Voor wie van weetjes houdt, herinnerde Fenne Kuppens er ons aan dat hun derde plaat The Great Calm deze week één jaar oud is. Het aantal podia waarop deze intieme, zeg maar uiterst persoonlijke plaat werd voorgesteld, is amper bij te houden en steeds met succes. Ook in de Vooruit in Gent, want al dagen op voorhand hopeloos uitverkocht. Bij de Gentse passage was er geen support act van Tin Fingers en dat had alles te maken met het feit dat in diezelfde viernulvier – of zo je wil De Vooruit – een theaterstuk bezig was. Dat gebeurt daar wel vaker… Het tegenoverliggende Wintercircus was al evenmin een optie, want deze nieuwe Gentse zaal is al lang een maat te klein voor Whispering Sons (en Bandler Ching en Kosmo Sound waren daar aan de slag). Klokslag half tien begonnen de Limburgse helden aan hun zoveelste triomftocht. Zonder opwarming, maar met een zelfverzekerdheid die het hoogste respect afdwingt.

Hoewel we het toejuichen, is het markant hoe één van de meest eigenzinnige bands van dit land er op haar dooie gemak in slaagt om intense, soms uiterst minimale muziek naar een groot publiek te brengen. Want laten we eerlijk en wel wezen, The Great Calm is niet bepaald een toegankelijke plaat en al evenmin radiovriendelijk. Een band die het zichzelf gemakkelijk had kunnen maken door zich alsmaar te herhalen, maar gelukkig voor nieuwe muzikale horizonten koos met zin voor experiment. Of die derde plaat nu de beste is of niet, laten we in het midden, want die mening verandert toch elke dag. Wel is The Great Calm de plaat waarop Whispering Sons het meest als Whispering Sons klinken en waarmee ze hun unieke geluid in de (nationale) muziekwereld extra hebben onderstreept.
Een optreden van Whispering Sons voelt aan als een trip die je naar de donkerste zielenroerselen van Fenne voert. Confronterend, soms een tikkeltje angstaanjagend, maar vooral wondermooi. Zo begon het ook met Balm (After Violence) dat mijlenver afstaat van de sound waarmee ze zo’n twaalf jaar geleden voor het eerst indruk maakten. Gelukkig maar, want als er één woord is dat nooit is geschrapt uit hun cv dan is het “evolutie”.
Fenne leek in vorm te zijn, daar hadden we overigens geen seconde aan getwijfeld, maar ook de rest van de band toonde zijn plaats en rol. Meteen vanaf het begin toonde Kobe Lijnen bij Something Good wat hij op gitaar kan en hoe ingespeeld hij is op Bert Vliegen. Sander Pelsmaekers, die achter de elektronica staat, loodste de groep alsmaar meer het avontuurlijke Krautrock-pad in, terwijl Tuur Vandenbornes strakke drums het pulserende ritme aangaven. De Krautrock-invloeden hoorde je bijvoorbeeld perfect in het compromisloze en vrij experimentele Satantango. Dat je met dat soort muziek een Vooruit kan doen vollopen is straf, nog straffer is dat je het durft!

Bindteksten waren nooit Fennes sterkste punt, ook niet in Gent, wel is het een dame die iedere seconde imponeert op het podium. Soms nijdig, of gewoon met een verleidelijk theatraal tintje zoals tijdens The Talker. Toen hun eerste plaat Image in 2018 uitkwam, zag de wereld er iets beter uit dan nu. Of het een pluspunt is laten we in het midden, maar net daardoor klinkt Hollow vandaag nog meer dan toen als destructieve waanzin die tegen de actuele realiteit aanschurkt.
Meermaals dachten we aan Nico en door de dansbewegingen zelfs aan Ziggy Stardust. David Bowie zou overigens nog een paar keer in onze gedachten opduiken, zeker bij Cold City – met Bert op saxofoon – dat zo op de heilige Berlijn-trilogie van de Thin White Duke had gekund. Van Bowie naar David Lynch is maar een kleine sprong, ook bij Whispering Sons. Als de term Lynchiaanse jazzbarmuziek nog niet bestond, dan heeft Whispering Sons het met Still, Disappearing uitgevonden. En natuurlijk kwam de iconische regisseur ook nog eens piepen in Alone, en hoewel de woorden “They move so slowly when they’re not afraid” op het conto van de Log Lady uit Twin Peaks staan, associëren we ze toch het meest met Fenne Kuppens. Groots!

Soms leek Fenne door demonen bezeten, maar dat schrijven we altijd. Bij Walking, Flying dreef de Limburgse moeiteloos het volk mee in haar muzikale, panische wervelstorm. Pakkender dan Try Me Again werd het niet, een muzikale kopstoot over het belang van respect voor je eigen identiteit.
Er was niemand die eraan dacht om de smartphone in de broekzak te stoppen, want iedereen wist dat de Whispering Sons toch terug zouden komen. Voor twee nummers uit die eerste plaat – dixit Fenne – maar vooral voor Oceanic, het meest breekbare en meest ontroerende dat ooit uit Fennes muzikale pen vloeide. Whispering Sons liet ons, zoals verwacht, met een brok in de keel achter, maar eveneens met de gedachte dat deze band eenzaam aan de top staat.
Facebook – Instagram – Website