In augustus schonk Douglas Firs ons met Heart Of A Mother een verzameling hartverscheurende liedjes. Geluk en verdriet liggen dicht bij elkaar op deze plaat, die de troostende gloed van een moederhart uitstraalt. Over de ontstaansgeschiedenis van dit album heb je overal al gelezen: in één week kreeg frontman Gertjan Van Hellemont te horen dat hij vader zou worden en dat zijn moeder ongeneeslijk ziek was. De muziek die hij daaruit puurde, wikkelt zich als een warme jas om je heen. Dat vroeg om een tour langs alle zalen te lande, die ook Mechelen aandeed.
Nieuw aan deze concertreeks is dat Rosa Butsi de jongens van Douglas Firs vervoegt, als vocaliste en gitariste. Eerst mag ze zelfs het voorprogramma verzorgen. Niet met bassiste en drummer, zoals in de concertfilm die ze eerder dit jaar uitbracht, maar helemaal in haar eentje. Zo verlegen als Rosa het publiek toespreekt tussen twee nummers, zo zelfverzekerd klinkt haar muziek. Met een stem die glinstert als dauw op ochtendlijke velden smeedt ze liedjes die gezwind onverwachte richtingen op kronkelen. En wie een zin als “You touched a thing that others failed to see” uit haar mouw kan schudden, heeft wat ons betreft niet veel meer te leren over de kunst van het songschrijven. April, het mooiste nummer van haar ep, krijgen we helaas niet te horen, wel veel nieuw werk dat ergens volgend jaar moet uitkomen.
Heel even is Rosa niet alleen: Gertjan zelve komt haar tijdens één nummer vergezellen. Hun stemmen smelten wonderwel samen en laten de melodie “Those days are never really over / they treat you like a good old friend” nog meer glanzen. Voorprogramma en hoofdact vloeien dus naadloos in elkaar over: na een korte pauze keren de rollen om en is het Gertjan die de eerste viool speelt.
Douglas Firs haalt alles uit de kast om hun nieuwe liedjes tot je te laten doordringen, van slidegitaren en koperblazers tot guiro’s en belletjes. Ieder bandlid krijgt dan ook een moment in de schijnwerpers. De weemoed in Gertjans stem is echter wat elk nummer af maakt. Meteen in At Least Once hoor je hoe hij heen en weer geslingerd wordt tussen de eindigheid van het leven en de vreugde van een nieuw begin.
Toch blijven de oudere nummers van de band het ook doen. Het is verdomd moeilijk om op je stoel te blijven zitten, zoals de regels voordragen, en niet spontaan recht te springen wanneer je Judy hoort, dat hier een heerlijk rockabilly-jasje krijgt. Gelukkig zijn juichen en klappen niet verboden: na een extatisch Hannah (does not live her anymore…) kan het vijftal zich zelfs bezatten aan het applaus.
Het getuigt van grote klasse dat de groep met evenveel gemak de zaal weer muisstil krijgt voor intieme nummers als Until It Won’t of What If I Can, die rechtstreeks uit de ziel komen. Ontroering en euforie, geluk en verdriet, ze liggen inderdaad dicht bij elkaar in deze gekke wereld.