SUBPOP. Opgericht in 1986 door Bruce Pavitt. In feite was het niet meer dan de bedoeling om een fanzine te zijn, maar de cassettes die erbij werden geleverd, deden het zo goed dat het al gauw een label werd. De eerste echte release kwam er met Soundgarden, ook al waren die toen volslagen onbekend. Maar dat gold eveneens voor Mudhoney en een bandje met de naam Nirvana. Eens Cobain miljonair werd en zich een kogel door de kop had geschoten was ook SUBPOP zo wat het hoogste wat je als indieband kon bereiken. De storm is ondertussen al wat geluwd. Het feit dat we deze inleiding dienen te schrijven, is daarvan het sluitende bewijs. Maar het blijft anno 2020 wel uniek dat een trio uit Friesland getekend is door het label uit Seattle.
Alles begon met Yuko Yuko, het éénmansproject van Elias Elgersma, dat op Soundcloud de nodige furore maakte. Elias kreeg al gauw het gezelschap van stadsgenoten Erik Woudwijk en Jaap Van Der Velde. Het moesten zowat de enige kerels uit Dokkum zijn die zich bezighielden met postpunk, want voor de rest kruisten ze alleen maar metalfreaks met haar tot op hun gat. Dat komt ervan als je heimat jaarlijks een metalfestival (Dokk’Em Open Air) organiseert.
Yuko Yuko werd opgedoekt en The Homesick was geboren. Hun eerste plaat Youth Hunt werd in alle bescheidenheid, zonder al te veel verwachtingen, uitgebracht en kwam via Spotify ter ore van SUBPOP. De rest is, zoals het cliché wil, puur Hollandse geschiedenis.
The Big Exercise herbergt tien tracks die je als een trip dient uit te zitten. Wij vinden dat niet uit, want het feit dat het trio de songs in elkaar laat overvloeien spreekt voor zich. Het begint met een kabbelend beekje dat What’s In Store inleidt, maar voor je het weet zit je op een sneltrein die je in een recordtempo naar het eindstation voert.
Eigenlijk doen deze drie Friezen niks nieuws, maar ze doen het wel goed. Jingle-jangle postpunk met een harmonische zang die ergens tussen The Beach Boys en de Bee Gees bengelt zonder dat je begint te knarsetanden. Als je The Homesick één ding wel wat kwalijk kan nemen dan is dat ze maar één keer echt ontploffen, en dat is op de laatste track Male Bonding. Voor de rest krijg je tien speelse nummers die zich ergens tussen Cloud Nothings en Pavement bevinden, en af en toe zelfs wat progrock. Ook al kan het aan ons liggen omdat wij blokfluitgeluiden nog altijd ongewild associëren met geitewollensokkenmuziek. De kritische geest in ons doet ons mompelen “waarom jij, en niet een ander”, maar dat doet geen afbreuk aan deze meer dan prima plaat.