Nadat hij vriend en vijand verraste met het geniale gitaargeweld en de pure hardrock van Tin Machine, een samenwerking met Tony Sales, Hunt Sales en Reeves Gabrels, en zo de brug maakte van de jaren ’80 naar de jaren ’90, besloot David Bowie om het opnieuw over een andere boeg te gooien. In 1993 werden de luide gitaren ingeruild voor zwoele jazz-vibes, lounge, gitzwarte soul en withete funk, vertolkt door een uitmuntend zingende en saxofoon spelende David, ondersteund door diepe bassen, piekfijne percussie, subtiel gitaarwerk van Nile Rodgers en met Lester Bowie (geen familie) op trompet.
Op 5 april 1993, verscheen Black Tie White Noise, Bowie is dan pas getrouwd met model Iman Abdumaljid en het album begint zowaar met het luiden van de bruidsklokken. The Wedding is een instrumentaal nummer gedreven op een zwoele beat en een diepe bas, lounge keyboards op de achtergrond, een fijn achtergrondkoortje en met de saxofoon, bespeeld door Bowie, als kers op de taart. Ook op Tin Machine II hanteerde Bowie al o de sax, op Black Tie White Noise speelt die op het hele album een belangrijke rol. Afsluiter van het album is The Wedding Song, de gezongen versie van de compositie.
Of You’ve Been Around een restant van Tin Machine is, weet ik niet, het is alleszins geschreven door Reeves Gabrels en Bowie. Het nummer begint met dreigende keys, en ontpopt zich in een feestelijke groovy track met veel blazers, David Bowie op sax, Lester Bowie op trompet en op achtergrond toch wat gitaarwerk, van, jawel Reeves Gabrels. Benieuwd hoe dit geklonken zou hebben in een Tin Machine-jasje.
Het vlaggenschip van het album, als je het mij vraag toch, is de magistrale title track: Black Tie White Noise, een duet met Al. B Sure. In dit nummer hoor je misschien nog het best hoe Bowie jazz en soul omarmt op dit album. Na het geluid van de krakende vinylplaat, start een percussiepartij de song. Een feest van mooie samenzang, gedreven op een subtiele baslijn en percussie en ook hier is het een genot om Bowie te horen op sax. Oh, en die koortjes! Bowie schreef het nummer naar aanleiding van de rellen die in Los Angeles in 1992 ontstonden na de gewelddadige arrestatie van de zwarte taxichauffeur Rodney King. Bowie verklaarde destijds dat het nummer ging over de eigen identiteit van de zwarte samenleving, die niet moest geassimileerd worden in de witte samenleving.
Jump They Say was de single die het album voorafging. Lester Bowie levert geweldige trompetpartijen aan bij deze aanstekelijke en vrolijke klinkende song. Maar vrolijk is de aanleiding noch de thematiek van de song allesbehalve. Bowie bezingt de zelfmoord van diens schizofrene halfbroer Terry. Of hoe een schijnbaar vrolijke deuntje en leuke single toch een wrange nasmaak heeft als je even verder denkt.
In Pallas Athena hebben de grooves, synths en Bowies sax alsook Lester Bowies trompet het volledig voor het zeggen, de beats ook. Op de sample “God is on top of it, dance on” na dan. Wat een sfeervolle tune zeg…
In dezelfde categorie, maar dan nét een tikkeltje beter, bevindt zich het sublieme Looking for Lester, dat Bowie samen met Nile Rodgers schreef. Je raadt het al: Lester Bowie krijgt hier nog eens de kans om zijn kunnen te tonen. Hij doet dat op een bijzonder aanstekelijk en dansbaar ritme. Wat een geniale melodie ook. Mike Garson bespeelt de subtiele pianopartijen. Naar het einde toe mag Garson helemaal loos gehen. Fantastisch!
Als ik nog eens op een feestje mag gaan draaien, stop ik deze tune er stiekem ook tussen. Afgesproken!
De tongue-in-cheek synthi-pop van Miracle Goodnight met zijn aandoenlijke positiviteit is misschien geen grote kunst, maar wel gewoon een heel lekker popdeuntje. Helemaal niks mis mee!
Er staan best wat covers op dit album, de eerste is I Feel Free van Cream. Bowies renditie staat erg vér van het origineel, zeker qua instrumentarium. Niet dat het onherkenbaar is natuurlijk maar Bowie maakt zich de song volledig eigen, zo moet je dat doen! I Feel Free bevat ook fijne gitaarlicks en een uitmuntende gitaarsolo van Mick Ronson, die voor het eerst sinds Pin-Ups (1973) nog eens meespeelt op een Bowie-album. Bowie zingt enorm laag en hanteert ook hier gracieus de sax op deze onontkoombare geweldige groove.
Helemaal fraai is Bowies interpretatie van het van The Walker Brothers bekende Nite Flights, geschreven door Walker Brother Scott, maar onder de naam Scott Engel. Dit is een typisch Bowie-nummer wat mij betreft, als is het dus eigenlijk een cover. En zoals bij zowat alle nummers op dit album: wat een drive! Bowie zingt weerom geweldig en gaat voluit. “We will be gods on Nite Flights”.
Ook de ballade Don’t Let Me Down and Down is een cover, maar de kans dat iemand het originele lied kent is bijzonder klein. Bowie ontleende het lied van Tarha Mint Hembara, een Mauretaanse schone. Bowies kersverse echtgenote Iman die net als Tarha model is, bezorde Tarhas cd aan haar echtgenoot met de vraag of hij er een nummer uit wou coveren. Een trouwcadeau voor zijn eega dus. Ik kan niet vergelijken met het origineel, maar Bowie zingt en croont het bloedmooi. Ook in zijn versie van Morrisseys I Know It’s Gonna Happen Someday croont hij als de beste. Mozzer schreef de song naar verluidt met Bowie in gedachten. Dus waarom zou the dame de song niet ook inzingen dan? Opmerkelijk is hoe Bowie het lied brengt in de stijl van Ziggy Stardust, mét bijhorende dramatiek en grandeur. Het gospelkoortje is er misschien net iets teveel aan. Maar wat mij betreft komt Bowie ermee weg. Ik durf zelfs méér zeggen en haal me hiermee misschien de toorn van sommige Bowie-fans en vooral heel wat Morrissey-adepten op de hals: ik verkies Bowies interpretatie boven het origineel.
Afsluiter van het album is, zoals reeds gemeld, The Wedding Song, de vocale versie van The Wedding dat het album opent. Je hoort overduidelijk een nog steeds smoorverliefde Bowie. Het album eindigt ook hoe het begon: met bruidsklokken.
Het album Black Tie White Noise kreeg en krijgt het hier en daar hard te verduren, ook bij Bowiefans. Ik heb dat nooit goed begrepen. Je hoort immers een energieke Bowie die er heel veel zin in heeft, beter zingend dan ooit en vol honger om weer nieuwe dingen uit te proberen. Het album is eigenlijk de perfecte opvolger voor zowel Young Americans (1975) als Let’s Dance (1983), meer nog het combineert het beste uit die beide albums. Jazz, soul, funk, lounge en pure pop vinden elkaar op dit werkstuk. Met een beetje goede wil kun je er zelfs de voorbode van Blackstar (2016) in horen. Een song als Bring Me The Disco King (Reality, 2003) had trouwens ook op dit album kunnen staan, of op Blackstar, denk ik dan.
Tin Machine I en II even buiten beschouwing gelaten, was deze opvolger van de teleurstellende albums Tonight (1984) en Never Let Me Down (1987) een echte revelatie. Er zou trouwens nog meer moois volgen, in eerste instantie het meesterlijke en bevreemdende Outside (1995). De nineties én nillies waren van Bowie, Tin Machine en dit album hebben het muzikale genie Bowie opnieuw gelanceerd.