Het logo van Drums’n’Guns is nog altijd zoals het in de begindagen van 2012 was. Twee pistolen en twee vleugels. Een beeld dat je op minder dan één seconde doet beseffen dat deze Oost-Vlaamse band een liefde heeft voor de Amerikaanse sound, niet in het minst die van de desert- en bluesrock. Deden ze ook op hun debuut Inanna dat hun niet alleen lovende recensies opbracht, maar ook meer dan 100 optredens. Jawel zoveel, want hoewel ze compleet genegeerd zijn door de blinde radiojongens, zijn Drums ’n Guns harde werkers en die via prima liveshows kunnen teren op loyale fans die er thuis wel een ruzietje voor over hebben om een concertje van deze vijf jongens mee te kunnen pikken.
Maar Sam Dufoor en zijn gevolg heeft het een heel klein beetje gehad met de stonerrocksound. Een logisch voortvloeisel uit hun vorige band Mogul overigens, en één van de belangrijkste protagonisten uit de Belgische stonerrockscene. Een mens kan echter niet eeuwig naar Queens Of The Stone Age luisteren (begrijpen we ten volste) en in de woonkamer van de Drums’n’Guns maakten de afgelopen jaren bands als Protomartyr, Viagra Boys, Shame en Parquet Courts hun intrede. Die invloeden hoor je maar al te goed op Hail Hail. De rauwe rock en de onvoorspelbaarheid van Inanna is dan wel gebleven, maar deze tweede plaat laat een compleet ander gezicht van Drums’n’Guns zien, en een veel beter als je het ons vraagt.
Een geluid dat zo veraf ligt van hun vorige sound dat je je wel eens afvraagt waarom de naam Drums’n’Guns werd behouden. Juist we weten het, omdat vanaf nul beginnen een hele karwei is en ook de nodige risico’s inhoudt. Denken we… Als er één element wel behouden is dan zijn het de schreeuwerige vocals van zanger Sam Dufoor die nijdiger dan ooit klinken. Moet ook als je de wereld verkondigt dat een band als Pissed Jeans zijn sporen in je sound heeft nagelaten. Anders zijn de songs.
Niet alleen qua stijl is er een verschil, maar ook qua aanpak. Op hun debuut was het eerder wat een kwestie van sfeer te creëren, maar op de opvolger gaat het om stuk voor stuk ijzersterke songs die op eigen benen kunnen staan. Zonder compromissen, dat wel, maar ook zonder echt moeilijk te doen. Radiovriendelijk materiaal zoals dat heet zit er niet echt tussen, dus hebben ze alle redenen om een korte krachtige song als Must Kill A Radio te zingen. Punk, al was het maar omdat er iets te zeggen valt. Kort, maar krachtig. En terwijl we het toch over onze radiojongens hebben, snappen we niet waarom de single Ocean Split In Two werd doodgezwegen, want deze kon zo op de nieuwe van The Strokes staan.
Je hoort veel in deze plaat. De donkere desertrock laat soms zijn sporen na zoals in opener Foot Up Your Ass, maar deze adrenalinestoot met zijn lekker punksfeertje heeft ook een donker Killing Joke-tintje. Het geluid van Jaz Coleman hoor je nog een paar keer op dit album, maar eveneens de geest van Mark E. Smith want bij Vermin Plant zou je zweren dat The Fall zich terug onder de levenden bevindt.
Muziek met een gebalde vuist, King Of No Things is gewoon drie minuten heibel verpakt in heerlijke rock-‘n-roll en de oerschreeuw van What’s Wrong With Fire zou niet misstaan in een set van de Dropkick Murphys-stijl, hoewel dit nummer echt wel een buitenbeentje is en in het niets verdwijnt als je het tegenover Hail Hail of Prisoner In Tide legt. Muziek die schatplichtig is aan Television haalt bij ons nu eenmaal altijd een wit voetje.
Veel moet je hier in feite niet aan toevoegen. Het nieuwe geluid van Drums’n’Guns is niet alleen anders, maar beter en dit wordt meer dan perfect vertaald op deze tweede plaat.