Wie woensdag aanwezig was op het concert van Nick Cave & The Bad Seeds, is daar allicht nog niet geheel van bekomen, wie donderdag ging al evenmin. Lichtjes uit het lood geslagen, gelouterd en gezalfd en volledig opgeladen met positieve energie, dat zeker. Twee avonden op rij wisten Nick Cave & The Bad Seeds te imponeren en charmeren, daarbij niet zelden gevoelige snaren te raken en menigeen krop-in-de-keel-momentjes te bezorgen, sing-a-long-momentjes te orkestreren zonder dat dat ooit melig werd en een paar ongelooflijke intense energie-bommetjes te droppen. “Stop! You’re Beautiful” en “Yearh, Yearh, Yearh!” nog eens aan toe.
Nick Cave liet zich bijstaan door de onvolprezen Warrren Ellis en de andere Bad Seeds natuurlijk, en bracht ook een vierkoppig gospelkoor mee, dat het hele gebeuren iets sacraals en spiritueels meegaf. De Wild God regeerde in Antwerpen, nam onze ziel mee, om die pas op het einde van de rit weer terug te geven, samen met een zak vol gelukzaligheid en loutering. Bijna drie uur lang smeet NIck Cave zich volledig, onvermoeibaar over podium en catwalk razend, terwijl de ziel uit zijn lijf zingend en lustig handjes schuddend of croonend gezeten achter de piano, of/en dat alles haast tegelijk. Met ook ongelooflijk véél vuurwerk van The Bad Seeds. Of hoe ook nu het concert van crooner, rocker, verteller, sjamaan en Wild God van dienst King Ink een haast onbeschrijfelijke beleving was waarbij je dus een massa superlatieven te kort komt.
Het Ierse The Murder Capital had de eer, maar ook wel ondankbare taak, om de avond te openen voor een aanvankelijk slechts halfvolle zaal, het lot van een support act. Het vijftal, fier als een gieter om te mogen openen voor Nick Cave, liet het absoluut niet aan hun hart komen en zette een strakke set neer, terwijl de zaal zich stilaan goed aan het vullen was. Met de ogen gesloten zou je haast denken dat Echo & The Bunnymen aan gloednieuw repertoire begonnen waren, en het Ian McCulloch met minder doorrookte stem was die je hoorde zingen, en niet James McGovern.
Het bandgeluid deed ons ook even, ook qua vocals, aan Interpol denken, ook echo’s van Suede meenden we te horen. De songs waren niet allemaal even sterk om echt indruk te maken of te beklijven al onthouden we toch zeker Born To Fight, That Feeling en setafsluiter Love of Country. Het klonk absoluut niet slecht, en James McGovern heeft een krachtige stem, maar echt overtuigen de het Dublinse quintet vooralsnog niet.
Je hebt fans die hun muzikale helden de hele tour volgen, of toch meerder concerten aandoen. “Jullie waren hier gisteren ook, en jou zag ik de voorbije shows nog”, aldus James McGovern donderdagavond, tijdens de laatste show die zij als opener voor Nick Cave mochten verzorgen. Cave zelf zou zich later richten tot de man met de imposante grijze baard die Cave naar eigen zeggen al élke show zag: “die baard volgt me nu al jaren en jaren” grapte Cave waarop hij zijn oprechte dankbaarheid zou uiten voor zoveel loyaliteit.
Op de schermen herkenden we behalve de man met de baard, nog dezelfde gezichten op de eerste rij, waarmee we weggeven dat ook wij er twee avonden op rij bij waren. Twee avonden op rij exact dezelfde setlist, maar met evenveel vuur, passie en intensiteit gebracht, tweemaal een ontroerparcours en traktaat aan positieve energiesalvo’s. Dubbele halelujah!
Met een kleine vijf minuutjes vertraging (woensdag startte het net ietsje stipter) doofden de zaallichten en wandelden The Bad Seeds en het gospelkoor, gehuld in witte kledij met glitter het podium op. De gospelvocalisten plaatsen zich op een hoger podium, het leek ons gepast in spirituele context, nader tot God of zo. De briesende en croonende God op zijn beurt zou af en toe op het podium plaatsnemen, en zich veelal op de catwalk, dichtbij ‘de volgers’ bewegen.
De band zette Frogs in, onder luid applaus wandelde Nick Cave het podium op en een sacrale en intense beleving was gestart. Tekstflarden flitsten, in verschillende kleuren op de schermen, wit, geel, azuurblauw; ‘Kill Me!’ in het knalrood, terwijl de gelaagheid en grandeur van de compositie ons gulzig overviel. Cave aanvankelijk achter de piano gezeten, flaneerde al gauw op de catwalk om meteen contact te zoeken met het publiek. Tijdig haastte Cave zich weer naar het podium met een dartel sprongetje, om daar de song te beëindigen en weer achter de piano plaats te nemen. De hele avond lang zou hij alom aanwezig zijn op het podium wanneer nodig, meestal op de catwalk…
Het zou hoogtepunten regenen donderdagavond. Wild God, de titeltrack van het jongste album, was daarvan alvast het eerste in de reeks. Met zijn rustige opbouw, met ook een subtiele verwijzing naar Jubilee Street, dat later als nummer zou terugkeren, en dan die machtige passage waarop het koor invalt, de song verder tot wasdom komt en dit pure gospel wordt: ‘Where are my people? Bring your spirit down’, Cave lustig croonend, en goed door zingend met mooie stemmen van het gospelkoor.
En dat koor klonk ook prachtig in Song of the Lake, mooi gearrangeerd met zuinige percussie en bells, een subtiel maar aanwezige basloop, uitgevoerd door ‘gelegenheids-Bad Seed’ Colin Greenwood (Radiohead) die voor de zieke Martyn Casey invalt deze tour, veel keys en Cave machtig croonend. ‘Nevermind’, werd een aantal keren gescandeerd in de song. Wanneer de song stopte, scandeerde Cave lustig verder ‘Nevermind’ om dan droogjes op te merken “dat klinkt als een Nirvana-album!”.
Het album Wild God was met negen van de tien songs goed vertegenwoordigd in de set. Al waren er natuurlijk uitstapjes naar andere recente of minder recente parels, en een aantal ‘krakers’. Om naar Abbatoir Blues/ The Lyre Of Orpheus-album terug te grijpen en uitgerekend naar Oh Children, met het gospelkoor aanwezig, leek niet meer dan logisch. En wat een machtig magistrale versie, wat een groots en mooi geluid. Opnieuw een hoogtepunt in de set, met het gospelkoor dat volop schitterde en met een heuse sing-a-long met het publiek als gevolg. Het Sportpaleis als een groots sacraal gospelevenement. En Cave die geweldig zong, Warren Ellis die prachtige dingen deed met die viool. De man waagde het zelfs op een dansje!
Nick Cave schreef de song naar eigen zeggen 22 jaar geleden toen hij zijn kinderen in de speeltuin in Brighton gadesloeg. De song is opgedragen aan alle kinderen en herinnert ons eraan dat we er maar niet in slagen hen een betere wereld te bieden. Een harde realiteit. Wàt een versie; feestelijk én pakkend!
“This about a girl, she lives at Jubilee Street and her name is Bee” en een majestueus Jubilee Street volgde, met hemels mooie vioolpartijen en veel sfeer. Cave die over en weer van catwalk naar podium en piano liep, en dan die versnelling die song compleet deden ontploffen en al duivels die werden ontbonden, alles kapot! En dan. “Are you ready? This is a song about a girl. They mostly are but this one I want to tell you about”. Aha-erlebnis nog maar voor er een noot gespeeld werd. En jawel hoor: From Her to Eternity werd ingezet en mening fan werd lichtjes extatisch. Terecht. Wat een maniakaal akelig mooie intense versie, zeg. Een briesende en als bezetene te keer gaande Cave; Ellis die ons op agressief vioolgeweld trakteerde, machtige percussie. Vuurwerk aan alle kanten, The Bad Seeds en Cave gingen heftig tekeer, het was eventjes 1984.
“Warren Ellis!” roept Cave, ondertussen plaatsgenomen achter de piano. Gejuich en Ellis doet een dansje en maakt wijdse armgebaren. Zet zich even terug neer, gespeeld uitgeput en Cave roept opnieuw zijn naam waarop laatstgenoemde het manische dansje herhaalde.
Van 1984 keerden we terug naar 2024 en naar Wild God met een pakkend mooi slepend Long Dark Night; prachtig pianowerk van Cave, machtig gecroond en met aandoenlijk mooie vioolpartijen van Ellis. En met Cinnamon Horses, ook van Wild God, bleven we in dezelfde vibe. Piano opnieuw machtig croonend, vanachter de piano, en meesterlijk bijgestaan door het koor. Met een machtig atmosferisch totaalgeluid. Cave droeg het nummer op aan Brussel, al bedoelde hij Antwerpen. Hij redde zich nog door te melden dat het beiden favoriete steden van hem zijn.
“Dit gaat over Elvis Presley, en de nacht dat hij werd geboren, er heerste een vreselijke storm, The King moest geboren worden, tot dan zwommen de vissen niet meer, vogels konden niet meer vliegen”. Je hoeft niet eens een die hard Nick Cave-fan te zijn om te weten wat dan zou volgen. Jawel: Tupelo! (The Firstborn is Dead, 1985) Cave riep op om de handen in de lucht te steken, het Sportpaleis volgde gedwee. En vervolgens bastte de Tupelo-hel los. Een krachtig donderslag weerklonk, repetitieve beukende bas en drums, Cave knoopte zijn das los; “Looka Yonder! Looka Yonder! Looka yonder! A big black cloud come! A big black cloud come! Yeah comes to Tupelo. Comes to Tupelo …”. Dreigender dan ooit spookte en dreunde Tupelo door het Sportpaleis. Geweldig krachtige vocalen, van een onvermoeibare Cave, machtige samenzang. Wat een magistraal enge én krachtige versie. Hoezo, één van de hoogtepunten? Check!
Een van de meest sacrale, intense én ingenieuze songs op Wild God volgde op het geweld van Tupelo, een meesterlijk, wonderlijk en magisch Conversion, aanvankelijk rustig voortkabbelend met zalige zang van Cave, om dan volledig open te breken wanneer het koor invalt. “Touch my spirit, stop! You’re beautiful”. Cave zou de woorden “Stop – You’re Beautiful”, al dan niet aangevuld met ‘Belgium’, nog scanderen het verdere verloop van de avond.
Toen volgde een aangrijpend trio krop-in-de-keel-momentjes. Met eerst Bright Horses (uit Ghosteen, 2019), met Warren Ellis op ijzingwekkend mooie hoge noten en ontroerend mooie vocals van Cave, en prachtig pianospel en jongens wat een sfeertje. Het bevrijdende Joy (Wild God, 2024) een pleidooi voor meer lichtheid en vreugde, schudde de zorgen van zich af. Met een fantastische bijdrage van het koor. Wie hield het wél droog wanneer Cave het door merg en been gaande, I Need You (Skeleton Tree, 2016) zong? Toen geschreven voor zijn zoon Arthur die van een klif was gestort. Zo pakkend gebracht, je kon een speld horen vallen in de zaal, je voélde de pijn. Slik.
Carnage, van het gelijknamige album van Warren Ellis & Nick Cave (2021), sloot mooi aan op voornoemd trio, met knappe minimale percussie en een ingetogen bijdrage van het gospelkwartet. Final Rescue Attempt, (Wild God) gedreven door repetitief aanwezig zwerende keys, leek ook organisch bij voorgaande songs te horen, en vervolledigde de groepering songs alsof dat zo bedoeld was. Wat een verrukkelijk en machtige vioolsolo van Ellis!
Die wereldberoemde belklank schalde door de zaal, collectieve aha-erlebnis en gejuich en een fenomenaal Red Right Hand (Let Love In, 1994) was ons deel. De bel dus, maar ook die orgelklanken, en een geweldig goed zingende Cave waren ons deel. Dat en een massaal meezingend Sportpaleis. Dat Red Right Hand tot grootschalige sing-a-long zou uitgroeien, had Cave in 1994 allicht niet gedacht. Cave mende ‘zijn volk’ dat netjes dat meezong wat hij vroeg.
“Belgium! Fuckin’ Belgium! You’re beautiful” riep Cave. Dat we in de staart van de show zaten, was nu wel duidelijk, dus nog een ‘knaller’ moést wel volgen. Dat bleek The Mercy Seat (Tender Prey, 1988) te zijn. Niet in de elektrische versie zoals wij dat het liefst horen, maar vergis je niet: episch, broeierig, luid én magistraal wàs het; dikke Wow!
Nick Cave groette hartelijk het publiek, het gospelkoor daalde van hun platform en positioneerden zich op het podium, naast Cave en een feestelijk en bombastisch White Elephant (van Carnage, 2021) werd ingezet door The Bad Seeds en Cave en het koor zongen het samen meesterlijk, om vervolgens afscheid te nemen van de zaal. Het was twintig voor elf, dus die bisronde zat er allicht nog aan te komen…
Na een kleine vijf minuutjes volharden in applaus en gejuich verschenen The Bad Seeds, Nick Cave en het koor dan opnieuw ten tonele. Na nog wat ’thank you’s’ vertelde Cave ons over het recente overlijden van Anita Lane (27 april 2021), destijds een van de eerste Bad Seeds (en van 1977 tot 1983 ook Cave’s muze). “Jullie moéten deze met ons meezingen, voor Anita, en voor ons, het is niet moeilijk!”. En aandoenlijk hoe het publiek als snel mee was en meezong met O Wow, O Wow (How Wonderful She Is), muzikaal een niemendalletje, maar een mooie ode aan Anita, gezongen door Cave, het koor en de hele zaal. Met op de achtergrond nog fragmenten uit het laatste telefoongesprek dat Lane nog gevoerd had.
“Ik wandelde vanmiddag door Antwerpen, met mijn zoon en had mijn kleinzoontje van 6 maanden op de arm. Ik realiseerde me dat ik 31 jaar geleden een lied voor zijn papa schreef toen die zo klein was”, sprak Cave vertederd. Of de zoon van Cave effectief Henry heet, weten we niet maar een gewéldig machtig Papa Won’t Leave You Henry knalde door de zaal, natuurlijk flink meegezongen ook.
“This is a weeping song, a song in which to weep”, kondigde Cave het laatste salvo aan. Warren Ellis zette in op de viool met een onmenselijk mooie solo, de song trok zich op gang en The Weeping Song (The Good Son, 1990) en bewees zich een meesterlijke finale te zijn, met dubbel zoveel power dan de studioversie, een stuk sneller en feller ook en met het publiek als extra percussionisten in de door Cave aangeleerde klaptechniek.
Cave bedankte nog eens uitvoerig iedereen, en vertelde ons dat het een privelege was voor ons te mogen spelen, band en Cave af, maar het applaus hield aan en nog geen twee minuten later kwam Cave alleen terug, nam plaats achter de piano, en stuurde ons de nacht in met een subliem en pakkend Into My Arms. Dank je, Nick!
Elk concert dat we meemaken van Nick Cave & The Bad Seeds, blijkt dat gewoon nog véél straffer dan alle voorgaande, of minstens even indrukwekkend, we kijken dus al hartstochtelijk uit naar een volgende doortocht van King Ink!
Foto’s: Hannelore Dieleman
NICK CAVE & THE BAD SEEDS: facebook • instagram`
.