De baardige Big Dave houdt het bluesvuur hevig brandende op het titelloze debuut van zijn Belgisch-Nederlandse band. Elf verse lappen zelfgekweekte blues, die zonder schaamte naast het werk van de Sonny Boys, Little Walters en andere Muddys kunnen staan.

Big Dave (zang/mondharmonica) laat zich bijstaan door een straffe vijfkoppige groep, mannen die op het juiste moment de juiste noot spelen, en geen noot teveel. Muzikaal zoeken de heren hun heil in het Chicago van de jaren vijftig, maar houden zich redelijk ver van de twaalfmatenblues en er is al eens een uitstap richting gospel en andere genres. Als het moet swingen, dan swingt het als een tiet, en als de blues moet huilen, dan huilt de mondharmonica mee.
Stef Kamil Carlens zorgde voor een knappe productie, denk aan de klanken van Tom Waits en Daniel Lanois’ werk met Dylan.