Home Interview THE SORE LOSERS

THE SORE LOSERS

by Björn Comhaire

Al 12 jaar lang maken The Sore Losers stevige gitaarrock van het soort dat al eens plekken durft achterlaten op je kledij. Vier albums lang gingen ze daarvoor te rade bij producers allerlande maar op hun vijfde, Ultra Elektric, deden ze alles zelf. Hoe dat zo gekomen is en waar de plaat over gaat, dat kwamen we te weten tijdens een fijn gesprek met Jan Straetemans (zang en gitaar) en Cédric Maes (gitaar).

Jan Straetemans en Cédric Maes © Björn Comhaire

Maar eerst willen we graag weten waar de naam van de plaat, en hun eigen studio vandaan komt.

Jan: Ultra Elektric is zowel de naam van de plaat, van onze studio als van ons platenlabeltje. Elektrisch slaat op iets wat “electrifying” is, dat zindert. Ultra Elektric is dan nog net een stapje feller!

Cédric: En het dekt de lading ook wel. We zijn een elektrische rockband. Je weet als je een plaat van ons oplegt dat je dan geen soft electropop hebt opstaan.

Dit is de eerste keer dat jullie echt alles zelf deden, brengt dat een andere dynamiek teweeg dan wanneer je samenwerkt met iemand anders?

Jan: Ik vind van wel. Zo’n externe producer die stapt voor een paar weken van buitenaf in je project. Als je alles zelf doet heb je niemand waar je je op kan verlaten. Je moet alle beslissingen zelf nemen.

Cedric: Ik vond het vooral bevrijdend, en da’s geen verwijt naar de producers, helemaal niet zelfs. We hebben het geluk gehad om met fantastische mensen te kunnen samenwerken. Maar iedereen had zo zijn eigen manier van werken en deze keer konden we pikken van iedereen, zodat er totaal geen regels waren.

Zoveel vrijheid kan het natuurlijk ook net heel moeilijk maken om gefocust te blijven.

Jan: Absoluut en we waren ook een beetje sceptisch in het begin. We vroegen ons af of het wel zou lukken.

Cedric: Het had ook verschrikkelijk kunnen aflopen.

Jan: Maar het viel eigenlijk vrij snel in de plooi, ook omdat we al zo lang samenspelen.

Cedric: We moeten vooral ook vermelden dat ‘wij’ het zelf gedaan hebben maar dat het toch vooral onze drummer Alessio Di Turi is die, zeker wat betreft de technische kant, de zaken in handen heeft genomen. Zonder hem waren we waarschijnlijk wel een paar keer serieus ‘gejost’ geweest.

Er is natuurlijk meer dan alleen het technische, iemand moet toch ook wat grenzen stellen, de richting en het gevoel van de plaat in goede banen leiden.

Jan: Daar waren we vrij snel uit. We wilden een harde rockplaat maken, uptempo en met het podium in gedachte. Wat gaat goed werken? Wat zullen we fijn vinden om te spelen? Wat zal ons geïnspireerd houden om te spelen?

Misschien ook in reactie op het vorige album waarvan sommigen vonden dat het wat minder hard was?

Cédric: Die vorige plaat was ook gewoon een reactie was op de plaat daarvoor. Dat is net zo mooi, dat je dat toelaat in je muziek en dat we daar alle vier voor open staan. Gewoon doen waar we goesting in hebben.

Heeft het opgesloten zitten met corona dat idee om nog eens wild te gaan en naar buiten te komen nog versterkt?

Cédric: Mij hebben altijd zin om naar buiten te komen, lawaai te maken en alles te geven wat we hebben. Wel konden we deze keer ongestoord werken want er was toch niet anders te doen.

Hebben jullie dan langer aan die plaat kunnen werken dan anders?

Jan: Bij de andere platen boekten we de studio voor pakweg twee weken en was het vervolgens ‘pressure kooking’. Deze keer hadden we een langere periode om aan de plaat te werken en hebben we ook meer in fases gewerkt. We lieten af en toe wat tijd tussen de opnames wat ook kon doordat we nu onze eigen studio hebben.

Cédric: Corona was verschrikkelijk op veel vlakken maar op dat ene puntje kwam het ons misschien niet zo slecht uit.

Als je de studio voor twee weken boekt dan weet je natuurlijk wel dat je alles binnen die periode af moet hebben. Als die tijdsbeperking er niet is, is de kans dan niet groter dat je langer blijft schaven aan nummers?

Cédric: Neen, zo zijn we niet. We nemen nog altijd alles live op en ik denk dat we nooit meer dan drie ’takes’ hebben gedaan.

Het viel me ook op dat de plaat net iets vettiger of vuiler klinkt dan het vorige album. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de bas in het begin van Yeah, Yeah, Yeah.

Cédric: We hebben daarvoor een begin jaren ’70 shit transistorversterker van Peavey gebruikt. Die klinkt fantastisch. We hebben die versterker al lang en Kevin z’n bas klinkt live altijd zo smerig. Maar als je in de opnamestudio bent dan hebben sommige producers wat schrik voor te veel oversturing. Deze keer hebben we ons daar niets van aangetrokken en stond de bas zo luid als tijdens een optreden.

Jan: Dat basgeluid van Kevin bindt alles. Als je van onze muziek een mix maakt waarin de bas te stil staat, dan trekt dat op niets. Zet die een paar decibel luider en alles komt mooi samen.

Cédric: Ik ben blij dat je dat soort zaken ook echt hoort, het zijn vaak details die het geluid maken.

Denken jullie dat die twaalf jaar dat jullie nu bezig zijn, nodig waren om tot dit punt te komen?

Jan: Ik denk niet dat we dit vroeger hadden gekund. De samenwerking met verschillende producers, engineers en de jarenlange ervaring op het podium waren echt nodig. We zijn heel sterk bezig met ons live geluid en die ervaringen hebben we nu gebruikt tijdens de opnames.

Ook omdat je niet even vanop een afstand kan kijken?

Cédric: Dat ging dan nu weer wel omdat we af en toe eens een week de tijd hadden om een paar nummers te laten liggen en dan nog eens te luisteren. Qua songwriting was dat minder nodig, we zijn redelijk trouw gebleven aan de demo’s, het was vooral sound-gewijs dat we soms wat aanpassingen hebben gedaan.

In tegenstelling tot de tijd van Skydogs toen jullie samenwerkten met Dave Cobb hebben jullie deze keer dan wel demo’s gemaakt?

Cédric: Werken zonder demo’s dat gaat niet zonder Dave Cobb. We kregen toen twee weken lang een masterclass van Dave, dat was waanzin. We hebben enorm veel bijgeleerd van hem over songwriting en opnametechnieken. Erg spannend allemaal en ik zou het heel graag nog eens willen doen op die manier, maar dan wel met hem.

Jan: Het is ook echt zijn proces, zo werkt hij graag. Als je een nummer opneemt dan wil hij dat het de eerste keer is dat je het speelt. Dat werkt beter wanneer iemand extern de leiding neemt.

Cédric: Dat lukt ook alleen maar als je je twee weken opsluit en niet uit dat creatieve proces stapt.

Zit er eigenlijk een bepaalde lijn of thema in het album of is het vooral de sfeer en de energie die van belang is?

Jan: Meestal is de muziek er eerst, op de plaat staat er maar één nummer waarvan de tekst er eerst was. Eens ik de muziek heb, leg ik er eerst wat fonetische ‘gibberish’ overheen waar ik dan bepaalde klanken in hoor. Dan zoek ik naar een thema waar ik vervolgens iets over schrijf. We zijn niet het soort band dat van alles kwijt wilt over bepaalde thema’s en dat een verhaal wil vertellen. Ik ben fan van artiesten die dat wel doen, maar dat is niet wat wij doen met The Sore Losers.

Cédric: De tekst pas bij de muziek en andersom en dat vind ik er te gek aan. Het klopt gewoon.

Jan: We discussiëren vaak over songwriting en lezen erover. Da’s echt vakmanschap en ik vind wel dat we daarin gegroeid zijn.

Cédric: Bij The Sore Losers proberen we de song voorop te zetten. Het liedje is het belangrijkste, niet de gitaarsolo of de riff. Ik heb veel akoestisch geschreven op deze plaat al zit ik dan vooral met Magnum Epos in mijn hoofd waar ik heel lang aan bezig geweest bent. Het nummer is in A maar de progressie is zodanig dat het een D wordt en ik geraakte niet meer terug naar mijn A. (lacht) Dat nummer moduleert van de ene toonaard naar een andere maar als luisteraar besef je dat niet. Toen dat gelukt was, was ik super trots!

Een beetje zoals in de laatste strofe van Eurosong-liedjes?

Jan: Da’s de ’truck drivers change’! Dat ze de laatste strofe nog eens een toon hoger zingen.

Cédric: Dat is het dus niet! Neen het is zoals bij The Beatles. (lacht)

De nieuwe referentie?

Jan: Wings deed dat ook. Je lacht er misschien mee maar dat zijn zeker referenties voor ons qua songwriting. We hebben dat echt wel bestudeerd. Ik heb zo’n boek (toont de dikte van een heel dik boek met duim en wijsvinger, nvdr) The Songwriting Secrets of The Beatles waarin elk nummer van The Beatles muziektheoretisch wordt uitgelegd.

Cédric: Ik heb het voorwoord al gelezen. (lacht) En dan kan je zeggen: “Ah je gebruikt truukjes”. Maar dan gebruikten The Beatles ook gewoon truukjes.

Jan: Je bent niet aan het kopiëren maar je gebruikt het concept. Je maakt abstractie van de noten en de akkoorden.

Cédric: Het is métier. Je gebruikt de gereedschappen die nodig zijn. Hoe meer gereedschappen je leert kennen, hoe vettere shit je kan maken. Da’s ook het voordeel van al 12 jaar in deze band te spelen en ook daarvoor al in andere bands te spelen, je leert steeds meer bij.

Jan: Het is ook fijn dat we allemaal op dezelfde golflengte zitten. Als iemand met een idee komt dan is daar vrij weinig discussie over.

Er is één nummer op de plaat dat voor mij een beetje anders klinkt dan de rest en dat is afsluiter Shareek The Greek. Dat speelt zich af in een ander universum. Is dat zo, of is dat mijn verbeelding?

Cédric: Dat is het nummer waar Jan eerst de tekst voor had!

Jan: Het was ook het laatste dat we hebben opgenomen. Ik was vroeg wakker en ik ben een verhaaltje beginnen schrijven en dan hebben we daar muziek op gezet. Hierin hebben we de Moog en ook een bas synthesizer pedaal gebruikt.

Cédric: En een sequencer.

Het klinkt meer elektronisch…

Cédric: Jan had te tekst en een akkoorden-progressie en Alessio en ik waren toen heel fel naar Leon Russell aan het luisteren. Hij heeft in de jaren 70 een nummer opgenomen met een gospelkoor en daar zit een drumcomputer in. We vonden het te gek om daar ook zoiets onder te steken. Dus ik zei: “Leon Russell moet erin”. Kevin wilde de sound van een bepaalde track van dEUS. We hebben die twee bij mekaar gevoegd!

Jan: En de sound van de basgitaar van een solotrack van Dan Auerbach van The Black Keys!

Cédric: Ik vind dat heel goed werken dat nummer.

Zitten jullie dan in de studio uit te dokteren hoe jullie tot dat geluid kunnen komen?

Jan: Ja, dat was superfijn!

Als je allemaal van de leuke tweaks zit te bedenken, staan jullie er dan ook bij stil dat je dat ook nog live moet kunnen brengen?

Jan: Daar hebben we toen niet aan gedacht (lacht) maar we zijn er wel achter gekomen op de repetitie dat dat niet makkelijk is!

Willen jullie meer die richting uit?

Jan: We willen ons gewoon amuseren. De vraag is altijd: Wat heeft het nummer nodig, welke kant kunnen we daarmee uit?

Cédric: Op de vorige plaat hebben we ook een Mellotron gebruikt.

Is dat zo’n groot toestel met cassettebandjes?

Jan: Ja, The Beatles gebruiken dat op Strawberry Fields.

Cédric: We hebben dat toen ook gebruikt terwijl we wisten dat we dat nooit live zouden kunnen spelen. Die Beatles komen al lang terug in ons platen.

Jan: Soms ontdek je een nieuw instrument en schrijf je dan soms nummers op basis van een nieuwe sound die je inspireert. Je checkt een pedaaltje, draait aan de knoppen en speelt iets. Zo blijft het plezant!

Binnenkort gaan jullie een week, heel intensief de baan op in België. Voor corona waren jullie echter ook al internationaal bezig. Hoe zien jullie dit evolueren? Zijn er nog plannen om internationaal te gaan?

Jan: We hebben bookingsagenten in het buitenland en volgend jaar gaan we met Therapy? op tournee door Europa in mei. Maar het buitenland, je moet daar elke keer opnieuw bevestigen en weer volk te halen. Als Vlaamse band is het al niet simpel om in Wallonië iets te doen, Frankrijk is nog een stap verder.

Cédric: In Vlaanderen is het soms al moeilijk als rockband die zijn vijfde plaat maakt! Vier blanke Limburgers, geen twintigers meer, wat hebben die gedaan? Met gitaren een plaat gemaakt. “Who gives a shit” zeggen de meesten. De media zeggen dat rock dood is, terwijl rock nooit dood zal gaan. We zien dat als we live spelen. Het is een moeilijke periode voor een rockband die zich volledig focust op de muziek. Er zijn geen drugsverhalen of huwelijksproblemen. Maar we zijn heel blij dat we mee mogen met Therapy? die spelen in goede zalen. Zij weten dat we een goede live band zijn en we zijn er trots op dat we die tour kunnen doen.

Jan: Het is soms ook makkelijker om als support mee te gaan. Je weet dat je sowieso publiek hebt in plaats van dat je op eigen kracht publiek moet vinden in een land waar ze je nauwelijks kennen. Begin er maar aan!

Is er in de media eigenlijk nog plaats voor de muziek die jullie maken? Vroeger kwamen jullie automatisch op StuBru terecht maar nu is daar nauwelijks nog plaats voor rockmuziek.

Cédric: Het zijn allemaal volgers geworden in plaats van leiders en de grote media missen altijd de trein, ze zijn altijd net te laat. Als je op de straat komt dan zie ik heel veel jongeren die terug aan het skaten zijn. Die luisteren naar Black Flag, de Ramones, AC/DC. We speelden niet zolang geleden in de AB en daar stond een groep jongeren die alle teksten aan het meezingen waren! Die moeten nauwelijks 11 of 12 jaar geweest zijn toen onze platen uitkwamen. Ze vertelden dat ze terug cassettes delen en naar onze muziek luisteren.
Rock komt terug. Gaan wij daar nog van kunnen profiteren? Dat weet ik niet, misschien zijn we dan al té oud, maar het komt sowieso terug. De jongeren willen dingen die echt zijn. Die worden slimmer met de dag.

Jan: We zitten hier nu in de AB en hoeveel concerten worden er hier gegeven van bands die je nooit hoort in de media terwijl de zaal helemaal vol zit!

Cédric: De jongeren bepalen zelf wel waar ze naar luisteren, ze laten zich dat niet door de radio opleggen. Radio blijft sowieso bestaan voor mensen die niet van muziek houden. Die willen gewoon wat achtergrondmuziek terwijl ze staan aan te schuiven aan de kassa.

Welke bands zouden jullie aanraden aan jongeren aanraden om naar te luisteren?

Cédric: Als jongeren mij na een optreden komen vragen waar ik muziek geleerd heb dan raad ik ze aan om Zeppelin 1&2 te kopen. Ik ben ook grote fan van John Frusciante (toont tattoo, nvdr.). Een ander meesterwerk is Trout Pass Replica van Captain Beefheart, geproducet door Frank Zappa. Dat is geen gemakkelijke plaat, het heeft bij mij misschien tien jaar geduurd vooraleer ik door had hoe goed die plaat wel was.
Veel van die goede muziek wordt niet meer op de radio gedraaid omdat die mensen dood zijn. Ze gaan niet meer op tour en dus valt er ook geen geld meer aan te verdienen. Niemand wordt nog rijk van Chuck Berry dus waarom zou je dat dan nog draaien op de radio.

Jan: Als je een favoriete band hebt, zoek dan eens interviews met hen op. Luister naar hun favorieten en ga van daaruit verder en verder. Met de streamers kan dat allemaal heel makkelijk!

You may also like

This website uses cookies to improve your experience. We'll assume you're ok with this, but you can opt-out if you wish. Accept Read More