In 1973, nadat hij het coveralbum Pin Upsuitbracht, had David Bowie de intentie om een rockopera te schrijven rond George Orwells opus 1984. Maar Orwells nazaten gaven geen toestemming. Bowie had al een aantal songs geschreven voor het project, die belandden op de tweede plaatkant van het magistrale album Diamond Dogs dat Bowie op 24 mei 1974 op de wereld losliet. En ook de rest van het album baadt in de sfeer van 1984. Op Diamond Dogs zit 1984 diep en innig verstrengeld met Bowies eigen apocalyptische visie.
Toen ik als jonge snaak Diamond Dogs voor het eerst hoorde, was ik zwaar onder de indruk van dit werkstuk. Bowies (en Orwells) back to the future zeg maar; 1984 en daar ver voorbij. Wat een album, wat een ervaring, wat een trip. Toen compleet omvergeblazen, vandaag is het nog steeds mijn absoluut favoriete Bowie-album. Al deed natuurlijk mijn held nog wel meer prachtige dingen.
Het album opent met Future Legend : hels gejank, vervormde synths en Bowies vervormde stem: “As in the death, as the last few corpses lay rotting on the slimy thoroughfare. The shutters lifted in inches in Temperance Building highon Poacher’s Hill. And red mutant eyes gaze down on Hunger City. No more big wheels, fleas the size of rats sucked on rats the size of cats. And then thousand peopleoids split into small tribes. Converting the highest of the sterile skyscrapers. Like packs of dogs assaulting the glass fronts of love-me. Avenue Ripping and rewrapping mink and shiny silver fox, now legwarmers. Family badge of saphire and cracked emerald. Any day now. The year of the Diamond Dogs”.
Slik. De sfeer is gezet.
Applaus wordt gevolgd door die geniale zinsnede: “this ain’t rock ’n roll, this is genocide”. Dan kan de hel losbarsten en knalt Diamond Dogs ongenadig Wanhopige dissonante saxofoons, gitaren en stemverhalen over gemuteerde creaturen die de aarde bevolken op zoek naar hun prooi. Neen, het wordt geen plezierreisje, maar tenzij je al was afgehaakt bij het bevreemdende Future Legend, blijf je luisteren en ga je op in het apocalyptische verhaal.
Sweet Thing brengt een eerste rustpunt. Bowie eerst met lage stem dan croonend vergezeld van een haast liefelijk achtergrondkoortje, de mooie pianopartijen van Mike Garson, en een toch ietwat dreigende gitaarpartij. Sweet Thing vloeit organisch over in Candidate waar de sax, ingespeeld door Bowie zelf, net niet de hoofdrol opeist en de song gidst terwijl Bowies zangpartij steeds gejaagder klinkt, om dan weer terug te vloeien in Sweet Thing (Reprise) dat dan net niet ontspoort, waarna Rebel Rebel ingezet wordt. Prachtig. Sweet Thing/ Candidate/ Sweet Thing (Reprise) zijn bezwangerd door zowel Orwell als Burroughs (respectievelijk de werken 1984 en zowel Wild Boys als Cities of the Red Night).
Handelt Rebel Rebel over het worstelen met de seksuele identiteit, seksuele vrijheid of zich afzetten tegen gevestigde waarden, of dat allemaal? Deze geweldige rocker was de eerste single uit het album en was eigenlijk een restant va Ziggy Stardust and the Spiders From Mars, sindsdien een blijver in Bowies livesets, en terecht.
Rock ’n Roll With Me is een pracht van een ballad met een heerlijk croonende Bowie. “Now I’m hoping that someone will care” schreeuwt Bowie het uit in We Are The Dead, gedreven op een schijnbaar veilig en onschuldig orgelriedeltje, maar badend in absolute wanhoop. Beklemmend.
1984, in 1974 niet eens zo’n verre toekomst, is het centrale nummer van de tweede plaatkant en somt Orwells donkere toekomstbeeld op. “They’ll split your pretty cranium, and fill it full of air. And tell that you’re eighty, but brother, you won’t care. You’ll be shooting up on anything, tomorrow’s never there. Beware the savage jaw of 1984“. De muzikale opbouw en structuur van 1984 vormen een mooie blauwdruk van wat Bowie op Young Americans(1975) zou doen, de wah-wah-gitaar van Alan Parker klinkt fantastisch.
Waar Big Brother, het muzikaal en inhoudelijk logische gevolg van en vervolg op 1984, over gaat, laat zich raden. De saxofoongeluiden en mellotron dragen perfect bij tot de angstaanjagende en broeierige sfeer waarin het gedrenkt is. Big Brother mondt uit in knap georkestreerde chaos; de album-outtro The Chant of the Ever Circling Skeletal Family.
Ik heb een zwak voor conceptalbums. Deze conceptplaat van Bowie, dat Orwell en Burroughs met zijn eigen fantasie verbindt is tekstueel en in qua donkere apocalyptische sfeerschepping briljant in zijn opzet en van een grote muzikale rijkdom. Het werkt dan ook het best als je het album in zijn geheel luistert en je volledig laat onderdompelen in het verhaal.
Het album zuigt je mee in de wereld van Orwell en Bowie en pakt je bij je nekvel, een prachtig zingende Bowie, de veelvuldig aanwezige zalige saxofoonpartijen, ingespeeld door Bowie zelf. Bowie speelt ook op gitaar, Moog en mellotron trouwens. Die geweldige wah-wah-gitaar van Alan Parker (1984) en Mike Garson op keyboards zijn ook geen straf!
Diamond Dogs is voor mij in beleving en naar muzikale rijkdom, DE Bowie-plaat. Ik heb wel meer favoriete Bowie-albums maar dit is mijn nummer één. Alles aan de plaat klopt.
De schitterende hoes van het album, is van de Belgische schilder Guy Peelaert (°1934, Brussel).(Zie deze Wikipedia-link). Op de Amerikaanse versie werd het geslacht van de man/hond-figuur zwart gemaakt. Ze zouden dat trukje herhalen in 1992 wanneer Bowie klassieke Griekse beelden gebruikte voor de hoes van Tin Machine II, de genitaliën werden keurig weg-geairbrusht.