben. Dan ging ik busken in Avignon. Gewoon op de stoep met de gitaar. Blues, Franse liedjes… (zingt) La poupée Qui Fait Non van Michel Polnareff. Dat lukte altijd. Het is pas later dat ik echt ben gaan busken: vijf terrassen rond de middag en vijf terrassen rond de avond. Zoals een traditionele busker. Daar kon je toen leuk van leven.

Wanneer besloot je toen om terug te keren naar België?
Op een zeker moment werden we overvallen door heimwee. Gek genoeg. Niet naar België zelf. Maar wel naar de leuke bruine kroegen! Goeie muziek, de vriendenkring. De kathedralen, het klokkengelui kon ik best missen. Als je trouwens in een bergdorp in de Provence woont, zijn de straten zo veel mooier, esthetischer dan de meeste straten in Mechelen, Willebroek, Sint-Niklaas of Aalst (lacht). Ik had henna-gekleurd haar tot op mijn rug en het eerste nummer wat ik hoorde toen ik in De Verloren Zoon op de Vismarkt in Mechelen binnenkwam was keihard School’s Out.

Alice Cooper!
Keihard. Ik dacht: ”Wow, I am back!”. Drie weken later had ik er dik spijt van.

Mechelen had niet echt de reputatie van een rockstad?
Nee hoor. Niet alleen hadden we Willy Donni (1936-2017) die toch iemand was in de jazzwereld. We hadden Luc Smets van The Pebbles. Voor The Pebbles opgericht werden, zat hij bij The Scallywags, één van de beste Belgische bands die ik ooit zag. Like a rolling stone. Luc speelde orgel en zong. Man, man, man!!! Stomend! Heel grote muzikant! Spijtig genoeg is hij nadien meer commerciële funk-muziek gaan spelen. Hij is daarna met The Pebbles begonnen. Dat was echt de Rock-Ola jukebox, maar dan live gebracht door Luc Smets. Hij zei bijna niets, maar hij zong ongelofelijk goed! We werden toen ook fan van The Pebbles. We gingen met de trein naar Blankenberge om ze op de zeedijk bezig te horen. De zee in de rug en The Pebbles in the front! Louis Neefs, Klaas Dekker en de Greta’s, Mechelse mannen met lang haar die aan den dop stonden. Met goeie versterkers en goeie gitaren. Daar stond ik als jonge kerel tussen. Jean Rousseau zat toen ook in die bende. Er was altijd wel een muzikale activiteit in Mechelen in die periode. Er waren bands die amper konden spelen, ze noemden zich Witchcraft… Dat was een soort vijfderangs Black Sabbath, maar dat was toch iets nieuws en daar gebeurde iets!

Schreef je toen ook al teksten,
(opvallend ernstig) Ik heb mijn eerste tekst geschreven toen ik vijf was. Die was tamelijk simpel. ”Ik ben een boterham met confituur.” Ik zong en terwijl wreef ik met mijn rechterhand in een cirkel op mijn buik en met mijn linkerhand in tegenovergestelde richting op mijn hoofd. Dan ging ik in de keuken staan en zong dat voor mijn moeder. Het eerste liedje dat ik ooit geschreven heb. Verder schreef ik graag gedichtjes, ik wou me kunnen uitdrukken.

Wanneer heb je je eerste echte nummer geschreven?
(zucht) Ik denk dat dat Evelyne was. Die plaat verscheen in 1975. Ik was in Marokko in 1974, eigenlijk had ik naar Portugal moeten gaan, want de revolutie was begonnen, maar ging dus toen naar België. Van vrienden kreeg ik een ruimte in een boerderij op de Hondshoek in Bonheiden. Heel afgelegen. Mooi zicht vanuit het raam, maar ijskoud, no money, alleen havermout en water, erwtjes in blik en zo. Ascetisch, beetje zen. Geitenkaas maken, veel slapen,… Alles achter me gelaten, gescheiden van mijn eerste echtgenote,… Breuklijn hier, breuklijn daar. In alle rust, volledig clean heb ik dat nummer daar geschreven bij de Leuvense stoof. ”Suiker, zegt ze…”, daar is het mee begonnen. La mineur-akkoord en de rest kwam tien minuten later. En mijn eerste kindje was geboren. Ik denk dat dat mijn eerste echte tekst was. En daarna ben ik gewoon verder gegaan. Toen ik voelde dat de mensen dat wel leuk vonden, heb ik er nog een paar gemaakt.

Je hebt eerst nog een tijd in Marokko gezeten? Hoe lang was dat?
Al die jaren! Na de Provence zijn we teruggekeerd en bij de breuk met mijn vrouw zijn we nog samen naar Marokko gegaan. Ik ben daar gebleven en zij is met andere mensen terug naar België gegaan. Ik ben in m’n eentje via Spanje terug naar Mechelen getrokken. Ik had zelfs geen jas meer. Ik had alleen een kleine koffer met mijn gitaar.

Hoe lang ben je alles bij mekaar weggeweest?
Zo’n drie jaar… gaan en komen, maar het was altijd got to get out of here! Eigenlijk is dat dikwijls de beste oplossing: een andere landschap instappen. En dan is het eigenlijk begonnen met Evelyne op het Humorfestival in Heist.

Je hebt jezelf ingeschreven?
Jean (Rousseau 1950-2019, ook bekend van Bizjoe, Der Polizei en LSP-Band nvdr.) heeft me gezegd: ”Kijk er valt hier een prijzenpot te winnen van 20.000 frank”. Ik dacht: ”Goh ja…”

Grappig waren jullie toch niet?
Dat is het nou net! Dan heb ik na een slapeloze nacht van mijn vriendin geld gekregen om de trein naar Knokke te nemen. Ik ben daar volledig nuchter het podium opgestapt. En ik heb daar toen Evelyne en Bijna Dood eruit gegooid, met mijn klompen aan en in mijn gescheurd hemd. Helemaal mezelf ! Ik heb dat gewonnen. Ik viel achterover – letterlijk – van mijn stoel.

Stond je alleen op dat podium?
Ja, want Jean Rousseau, die het initiatief genomen had, die moest per se met zijn vriendin en haar ouders naar Spanje. Want die reis was geboekt… En ik moest dus helemaal alleen het podium op, net nu ik zo blij was dat ik een degelijke begeleider en steunpilaar had gevonden. Maar dat heeft me net de nodige adrenaline bezorgd om dat liedje expressief te brengen. Ik won toen een platencontract en 20.000 frank. Dat was om euforisch van te worden! De volgende dag in Bonheiden zat de hippiescene en de scene van de Mechelse Vismarkt in mijn tuin. Groot feest! Zo ging dat toen.

Het probleem was dat Nico Mertens (van platenfirma Parsifal nvdr.) bij mij kwam en zei dat ik die wedstrijd zou winnen. Kom nou! Hij bood me wat te drinken aan en betaalde me een maaltijd. Nico Mertens, burgerlijk ingenieur, intellectueel, welbespraakt, kenner van het Franse chanson. Bezieler van een groot deel van de kleinkunstscene toen. Ik dacht dat het goed was en ik dacht meteen dat het Parsifal zou worden. Ik had helemaal niet in de mot dat ik totaal onvoorbereid was. Eigenlijk ben ik daar in getuimeld in plaats van langzaam een repertoire op te bouwen. En daarmee gaan optreden en een zekere bekendheid te verwerven. In plaats daarvan heb ik dat op een zotte morgen gewonnen en stond ik de volgende dag op de voorpagina van Het Nieuwsblad en De Standaard.

Je had toen twee nummers?
Ik had nog wel liedjes. De Stinkende Regen was een gedicht dat ik geschreven heb toen ik elf of twaalf jaar was. Direct na die zege heb ik De Speelgoedpop geschreven. Dat is een nummer dat Jean eigenlijk veel te braaf aangekleed heeft. Ik wou het ruiger, meer rock-’n-roll. Zoals ik dat op de lp Crapule De Luxe wel heb kunnen doen. Dat is het enige nummer waar ik niet meer achter sta. De andere nummers – in hun onnozele simpelheid – kan ik wel nog horen. Ik luister wel niet naar mijn eigen liedjes, maar als ik ze dan toch hoor, krijg ik geen rooie wangen.

Heb je je lp’s zelf nog?
Ja. Van elke lp heb ik een exemplaar. Ik luister wel nog naar mijn cd Pomme d’Amour want daar staan een paar liedjes op waar ik zelf van hou en die ik nog graag breng. Zoals De Dood Mijn Vriendin dat ook geen vrolijk, humoristisch nummer is. Dat is het net: ik ben een poète noir. Nico Mertens zei altijd dat ik een melancholische zanger was. En dat dit mijn kracht was. Is ook zo. Het probleem is dat je sneller bekend wordt en veel langer blijft hangen met die met brave liedjes, tongue in cheek, zoals De Heuveltjes Van Erika en zo. Leuk, ik wil daar niet denigrerend over doen. Maar bij mij was het altijd een bittere smaak of een donkere wolk. Het is moeilijk om daar in Vlaanderen populair mee te worden.

Hoeveel nummers had je inmiddels?
Ik had vijf nummers klaar. Ik heb toen aan de liedjes waar ik al aan het werken was in allerijl afgewerkt. Ik was echt blij met die eerste lp. Nico Mertens regelde alle opnamefaciliteiten voor die lp. Ik had ook alle artistieke vrijheid. Maar er was geen distributie! De dag na het feestje in de tuin na de overwinning ontvang ik een telegram van Philips-Phonogram met het verzoek om contact op te nemen voor het opnemen van een plaat. In mijn naïviteit en in de euforie van het eerder verkregen platencontract heb ik dat telegram in de vuilnismand gekieperd. Had ik dat aanvaard, dan had Evelyne wel écht kunnen doorbreken in Nederland. Nu is dat niet gebeurd omdat de single en de lp niet in de winkelrekken lag. Nu moest Nico met dozen vol platen van platenwinkel naar platenwinkel rijden. Maar hij had ook nog een job als leraar maquettebouw. En hij had ook nog Teaterburo Merlijn. Daar was ik fout: ik ben niet veeleisend genoeg geweest. Ik had me ook moeten informeren over de distributie, de pr en de promotie. Daar stond niks over in dat contract. Ik lag dus vastgeketend. Nog altijd. De kans om bij een sterkere, goed onderbouwde platenfirma het nummer Evelyne op te nemen heb ik domweg vergooid. Ik werd misleid door het feit dat Nico vóór de uitslag bekend was al met mij in zee wou gaan. Ik vond dat een bewijs van echt geloven in iemand. Ik zeg niet dat hij dat niet deed. Maar hij heeft te weinig gedaan om meer bekendheid te verwerven en daardoor is ook de breuk met Jean Rousseau ontstaan omdat we simpelweg op boerenkermissen stonden of zaaltjes die helemaal niet deugden.

Dat gold voor de meeste artiesten in die tijd, toch?
Ja, dat weet ik. We hebben ook mooiere gelegenheden gehad. In Nederland en optredens voor de VUB met Zjef Vanuytsel en André Bialek en zo. Nico heeft ook voor goeie dingen gezorgd, maar niet genoeg om zoals Wim De Craene en Johan Verminnen een goede band bijeen te houden en te evolueren naar een veelgevraagde band in Vlaanderen en Nederland. Nooit gelukt. Na een jaar was de bron opgedroogd. Jean, die echt bezeten was van muziek, wou vooruit. In zekere zin heeft hij me dan gebruikt als steppin’ stone. Hij is dan naar Bizjoe overgestapt, wat ook niet zo fijn was.

Je werkte met fantastische muzikanten aan Enfant terrible. Mich Verbeelen, Firmin Timmermans, toen vooral bekend als drummer van Johan Verminnen. Drummer Chris Debraeckeleer en jouw stadsgenoot Chris Joris.
Firmin is ook een fantastisch mens trouwens. Chris Joris is ook een rasmuzikant, klassiek gevormd en heel lieve man ook. Een talent tot en met. Zeer, zeer gevoelig.

Chris Joris en Jean kende je uit Mechelen. Hoe kwam je terecht bij Mich en Firmin?
Daar heeft Nico voor gezorgd. Op artistiek vlak kreeg ik alles van Nico.

(c) : BERT DE CONINCK

De lp is opgenomen in een homestudio in Brugge?
Die is opgenomen boven platenwinkel Hifi-Home in Brugge, een winkel met hele goeie platencollectie. Ook jazz die Nico toen importeerde. Voor Enfant Terrible was er enkel een plaat opgenomen van Ons Dorado, een koor uit Brugge (lacht). We hadden Ron Cottam, de Engelse folkzanger die echt zijn best deed om alles zo goed mogelijk op te nemen. Het was geen topstudio, maar we hadden veel vrijheid en de sfeer was supergoed. Het kwam erop neer om precies uit te leggen wat ik wou en dat ging goed. Ik had natuurlijk in een betere studio kunnen opnemen, maar eigenlijk… ik heb iets tegen dat overdreven ”belang hechten aan.” Maar als je song goed zit, dan lukt het toch. We zijn daar toen zowat een maand mee bezig geweest.

Even over de nummers nu. Het Is Me Allemaal Teveel
Na de preselecties van het Humorfestival kwam Jean naar mijn boerderijtje in Hondshoek, Bonheiden en op een namiddag zei hij dat hij met een nummer bezig was: ”Maar ik heb nog maar een zin: Het is me allemaal teveel”. Hij speelde de drie akkoorden van het refrein. We hebben dat dan dezelfde dag afgemaakt. Ik heb de rest van het nummer ingevuld. Ik wist direct waar ik naartoe wou. ”Ik zwijmel rond van ’s morgens vroeg…”

Ik heb die hook of die slogan van Jean uitgewerkt tot dat liedje met die Moog en Mellotron. Ik hield veel van (zingt The Court Of King Crimson) King Crimson. En ik wou dus ook Mellotron. Jean heeft die lp geproducet en dat heeft hij goed gedaan. De kermisgeluiden in Pas 25 waren mijn idee. Die kermisgeluiden zijn opgenomen op de kermis van Mechelen op een cassette (neuriet de kermisgeluiden). Zo aangrijpend met die paardenmolens en ik stond daar met mijn cassettespeler. Waarop Jean: ”Dat klinkt niet zo goed”. Hij heeft het er wel opgekregen. In die zin heb ik dus wel meegewerkt. Ik was wel blij dat ik kon samenwerken met iemand die dag en nacht met muziek bezig was. Jean was een rasmuzikant. Heeft ook nooit anders gedaan. Hij sliep met de radio aan om onbewust ideeën op te doen. Zijn appartement! Er zaten altijd minstens vier muzikanten en er stond altijd een grote pot gunpowder tea. Er werd gerookt en gejamd. Folk en bluegrass en dan Jean… en ik zong er dan bij. Kleine sessions.

Als ik in Mechelen was sprong ik binnen en we waren vertrokken. Daarom ben ik niet akkoord als je zegt dat Mechelen geen echte rockstad was. Er leefde wel iets. Onder andere Chris Joris, Fons (Jacobs nvdr.) en Jean.

Pas 25. Het soberste, en misschien wel het mooiste nummer van de hele lp?
Straight from the heart! Ik was pas 25 en ik voelde me oud. Ik kan alleen maar nummers schrijven als ik iets van me af moet schrijven. Nog altijd. En het moet zoals Bob Dylan zegt ”out of the blue” komen. Ik was pas 25 maar vanbinnen ben je al een stuk van je jeugdige enthousiasme en onschuld kwijt. Daarom is het nummer goed. Ik hou er zelf ook nog van. Ik speel het zelfs nog.

(verwonderd) Echt?
Greetje zou ik niet meer kunnen spelen, want ik ben de tekst vergeten. Voor de rest speel ik ook nog De Dood Mijn Vriendin en Evelyne.

De hoes van Enfant Terrible. Hoe ging dat?
(kijkt naar de achterkant van de hoes) Dat is op een braakliggend terrein, waar ook afval verbrand werd bij de oprit van de snelweg in Mechelen. We zochten een mistroostige omgeving die contrasteerde met de lugubere gezelligheid van de voorkant van de hoes. Daar was verder niet over nagedacht. In mijn vriendenkring op de Vismarkt in Mechelen was er ook een man, Peter Van Kerckhove, die knappe foto’s maakte en Jean en ik waren onmiddellijk akkoord om met hem in zee te gaan voor die foto’s. Nico vond het ook een goed idee. Peter wou een foto buiten en voor de voorkant een foto binnen. Meteen de auto in naar die vuilnisbelt en meteen foto’s maken. Peter werkte met een heel goed fototoestel en hij was bezeten van fotografie. Ik kende hem uit het atheneum. Hij was een hyperactieve, zeer bekwame fotograaf.

Liep Jean Rousseau er toen altijd zo bij zoals op die hoes?
Zo was Jean. Hij was een Doobie Brothers-fan. Hij was ook groot en met zijn imposante snor en zonnebril staat hij daar als een maffiafiguur. Het contrast met mij is enorm. Ik sta erop zoals ik was. Met hetzelfde hemd heb ik het humorfestival gewonnen.

Ik ben nog altijd zo… Geen dedicated follower of fashion. Het was een oud boerenhemd dat ik ergens gevonden heb. Jaren in rondgelopen. De foto is gemaakt in een gezellig huis van hippievrienden. Stel dat Jean gekleed was zoals ik, dan waren we een soort folkloreduo geweest. Contrast! Dat was de bedoeling.

Zonder meer één van de mooiste Belgische platenhoezen!
Daarom is het zo spijtig dat de distributie helemaal mank liep. Dat, zelfs met dat goede artwork en enkele interessante songs, die ook in Nederland, in de smaak vielen. Je kunt geen broodjes verkopen als je geen gebak hebt. De distributie stelde niks voor. Ze bestond nauwelijks. Sorry. Met een stationwagen met vier dozen platen heel België en Nederland willen bevoorraden. Heel amateuristisch.

Er is met hart en ziel gewerkt aan die hoes en aan die nummers door Jean en mezelf en ook Chris Joris. En al die creativiteit verdwijnt dan in het niets omdat ze niet naar buiten kan. Het is zoals… Ik heb hier vier gedichten liggen. Ik hoop dat ik ooit een uitgever vind. Muziek moet gehoord worden. Anders heeft het geen zin. Maar ik was toen totaal onvoorbereid. Voor mij was het toen een totale verrassing dat ik het Humorfestival won en de studio zou ingaan met Timmermans en Verbeelen. Had ik dat geweten, dan had nog een jaar gewacht en nóg straffere songs geschreven!

De hele Belgische scene was toen toch wel heel erg amateuristisch?
Ja ok, maar de grote platenfirma’s hebben toch altijd een distributie en promotie gehad. Zonder kan je in muziekland gewoon niks aanvangen.

Na het uitbrengen van Enfant Terrible komt een periode met heel veel optredens in mijn herinnering.
In jouw herinnering… (lacht) Ik herinner me van die optredens als er iets speciaals gebeurd was, of zo. Maar er zijn ook optredens waar ik me helemaal niets meer van herinner. Ik wachtte gewoon tot er een contract binnenkwam. Londerzeel Ha, rijden naar Londerzeel!

Ik pik er een paar uit. 20 augustus ’77: Mallemunt in Erpe-Mere met Wim De Craene, Jan De Wilde, Bert De Coninck, Luk Vankessel… Het Brusselse festival had gezorgd voor een redelijke geluidsinstallatie voor die eenmalige editie buiten Brussel.
Ja hoor, mooi weer, veel volk en dat het goed verlopen is. Maar dat is ondertussen zo ver weg. Er is ondertussen zoveel gebeurd…

Ik herinner me veel meer van de optredens van de tijd van Crapule De Luxe die we met de Brugse band (Sfunks nvdr.) gedaan hebben. Daarvan zijn de herinneringen meer levendig. De beste optredens waren in die zalen waar er verduistering was en goede belichting, waar we konden spelen met visuele aspecten. En de slechtste optredens op een boerenkar in een smalle straat in Kortrijk en pech genoeg en toen kwam de vrouwelijke verantwoordelijke van de jong-socialisten kijken. Het plan was dat we een tour zouden maken langs de centra van de jong-socialisten. Maar we stonden daar in die smalle straat, vroeg in de namiddag, weinig volk… Heel anders dan een week eerder in een goeie zaal in Mechelen. Dat liep heel goed met Jean en Walter Carlier. Dát klonk heel goed, gewoon met drie man.

Walter Carlier is ook een speciaal figuur en een hele goeie muzikant. Die tour voor de jong-socialisten is dus niet doorgegaan. In plaats van haar te vragen om te komen kijken toen we in een goeie zaal speelden. Zulke dingen dus. Toen we daar speelden in die smalle straat voelde ik dat het niet werkte. Ik zag af! Het was een ramp, snap je? Van de contracten die binnenkwamen waren er altijd zeven die goed waren en drie op een braderie of ergens in…

(c) : BERT DE CONINCK

In ’79 maak je ook de tv-special met Fran (Fransisca Degeyter, 1960-1986 nvdr.). Die special is maar één keer uitgezonden?
Dat is hetzelfde als met dat boerenpodium. Hoe vriendelijk en bekwaam de mensen van de BRT toen ook waren… Je komt daar dus aan met de muzikanten vanuit Brugge om tien uur. Dan moet je in een vuilnisbak kruipen en de muzikanten staan daar een beetje te faken terwijl ze Crapule sec spelen. It’s no rock-‘n-roll! Bij de buitenopnamen was het natuurlijk interessanter, zoals Johnny en zo.

Als ik dat nu terugzie, ben ik eigenlijk blij dat dit niet heruitgezonden is. (lacht) Hoe goed de bedoeling ook was van Guido Depraetere, die trouwens heel sympathiek was. Wel leuk om te doen: van Mol naar de kust. En van Zaventem met Fran in dat vliegtuig. Ik zou een idioot zijn als ik zou zeggen dat het spijtig is dat die mooie documentaire niet meer uitgezonden is of zoek geraakt is. Dat bleef een koude bedoening. Iggy Pop heeft toch een half decor afgebroken omdat het het zodanig saai was dat hij het gevoel kreeg ”Wat sta ik hier eigenlijk te doen?” En dat is het gevoel dat ik daar kreeg. Er is een regisseur die zijn job doet, maar er zijn ook mensen die er gewoon maar bijstaan. Maar jij moet daar wel tien uur extravert staan doen.

Het enige andere bewaarde beeldmateriaal van de BRT, zijn de beelden van Nekka 77. Ruim drie minuten beeld.
Waar we De Speelgoedpop gebracht hebben op een 12-string en een 6 string-gitaar. En Evelyne, dacht ik.

Je kreeg toen wel vaker negatieve reviews. Ook van het optreden op Nekka 77.
Tja, zoals ik daarnet zei… Het moet een beetje plezant blijven. Je mag niemand voor het hoofd stoten. Als je zoals Wim De Craene je vinger in de wonde steekt. Dat is het net. Bijna iedereen bleef op de vlakte, behalve Wim en ik.

Bij de persconferentie van Nekka zag je dat ook. Al die andere deelnemers spraken met de pers, met een hapje en een drankje. Maar Wim en ik stonden ons te vervelen. Op een gegeven moment haalt Wim een groot stuk hasj uit een kleine blikken doos om een joint te rollen. We hebben die dan met zijn twee in dat hotel zitten blowen. In no time kwamen alle journalisten rond onze tafel staan. Wim en ik zijn dan bijna buitengevlogen uit dat hotel. En toen iedereen daar al buiten was, zaten we daar nog. We zijn dan nog een stapje in de wereld gaan zetten in Antwerpen. Was fantastisch! I don’t remember. I don’t recall. I don’t remember anything at all. En hij waarschijnlijk ook niet. In het begin was Wim tamelijk afstandelijk. Hij was een zelfbewuste “I am a rock”-achtige persoon. Maar toch zeer sociaal bewogen en met geëngageerde teksten. We hadden mekaar al een paar keer gezien. In dezelfde programma’s gezeten.

“Ha, Bert De Coninck”, “Ha Wim De Craene”. Sans rancune natuurlijk. Maar daar op die persconferentie van Nekka, zijn we verbroederd. We zijn daar blijven plakken, veel gebabbeld. Hij heeft veel over mij geleerd en ik over hem. Ik snap nog altijd niet dat een nummer zoals Rozane zo begraven en dood is.

Hoe bedoel je?
Ja, er is veel te weinig over Wim geschreven en gepraat. Wordt ook veel te weinig gedraaid. Ik ben niet beschaamd over mijn eigen werk, maar Tim en Rozane zijn twee parels waar ik niet kan aan tippen. Geen valse bescheidenheid. Hij is er ook als een van de eersten mee begonnen. Maar als je dan een liedje schrijft over een ”man met een confectiepakje aan”, dan voelen veel Vlamingen zich beledigd (een verwijzing naar De Kleine Man van Wim De Craene nvdr).

Zijn houding was er een van ”hier ben ik en dit is mijn band”. Ze waren ook goed. Hij heeft hele goeie nummers, heel goed geproducet. Hij legde me uit hoe hij zijn drums opnam met allemaal dingen die hij zelf uitgevonden had. Echt een rasartiest! In elk interview, ook in Nederland, vermeld ik hem. Zo onderschat! Prachtig! Dat is heel de sfeer van de late sixties en de early seventies in het Patershol, in sommige wijken van Antwerpen rond de Muze. De vrijheid, de spontaniteit, de late uurtjes, het drankmisbruik… niet in een zielige context, maar gewoon de samenhorigheid. (zingt) “Er is genoeg voor iedereen, dus laten we drinken”. De paupers die zich vrij voelden. Vrijer dan de man met het confectiepakje. Als er echt één nummer is, dat die tijdsgeest mooi vat, dan is het Rozane.

(c) : Hendrik Hindrex

Voor zover ik kon nagaan was je in die periode ook de allereerste columnist uit het rockmilieu. De columns verschenen in het uitstekende muziekmagazine Kick. Hoe kwam je daar terecht?
Ik ben op een moment gewoon aangezocht om een column te schrijven. En ik vond het nog leuk ook. Bestaat dat blad nog? Ik herinner me nog een column over Place de l’Horloge in Avignon.

Ik heb hier een foto van die column, gefotografeerd in de bibliotheek van Gent. Dat maandblad bestaat helaas niet meer.
Straf! Ik herinner me nu de foto, ja. Allez zeg!

(c) : BERT DE CONINCK

Dan wil ik het nog even hebben over jouw optreden in de kelder van de Basiliek van Koekelberg. In ’79 viert de stad Brussel haar millennium. De BRT viert vlijtig mee en organiseert 22 optredens op diverse locaties. Uitstekende optredens die opgenomen en integraal uitgezonden worden. Optredens van onder andere Toots Thielemans, Lieven Coppieters, Dirk van Esbroeck, Boudewijn de Groot, Rum…. Jij trad op 5 mei ’79 op in de kelderzaal van de Basiliek, een zaal met een geweldige akoestiek. Van het archief van de VRT kreeg ik de bevestiging dat die tapes gewist zijn voor hergebruik. Je optreden daar – ik was erbij – was fantastisch. Die 22 optredens hadden 22 geweldige live-albums kunnen opleveren.
Ja, de akoestiek was daar inderdaad erg goed. Een selectie van de beste nummers, ja. Verloren gegaan om economische redenen. Dat is wat Vlaanderen voor cultuur overheeft. (lacht) Ik had gewoon een goeie dag. Alles viel mee. Ik herinner me dat optreden heel goed. Ik was ook nuchter toen.

Ik heb je in die periode enkele keren live gezien. Je liet regelmatig nieuwe nummers horen die zouden leiden tot je tweede lp Crapule De Luxe. Waarom liet die tweede lp vier jaar op zich wachten?
Ik heb altijd traag geschreven. Ik schrijf alleen maar als ik iets te vertellen heb. Daarom zijn ook mijn gedichten – waar ik me nu volop concentreer – allemaal kort en bondig. Ellenlange zinnen, om zoveel mogelijk inkt te verbruiken is rommel. Mijn grootste voorbeeld is Sophia de Mello Breyner Andresen (1919-2004, Portugese schrijfster nvdr). Die schrijft ook kort, bondig, krachtig. Jules Deelder-achtig. Ik heb sonnetten geschreven in het Frans en in het Nederlands met ook van die langdradige en welluidende zinnen, een beetje archaïsch en zo.

Da’s allemaal leuk. Ik ben terug bezeten door de poëzie als een zeer makkelijk, binnen bereik en onmiddellijk te consumeren vorm van creativiteit waarbij je enkel een stuk papier op tafel legt. In het midden van de nacht sta ik op en schrijf die zinnen op. Portugese zinnen, Nederlandstalige zinnen. Als ik iets interessant vind, sta ik op. Ik ben geen veelschrijver. Ik schrijf altijd onder impuls. Als er iets gebeurd is, als iets me geraakt heeft. Schrijverij an sich is mij vreemd.

Op Crapule De Luxe werk je met Serge Feys en Jean-Marie Aerts die kort nadien aan de slag gingen bij TC Matic. Zag je TC Matic aankomen?
Een godsgeschenk! Dat zou inderdaad niet zo lang meer duren. Nee, ik zag dat niet aankomen. Ik heb nog de single Walking The Dog van Tjens Couter uit die periode. Ik was een fan van Tjens Couter en ik wist dat Arno iets in zijn mars had. Niet alleen – il était beau – had hij, waarschijnlijk door die Engelse roots de rock-’n-roll. Trouwens ik heb veel sympathie, bewondering en respect voor die man. Omdat hij zo sterk zichzelf is. Ik heb net als Arno hetzelfde motto gestolen van Toots Thielemans: ”Wees jezelf”. Dat is het allerbelangrijkste.

Arno, Wim en ik in mindere mate: we hebben tegen schenen geschopt. We hebben ruiten aan diggelen geslagen. Van die burgerlijke, betuttelende toestanden, geen sigaret opsteken in de studio-toestanden. Je kan zeggen dat hij een onbeschofte man is, als je weet dat er niet mag gerookt worden. Pff, je ziet hoe het nu aan het worden is. Niets kan nog. Niets mag nog. Alles moet. Wij hebben ons daar altijd tegen verzet. Met veel plezier. Liefst op een ludieke wijze. Jacques Brel heeft gezegd: ”Alleen idioten aanvaarden de maatschappij, de wereld zoals die is”. Als je nooit tegen een deur stampt, ben je een idioot.

Je kende Paul Couter?
Daar ging ik veel mee op stap. Sympathieke man, goeie muzikant ook met heel eigenzinnige ideeën. Goeie gitarist, heel leuke man !

Je kende Arno toen nog niet?
Toen niet, maar na Crapule De Luxe wel. Toen kwam ik Arno, Luna Twist, The Misters en zo regelmatig tegen. Toen heb ik een paar keer met de charmante mens Arno gebabbeld. Arno is altijd un monsieur geweest. Honderd procent zichzelf. Dat vind ik zo fantastisch. Hetzelfde geldt voor de Gentse reus Roland van Campenhout met wie ik een jaar of tien geleden nog eens samen geblokkeerd heb gezeten in de lift van een ondergrondse parking. Na Boterhammen In Het Park. Roland was gekleed in een oranje oliekleurig maatpak. Een reus met een verweerd gezicht van j’ai vécu, j’ai vécu en encore j’ai vécu. We hebben van dat half uur gebruik gemaakt om een echt heel toffe babbel te doen! Ik heb hem nadien nog eens ontmoet bij de viering van mijn vriend Philippe De Chaffoy, de violist met wie ik Pomme d’amour heb opgenomen. Roland dus, echt een man die volledig zichzelf is en aan alles vierkant zijn voeten veegt, behalve aan de muziek.

Mag ik zeggen dat Crapule De Luxe de allereerste echte Belgische Nederlandstalige rock-’n-roll-plaat is?
Ik voel me vereerd. Kijk, ik ben door dat Humorfestival eigenlijk gebombardeerd tot kleinkunstzanger. Ik heb me daar altijd aan geërgerd. Het woord alleen al: affreus. Chansonnier: ja! Geen kleinkunstenaar, want dan zit je direct in die vendelzwaaiende, ouderwetse sfeer van Tijl en Nele… Daar zat ik helemaal niet in!

Ik was een Hot Match, een Mechelse ket die lawaai wou maken en gekke dingen doen, maar geen in het gelid stappende Vlaamse, brave jongen. Crapule De Luxe is een revanche. Het is toch mogelijk om in het Nederlands te zingen en van die kleinkunst af te raken. Jean-Marie Aerts heeft daar natuurlijk voor gezorgd. De bassist en producer Ghislain Slingeneyer was door Nico ingehuurd om die wilde plaat die ik wou maken in goede banen te leiden. Het is hem goed gelukt. Ghislain werkte voor het BRT-orkest. Goeie bassist en sympathieke man. Klikte meteen. Ghislain, Feys en Aerts en ik. Drie West-Vlamingen en deze jongen, in een Brugse studio. Alle dagen feest! Van de eerste dag tot de laatste noot: feest! Hard werken, maar fuckin’ rock-‘n-roll! Er zijn daar partijen gespeeld, die nooit opgenomen zijn… Ik had het liever nóg iets meer Stooges gehad. En ik denk Jean-Marie ook. Maar eigenlijk hadden Nico en Ghislain Slingeneyer gelijk. We moesten het een beetje radiovriendelijk houden en er zorg voor dragen dat we niet onmiddellijk in die zeer interessante subcultuur kwamen. De tijd was daar nog niet rijp voor, laat staan voor een Stooges-achtige aanpak. Raw Power!

…Album van The Stooges. Dan de liedjes van die lp. Johnny heb jij geschreven voor Fran?
Mét Fran. Ik had een riedeltje gevonden. Fran had zo’n elektronisch pianootje met clavecimbel-sound en pianosound. (Zingt: “tadadadodom”) Fran schreef ook gedichtjes, flarden tekst of gewoon beschouwingen. Ik heb nog altijd een boekje met teksten van haar. En tekeningen. Dat was de hele dag creativiteit in ons huisje in Brugge. Fran had een zin: ”Johnny wacht me op aan de poort van de school, is mijn held, is mijn idool”. We hebben dat samen uitgewerkt en ik heb die tekst vervolledigd. Het is heel frèle gezongen. Je voelt dat geen professionele zangeres aan het werk is, maar het is wel ergens heel echt. Precies omdat het niet een studiozangeres is. Ik hoor het nog altijd graag. Ik hoor nog altijd foutjes, maar die kunnen de sfeer niet bederven. En Johnny was geboren.

Volgend nummer. De Katvis. Vertel! Je werd wakker op de zevende verdieping van een flat in Den Haag?
Een slapeloze nacht. Een Jules Deelder-nacht. Het was gewoon in het Sint-Annakwartier, een dorp in het midden van Brugge in flat op de derde verdieping met een zwart plafond en sterretjes. In een mum van tijd zaten we in de kroegen in het centrum. Ik was verliefd op Brugge in die tijd. Echt waar! Er waren toen nog amper toeristen. Maar het was nog een leefbare stad voor Bruggelingen.

En het nummer Crapule De Luxe?
Je gelooft het niet. Het was tien uur ’s morgens. Jean-Marie Aerts had zijn klein mini-voxtje bij en zijn elektrische gitaar. Ik had ook een zwarte elektrische gitaar die ik ingeplugd had in het systeem van de studio. Ik zeg dus waar ik naartoe wil en speel de melodielijn, en wat er op muzikaal gebied kon gebeuren in dat nummer. En ik zong de tekst. De eerste take was iets te traag. Een half uurtje daarna waren we klaar om het in take op te nemen. Heel snel en zonder te zoeken.

Het moest vooral spontaan en niet met duizend koortjes en niet met zevenduizend synthesizers. Feys op de keyboards en de fantastische drummer Tony Gyselinck die samen met Jean-Marie er stevig tegenaan ging. En Ghislain natuurlijk die stevig kon bassen. Een plezier! Ik heb – ook met Enfant Terrible – altijd met hele goeie muzikanten gewerkt. Dat is zo spijtig: dat ik op artistiek vlak, Nico erg dankbaar moet zijn. En dat ben ik ook. Maar ik vind het verdomd spijtig dat hij me met zijn label een contract voorgelegd heeft waarin twee luiken ontbreken: promotie en distributie. Ik heb altijd op een ontspannen manier kunnen werken voor deze eerste twee lp’s. Het lag wel anders bij Pomme d’Amour. Daar staan een paar nummers op waar ik echt tevreden over ben. Maar, we hadden meer tijd nodig. Als we voor die plaat op dezelfde manier hadden kunnen werken zoals Enfant Terrible. Nice. Dan had het nog meer pomme d’amour kunnen worden.

Enfant Terrible is een collector’s item. Onlangs stond ze op Discogs te koop voor 90 (!) euro. Ook Crapule De Luxe is gegeerd en staat bekend als een cultplaat. 45 en 41 jaar geleden gemaakt.
Joepie! Nee, maar geen idee. Dat is iets waar ik niets van weet. You’ve got to walk and don’t look back.

Crapule sec… Een liedje over de politiestaat. Nog altijd actueel.
Spijtig genoeg. De Stones hebben het nog zwarter uitgedrukt: “All cops are criminals and all sinners are saints”. Maar ik ben nu 70 en ik weet intussen wel dat er politiemensen zijn die echt goed werk doen, die ethisch verantwoord te werk gaan, die mensen helpen. Je mag nooit generaliseren. Maar als je ziet tot welk doel, het vuile werk wat die mensen moeten doen voor de politici. In Amerika, in Frankrijk, overal. Pepperspray en traangas. Vroeger was er wierook en tranen. Nu is er lachgas en traangas. Trouwens, een goeie titel voor een nummer: Lachgas en traangas.

Mag ik zeggen dat Crapule sec een punknummer is? In het Engels had het een nummer van The Kids kunnen zijn?
Zeker weten, maar er waren dus een paar jongens ons voor. Wat ik ook nog altijd koester is: “God save the queen and her fascist regime”. Ik vond het wel vreemd: al die hanenkammen en die spelden. Dat strookte niet met onze wereld. De wereld van Fran en mij was nog altijd meer romantisch. Dat botste dus wel. Maar tegelijkertijd besefte ik dat ze gelijk hadden. De hele muziekbusiness was melig aan het worden. Dat is altijd zo. Actie en reactie. Er waren ook The Stranglers, Elvis Costello… Punk! Ik denk dat veel bands die toen al jaren bezig waren en een enorme bagage hadden toen besloten om een tempootje sneller te spelen. Als je goed kijkt naar de eerste foto’s van The Stranglers. Die zien eruit als ouwe Amerikaanse hippies. Rattus Norvegicus. (Hun debuut uit 1977 nvdr) Goeie muziek, maar toch heel kwaad. Ik blijf nog altijd hun Always The Sun spelen.

Het viel me weer gisteren op dat Always The Sun op het lijf geschreven is van Tom Barman. (Het interview is opgenomen op 29 december, daags na het concert van The Woodbines nvdr.)
Why?

Dat nummer ligt toch erg in de lijn van het werk van dEUS en Tom Barman?
Mwah, aah ja! Ik ben trouwens ook enorme dEUS-fan, vooral van de periode met Stef Kamil Carlens. Als ik dat aan Engelse of Portugese vrienden laat horen! Trouwens in Lissabon worden ze op handen gedragen.

Wim Mertens treedt binnenkort op in Porto en Lissabon !
Viva Portugal!

Barman is vaak in Sesimbra, zo’n 40 km ten zuiden van Lissabon.
Eénmaal je de Portugese microbe te pakken hebt… We zijn gesjareld. (lacht)

Nooit contact gezocht?
Nee, Hendrik, da’s toch wel een andere generatie. Trouwens ik ben een housemartin, een steppenwolf en einzelgänger. Ik denk dat veel mensen die graag creatief bezig zijn defensive isolation opzoeken. Je hebt niet alleen splendid isolation, wat staat voor echte luxe. Ik heb er geen moment aan getwijfeld: nooit Facebook, nooit Twitter. Geen enkel sociaal medium interesseert me. Ik heb er geen tijd voor. Het gaat me helemaal geen bal aan. De wereld moet niet weten waar ik ben, wat ik doe,.. je m’en fous éperdument. It’s none of their business. Punk!

Meer punk kan het nauwelijks. Volgend nummer: Cadillac. De enige cover op de plaat.
Als jonge gast vond ik dat al een intrigerend nummer. Dat begin, het contrast. Zoals Beethoven. Een constant-lawaai-nummer. Muziek moet zoals clair-obscur zijn. Er moet een rustpunt inzitten. Een goed nummer zoals 99 Luftballons heeft dat ook Van heel rustig ga je over naar opzwepend en dan wordt het weer ineens stil. Daarom hield ik van Cadillac. We hebben daar ook weer pech mee gehad. Omdat een week vóór de single uitkwam, dat er een Vlaming was, wiens naam ik al vergeten ben, die de Engelstalige versie gecoverd heeft. En die kreeg airplay. De mensen dachten dat wij ook nog snel dat nummer gedaan hadden. Absoluut niet, maar dat zijn dat zijn van die kleine momenten die me mijn hele leven al achtervolgen, maar waar ik geen nacht van wakker lig.

Nog iets over de hoes?
Dat kunstwerk werd gemaakt door Lieve Prins, de zus van Fran. Het is gemaakt met mixed techniques. Acryl, foto, stift en zo… Zelf vond ik die Duvel-fles niet zo’n goed idee, maar toch een mooie hoes.

(c) : BERT DE CONINCK

Niet zo veel later, na het verschijnen van die lp, komt Vrijaf op de radio. Een programma van Gust De Coster, waarin hij de term Belpop lanceert. Ook Hitring komt op tv. Heeft die evolutie jouw keuze voor de Engelse taal beïnvloed?
Ja, zeker. Net zoals we voor Cadillac te laat waren, waren we voor Belpop te vroeg. We waren goed op dreef. Ik heb toen graag getourd en op vele plaatsen hebben we de boel plat gespeeld.

Met Sfunks?
Ja, een Brugse band. Je gelooft het of je gelooft niet, maar – hoe heet het ? – (aarzelend) symfonische rock, jazzrock, progrock, funkrock, I don’t know. Maar dat waren goeie muzikanten, ook een goeie drummer.

Kries Roose ook? Ik zag hem vorige zomer nog als toetsenist in de band van Jan De Wilde!
Die speelde toen bas, hij was eigenlijk de chef d’orchestre. En zij, Sfunks dus, hadden af en toe optredens, maar op een zekere dag vroeg iemand waarom we niet samen speelden. Waarom wordt Sfunks niet Berts begeleidingsband? En inderdaad. Nico was er ook mee akkoord. Zo is dat begonnen.

Stilaan sijpelden in ons repertoire hoe langer hoe meer covers binnen. En het werd hoe langer, hoe leuker om te doen. Paint It Black, bijvoorbeeld. Bij Paint It Black is toen op een bepaald moment – ik denk in Sint-Niklaas – de brandweer binnengevallen in de cinema waar we toen speelden. Op de eerste drie rijen was iedereen op de cinemastoelen aan het springen tot het allemaal kapot ging. Een andere keer in de VUB traden we op voor de Nederlandstalige studenten. Dat was een soort refter, met een slechte akoestiek en daarom hadden ze hele grote, dure, beige-grijsachtige meters-lange gordijnen opgehangen. Om toch wat akoestiek te hebben. Na ons Nederlandstalig repertoire begonnen we met de covers. Waar we allemaal naar verlangden. Onze drummer was een hard-rockdrummer. Kries Roose was klassiek opgeleid en een all-rounder. Eric Neels, dat moet ik niet uitleggen, dat is een van de beste gitaristen van België. Ronny Geldhof was een goeie keyboardplayer.

Toen we dan begonnen met die covers zijn een twintigtal studenten in die gordijnen naar boven gekropen. En dan naar beneden glijden. Gordijnen stuk. Het concert stilgelegd. Een grote zaal die stampvol zat. Een stomend optreden dat wel een beetje uit de hand gelopen is. Ik heb ze niet opgehitst. De muziek hitste hen op. (lacht) That’s what rock-‘n-roll is all about: breek alles af! Hoewel, ik ben een heel erge tegenstander van vandalisme.

Als we over politiek spreken, dan zijn er maar drie dingen: “We all want a revolution, but when you talk about destruction, don’t you know you can count me out.” John Lennon. Ook mijn zin. Vandalisme, destructie, negativiteit. Fuck you! Doe ik niet aan mee. En ten tweede: nooit vrede, zonder sociale rechtvaardigheid. En ten derde: “Don’t follow leaders, watch the parking meters” (citaat van Bob Dylan nvdr.). Dat is alles wat Bert De Coninck over politiek te zeggen heeft.

Dit interview gaat eigenlijk over die eerste twee platen. In 2000 verschijnt nog Pomme d’amour.
Ja, die plaat is hier in deze kamer geschreven. Is ook een afspiegeling van mijn urenlange tochten op mijn Portugese merrie hier over de heuvels, langs het strand, in de branding. Het Marlboroman-gevoel. Ruikend naar paardenzweet met de zon brandend op je rug. Ik heb zo tientallen, interessante mensen ontmoet, soms zelf analfabete boeren, die mij zo’n mooie dingen vertelden over hun terra, over het leven vroeger, over het leven onder Salazar, over het feit dat er geleefd werd – stel je voor – zonder geld. De vissers ruilden hun vis met de boeren voor groenten en vice versa.

(c) : BERT DE CONINCK

Er staat ook een mooi nummer op over hoe verliefd je bent op Lisboa.
Geweest. Zoals ook de Provence en waarschijnlijk ook Marokko. Dezelfde stad waar ik was op uitnodiging van mijn berbervrienden. Waar geen elektriciteit was en geen auto’s. Alleen een vrachtwagen om de mensen naar het dichtstbijzijnde stadje te vervoeren. Enkel vissersboten, olielampen, paarden, lage witte huizen, de prachtige middellandse zee. Vooral peis en vree.

Hetzelfde dorp is nu een toeristische trekpleister geworden met pizzeria’s… Ik was daar in ’74. Je zou het niet herkennen. Hetzelfde is gebeurd met Lissabon. De pittoreske Chiado is afgebrand, de Alfama-wijk is er gelukkig nog. Toen ik daar de eerste keer door de steegjes liep, had ik hetzelfde gevoel als toen ik in de soeks in Marokko liep. Ik voelde me als in een ander tijdperk, als in Disneyland. En ik kon mijn fantasie – waar ik zo van hou – direct kanaliseren in heel die sfeer. Ik heb daar in halfdonkere tavernes gezeten naast veekooplui die met ouwe hoeren – echte ouwe hoeren – schelpdieren zaten te eten en wijn dronken. Natuurlijk naar fadomuziek geluisterd en het Portugese gebabbel. Prachtig! Alfama! De Taag! Het licht van Lissabon, hetzelfde als het licht van Tanger.

De Bairro-Alto is ook enorm veranderd, het begint al op de Louizalaan te lijken…
Ik ben er vorig jaar nog geweest. Het is nog altijd Lissabon. Net zoals met de Provence. De Provence van de seventies is niet meer die van nu. Zoals een van de filosofen al zei: “De rivier waartoe ik afdaal om te baden is niet de rivier waarin ik baad.” Panta Rhei. All things must pass.

Nog later was er plots de website ”Bert De Coninck Vintage”. Inmiddels offline. Was dat jouw idee?
Op een bepaald moment word ik benaderd door een fan, iemand die mijn optredens volgde, al mijn platen had én die zelf ook zingt en met muziek bezig is. Leuk. Stuur me een mp3 op, zodat ik kan horen waar je mee bezig bent. Ik ben de titel van het nummer al vergeten, maar ik vond het écht goed, en vernieuwend. Ik stond versteld. Waarop hij zei dat hij doodgraag met me wou samenwerken. “We kunnen een website maken, muziek streamen en zo.” We beginnen eraan. Ik schrijf het ene nummer na het andere. Pijn. Ken je dat nummer?

Jazeker!
Dieter Provoost dus. “Pijn, ik wil je vriend niet zijn…” Is ook hier in deze kamer gemaakt. Dat liep allemaal heel goed.

Ik vond het al een beetje vreemd. Een website opzetten met muziek, lijkt me niets voor jou… Die site stond dus online. Met daarop de liedjes: BB op tv, Dura ex sed ex, Hij Is Zo Mooi In Zijn Avondkleed, Teveel, Nostalgette en Pijn. Nostalgette is een prachtliedje.
Dank u, once again. Onze Peruviaanse percussionist had toevallig dat nummer op zijn smartphone gevonden. “Umberto, uma musica bonito, uma musica linda.” Dat deed me veel plezier. Gracias gracias Lucho.

Hij verstond de tekst niet?
Ja, hij verstond niets van de tekst. Ik heb lang gewerkt aan die tekst. Het is een collage. (Het liedje gaat over personages uit kleinkunstliedjes nvdr)

Is die site op jouw vraag offline gegaan?
Nee, onze samenwerking was op een bepaald moment gestopt. Ik zei : ”Ik schrijf nummers en jouw beste nummers zetten we er ook op. Dan mag jij dat repertoire gebruiken om met jouw band op te treden”. Dat was goed. Ze hebben dat op die site gezet, maar er gebeurde niks… Het stagneerde. Op een bepaald moment hebben ze het van het net gehaald. Het is niet geworden wat ik ervan verwacht heb.

Gaat er nog iets gebeuren met die nummers?
Zou kunnen, maar ik heb nog meer Nederlandstalige nummers. Momenteel ben ik met een Engelstalig project bezig. Mijn aandacht gaat nu ook meer naar poëzie.

In 2010 verschijnt het stripalbum Marzapane van Jamie Persyn met de bijhorende cd La Salchisafobia De Marzapana.
Het stripverhaal is gemaakt door Jeremiah McPerson. Afkomstig van Schotse highlanders. Zijn oom heeft de stamboom onderzocht. Maar ik schreef de tekst en de muziek van de cd. Ik heb goeie respons gehad. Ook in Portugal. Ik dacht dat een musical over een gedumpt paard ook in België iets zou zijn, maar dat bleek niet zo te zijn.

Als de teksten Nederlandstalig waren geweest. Dan misschien wel. Het gaat over een oud paard dat geleid wordt naar het slachthuis, maar dan ontvoerd en gered wordt door een straatmuzikant. Eigenlijk ben ik die straatmuzikant (lacht). La salchisafobia of de rookworstvrees van die Marzapana. Dat is gebaseerd op het leven van mijn bruin paard. Dat was op weg naar het slachthuis. Maar je kan dat niet in het Nederlands zingen, dat verliest heel zijn spankracht. Dat zou een flauw afkooksel geworden zijn. Natuurlijk was dat weer een slag in het water. Maar je m’en fous éperdument. Ik ben er echt trots op. Beroemd worden en worldwide een superstar zijn… Man man man! Dat is allemaal zo relatief.

Nog een allerlaatste vraag ?
Ben je gelukkig ?

Maar neen, gij! Je ziet er gelukkig uit.
Ha, dan is het goed.

Ik liet onlangs Evelyne horen aan een jonge vrouw uit de Brugse Poort in Gent met de naam Evelien. Ze vond het prachtig. Heb je nog een boodschap aan Evelien en andere jonge mensen?
Ik val in herhaling. Als ik het motto van Toots Thielemans, le Marollien hoor. Een man, die ik net als Django Reinhardt bewonder. Wees jezelf! Niets meer, niets minder. Toots heb ik ooit in een interview horen zeggen: “Jeanke als ge wilt op een goeie manier door het leven gaan dan moet ge altijd paanzen aan de ouwe gezegden en spreekwoorden. Daar zit meestal veul waarheid in.” Be your fuckin’ self!

Bert, bedankt voor de wijze raad, jouw tijd en voor dit interview.

Interview : Hendrik Hindrex

Foto’s : Hendrik Hindrex, archief Bert De Coninck (foto met Fran), Peter Uyttersprot (uit het boek ”Herinneringen aan 30 jaar Jeugdclub Pallieter 1969-1999”)

Dank aan Annie Daenens en Linda van het vrt-archief.

Discografie Bert De Coninck:

Enfant terrible, Parsifal, 1975 (lp)
Crapule de luxe, Parsifal, 1979 (lp)
Rooms for travellers, Crapule De Luxe, Parsifal, 1981, (lp)
Bert De Coninck, Bert De Coninck, Jean Rousseau en Fran, Parsifal, 2000, (compilatie-cd)
Pomme d’amour, Bert De Coninck, Parsifal, 2001 (cd)
La salchichafobia de marzapane, Bert De Coninck, 2010 (cd) + stripverhaal Marzapane, Ballon Media

Info over lp’s, singles, cd’s en downloads : www.parsifal.be

Info over het stripverhaal Marzapane : stripwinkel De Striep, Brugge

You may also like

This website uses cookies to improve your experience. We'll assume you're ok with this, but you can opt-out if you wish. Accept Read More