Home Belgisch KLOOT PER W: “Het zijn niet de instrumenten die het doen, het is de persoon die ze bespeelt”

KLOOT PER W: “Het zijn niet de instrumenten die het doen, het is de persoon die ze bespeelt”

by Joeri Bruyninckx

Kloot Per W is een Belpop-legende. Hij speelde onder andere bij De Kreuners, Employees, Red Zebra en Lavvi Ebbel. Tanx To Nobody For Nothing – The 1981 Kloot Per W Tapes is een luxueuze heruitgave van de cassettes Sex Wars en Music For Girls. Deze release is op Gazer Tapes verschenen in een oplage van 50 exemplaren en bevat ook een boek. 

© Kloot Per W – Carol Bamps

Wanneer jij nu zelf naar deze twee cassettes uit 1981 luistert, wat hoor je dan? Wat denk je? Wat voel je? 
Kloot Per W: Als ik die muziek nu terug hoor en dat moest omdat we met dat materiaal nu optreden met ons bandje Punk Soul Brother, dan valt het me op hoeveel die teksten over mezelf in die tijd zegden. Ik dacht toen dat ik zomaar wat opschreef, maar als ik nu hoor wat ik daar allemaal zit prijs te geven en op te biechten, dan denk ik: wow deze teksten zijn vandaag de dag nog steeds actueel. Neem nu het in het Frans gezongen L’Europe (“L’Europe est grande mais L’Amerique est plus grande”), dat is dat de nagel op de kop. Zoals zovelen heb ik een moeilijke relatie met de USA. Maar ik ben wel fan van de NY-scene uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Al zou ik zou er nooit naartoe willen gaan. Trouwens, ik reis in mijn hoofd. Ook Programmed klinkt alsof het gisteren gemaakt is. Ik zie visie en originaliteit. 

Als puntje bij paaltje komt zijn mijn favorieten Beatles, David Bowie, Kraftwerk, Velvet Underground, Kinks en roots reggae uit de jaren 70. Allemaal pioniers op hun plek, en steeds in evolutie. Je moet weten dat je met vier sporen wel veel kan doen, hoor. Bij gebrek aan meer komt de creativiteit boven. Ik probeerde toen reeds gitaren en oudere genres zoals rockabilly en blues met primitieve elektronica te mixen. Eigenlijk wat ravebands in de jaren ’90 wel succesvol deden, maar dan 20 jaar later. Ik had een namaak-Fender gitaar van het merk VORG en een klein versterkertje, een birdie van 10 Watt en een monofonische Preset Micro Korg-synth. Wanneer ik een akkoord wilde opnemen moest ik op drie sporen de noten van dat akkoord afzonderlijk opnemen en dan bouncen tot één spoor.

Later tijdens een interview met OMD vertelden die me dat ze net hetzelfde deden. Ik kon niet inpikken, want ik was alleen. Dus moest ik de hele structuur van een nummer al in mijn kop hebben en moest dat in één ruk opgenomen worden. Meestal begon ik met de bas. Ik mocht geen fouten maken, want dan moest ik herbeginnen. Dat was improviseren met de structuur en uitvinden terwijl ik bezig was. Ik had een echokamer, een Flanger en een distortionpedaaltje. De basdrum verkreeg ik door een kartonnetje tussen de toetsen van mijn synth te steken en de klank zo diep en kort mogelijk te maken en een tempo aan te geven. Ik gebruikte veel het four to the floor tempo. De snare was een metalen doosje dat ik door een echokamer joeg en liet oversturen. Dat klonk echt als een drum. Cimbalen speelde ik op drinkglazen van verschillende grootte waar ik met een Chinees eetstokje zachtjes tegenaan sloeg. Later mocht ik een ritmebox lenen van iemand. De werkwijze veranderde hierdoor helemaal. Ik begon nummers met die ritmebox. Same thing. Ik moest het nummer al helemaal in mijn kop hebben om de roffels op de juiste plaats op te nemen. Op de allereerste versie van Do the Standing Still hoor je me “Oh Shit” zeggen omdat ik vocaal slecht inviel en door al het bouncen geen zin had om het hele nummer te herbeginnen. 

Zo een one man band zijn, dat was iets uitzonderlijks toen. Ik was begonnen met twee Teac-bandopnemers. Van de ene na de andere met veel klankverlies. De bas werd dieper en dieper. Dus wanneer ik een scherpere bas wou moest ik die veel later opnemen. Maar het gevoel van “Hey dit ben ik allemaal” was wonderlijk! Door ongeduldigheid nam ik de zang steeds als laatste op en hechtte ik er het minst belang aan. Ik ben geen groot zanger maar ik kan goed doen alsof en geloofwaardig overkomen. Humor hoorde er ook bij. Ik was een fan van humor in muziek, en van bands die zichzelf niet te serieus namen. Ik lig nog steeds op de grond bij de eerste Mothers Of Invention-platen, en bij Alberto Y Lost Trios ParanoiasYou Know My Name van The Beatles is nog steeds één van mijn meest graag gehoorde Fab Four-tracks. 

© Kloot Per W

Eén cassette maakte je thuis, één bij een vriend uit Brussel. 
Ik leerde Roger Marc Vandevoorde kennen. Die had wat meer materiaal. Ik was in die pre-PIAS-wereld terechtgekomen omdat ik een trein had nagedaan met tuut tuut en white noise op een singeltje van The Sweeties. Zo werd ik gevraagd om voor de allereerste PIAS-compilatie een nummer te leveren. Ik kwam terecht in een compleet Franstalige wereld waar ik me als enige gitaar spelende rocker tussen non-muzikanten die aan knopkes draaiden, een beetje alien voelde. Maar zo kwam ik dus terecht bij R.M. van Polyphonic Size. Die had een vocoder en een 4 sporen-bandopnemer en zo’n Stapel Korg met twee etages waar je kabels moest insteken. Die had nog geen geheugen. Ik ontdekte vrij snel dat ik met die synth ook mijn gitaar kon manipuleren en laten bewegen in klank. Ik werkte bij Roger wanneer hij niet thuis was. In een razendsnel tempo. Ik had al wel met The Misters in verschillende echte studio’s gezeten, maar deze band durfde niet echt te experimenteren. Al mijn nummers werden te onnozel gevonden. Wanneer mensen iets niet begrijpen vinden ze het onnozel of slecht, in plaats van te zeggen “ik begrijp dit nog niet”. 

Ik was zeer fier wanneer mijn cassette van nul frank op nummer drie in de mondaine top 50 stond. En The Misters slechts op nummer 37 geraakten. Ik wist wat ik ging doen. Ik ging alles zelf doen: opnemen, nummers maken, teksten maken, een origineel logo maken, met een origineel lettertype, kopiëren met vijf bandopnemers in een keten, fotokopiëren, rondrijden naar radiostations en platenwinkels in het hele land. Ik kwam daar dikwijls Luc van Acker tegen. Die had al een lp. Onze gemeenschappelijke invloed was toen Peter Hammill, de enigmatische zanger van Van Der Graaf Generator. De week erna ging ik mijn geld ophalen en andere cassettes leveren. Het geld kwam aan in een gesloten omslag in mijn brievenbus. Humo gaf me 5 sterren. Ik was toen op dat moment de hipste kerel van België, want Wallonië luisterde ook mee. Ik deed iets wat niemand anders deed. En ik kreeg veel volgelingen.

Wat waren jouw muzikale invloeden indertijd?
Mijn muzikale invloeden zijn oneindig. Ik ben een muziekmagazines-verslinder en rock biografie-lezer. Ik behoor tot geen enkele niche. Ik vind in bijna alle genres iets waar ik van hou. Maar dat wil absoluut niet zeggen dat ik alles graag hoor. Ik heb de nu heersende gektes voor ABBA en Queen bijvoorbeeld nooit begrepen. Ik vond ABBA schlager met plateaulaarzen, Schwartzwald Kliniek-muziek met vele Beatles-hooks die zo onder de smaltz verborgen liggen. S.O.S. vind ik lekker. Van Queen kon ik de ‘gesten’ van die zanger niet verdragen. Maar ik vond die lagengitaar van Brian May dan weer geniaal. Ik hoor graag hard rock zoals op de eerste vier van Led Zeppelin, Black Sabbath en Blue Cheer. Ook veel roots reggae. En de eerste tekenen van trash metal. Maar ook pop uit de jaren ’50, ’60 en ’70 , de NY scene rond Velvets, Lou Reed, Patti Smith, Ramones, New York Dolls. En ook The Stooges. Fifties rock and roll en rockabilly, Britse blues maar ook Chicago en country blues, De allereerste Britse punkgolf, de allereerste newwavegolf voor die toegeëigend werd door mensen in het zwart.

Het is voor mij onmogelijk om van van één soort muziek te houden. Ik hou van goth, maar ook van Ierse of Engelse folkrock. Stax soul, East Coast rap, maar ook van prog rock met als uitschieters Genesis, met Peter Gabriel en King Crimson. En van bubblegum uit de 60s. Van powerpop. Ach, het stopt niet bij mij. Mijn platencollectie is zeer persoonlijk. Artiesten waar ik vele platen van heb zijn The Beatles, David Bowie, The Kinks, Neil Young, Bob Dylan, maar ook St Vincent, Lana Del Rey, Billie Eilish, Noorse black metal, Ramones… en ik vergeet er Kevin Ayers, Kevin Coyne en Tim Buckley bij te voegen. En experimentele Belgische muziek: Cos, Univers Zero of zo. En heel de Antwerpse scene zoals Luc Dufourmont en zijn 10 bands. Electric Storm van White Noise

Mocht ik vijf platen moeten  kiezen voor een onbewoond eiland, dan zouden dat waarschijnlijk zijn: The White Album, van The Beatles,  Low  van David Bowie, de eerste van de Velvet Underground, Radioactivity van Kraftwerk en eender wat van John Lee Hooker. Al zeg ik morgen misschien Jack White, Captain Beefheart, Jacques Dutronc, Blondie en In The Court Of The Crimson King… van King Crimson.

Qua instrumentatie hoor ik gitaar, drumcomputer en synth. 
Ik had geen keuze. Ik moest werken met wat ik had of wat ik kon lenen van iemand. Het zijn niet de instrumenten die het doen, het is de persoon die ze bespeelt. 

Waarom bracht je jouw muziek zelf uit? 
Ik bracht mijn muziek zelf uit omdat ik na één officiële plaat in 1978 al door had hoe het werkte. Platenfirma’s zijn geen OCMW. De nieuwe artiest komt op de laatste plaats. Je krijgt een voorschot maar dat moet je terugbetalen, dus als je niet genoeg gesteund, gedraaid wordt enzovoort dan gebeurt er niks. Je kan wat optreden maar als je je in die tijd van kleinkunst en schlager aan wat experimenteels maar verkoopbaar waagde was de kans groot dat het mainstreampubliek je niet accepteerde. In Vlaanderen moet je een volksheld of een ideale schoonzoon zijn en vooral ondersteund worden om iets te bereiken. Mensen met ADHD die impulsief en cru kan zijn in hun uitspraken, die zien de meeste “collega’s” niet zo graag komen. 

Ik koos voor de moeilijkere weg door een medium te gebruiken dat nooit tevoren als een afgewerkt eindproduct werd verkocht: de cassette. Ik wilde geld en liefste zo rechtstreeks mogelijk. Ik heb steeds alles aan Sabam gemeld en laten registreren. Elk optreden. Elk nummer. Al die cowboyverhalen van andere muzikanten zijn niet de echte waarheid. Ik heb steeds een goed contact gehad dank zij mij lieve vrouw die ook mijn ‘manager’ was. Maar weet je, je hoeft niet steeds goed te zijn om veel succes te hebben. Je haartooi en kleren zijn soms belangrijker dan de muziek die je maakt. 

Ik word met de jaren beter. Hedendaagse bands weten niet wat een geluk ze hebben en wat een coverage ze krijgen. Je zal ze nooit in een kleine kroeg of een parochiezaal zien. Je moest gek zijn om met dat materiaal naar een koude kelder ergens te gaan repeteren. Winnaars van De Nieuwe Lichting en Rock Rally krijgen het hele landschap. Ik won de Rock Rally van ’86. Onofficieel. Ik kreeg een behoorlijk grote geldprijs voor ‘de beste song’ en ‘beste act’, ‘publieksfavoriet’ en pionier op het gebied van one man band met tapes. Nu doet iedereen dat. Toen werd dat als verwerpelijk aanzien. En dat gebeurde ook. Ik heb nooit de behandeling gekregen die andere winnaars wel kregen. 

Facebook – Instagram

You may also like

This website uses cookies to improve your experience. We'll assume you're ok with this, but you can opt-out if you wish. Accept Read More