Er zijn zo van die vragen die de mensheid al sinds jaar en dag bezigen. Waaronder:
- Zou Danny Verstraeten nooit een korte broek aanhebben tijdens het lezen van het nieuws?
- Is de hernieuwde samenwerking van Helmut Lotti en zijn toupetje echt de sleutel tot succes?
- Hoe kan het dat Keith Richards, relatief ongeschonden, uit de jaren 60 en 70 is gekomen?
- Wat is er in hemelsnaam gebeurd met de Romeinse zonnegod Sol Invictus?
Het antwoord op de drie eerste vragen moeten we je helaas schuldig blijven, hoewel we in het geval van Keith Richards wel vermoeden dat hij weldra door zijn thuisplaneet opnieuw opgehaald zal worden voor een groot onderhoud.
Ook wat er nu effectief gebeurd is met de zonnegod Sol Invictus kunnen we je helaas niet vertellen. Na een uitgebreide studie van onzentwege bezweken we na een kwartier alweer onder de desinteresse in het geschiedkundige thema en besloten we ons dan maar op het auditieve Sol Invictus van Jon Doe One te storten.
Wie de naam Hannes d’Hoine hoort, zal ongetwijfeld denken aan het Antwerpse DAAU waarin d’Hoine al geruime tijd de contrabaspartijen voor zijn rekening neemt. Zijn muzikale bijdrage aan de Belpop valt echter niet te reduceren tot enkel DAAU. Voor een volledig overzicht van zijn muzikale reilen en zeilen verwijzen we je dan ook graag naar deze link. Op Sol Invictus wordt d’Hoine overigens bijgestaan door Berlinde Deman en Hanne De Backer die de zeer vakkundig de blazers voor hun rekening nemen.
Naast zijn voorliefde voor instrumenten die de oppervlakte hebben van een gemiddelde gezinswagen, heeft d’Hoine ook een voorliefde voor experimentele sfeervolle muziek, waarvan Sol Invictus alweer het derde wapenfeit is. En hoewel we overduidelijk Jon Doe One op de plaat horen, weet d’Hoine zijn project absoluut opnieuw uit te vinden op deze plaat. Wat deze heruitvinding net inhoudt, hebben we hieronder gepoogd in woorden te vervatten.
De plaat opent met Hepha. Bij aanvang van het nummer lijkt de focus op experimentele percussie te liggen. De percussie, die overigens een sterk metaalachtige bijklank heeft, is bijzonder eclectisch. Het is volgens ons ook daardoor dat Jon Doe One een constante in het nummer invoegt aan de hand van een toon die zo diep is dat het wel lijkt alsof Gimli voor de gelegenheid nog eens op de hoorn van Helm Hammerhand blaast. De voorgenoemde diepe toon weet niet enkel de nodige rust in het nummer te brengen maar fungeert bovendien ook als auditief bindmiddel voor het breed scala aan geluiden waarmee we worden geconfronteerd. Naarmate Hepha vordert, worden trouwens ook de blazers aan het geheel toegevoegd.
Een mysterieus jazzy geluid lijkt zich van het nummer meester te maken terwijl de constante diepe toon op de achtergrond zachtjes afneemt. Rond minuut 5’20” voelen we een kentering in de compositie. De diepe toon van weleer lijkt kortstondig opnieuw het centrale punt van het nummer te vormen maar evolueert al snel naar een melodie die de nodige luchtigheid aan het nummer weet toe te voegen. Ook op de voorgrond wordt de voorgenoemde luchtigheid versterkt door de toevoeging van toetsen. Om het geheel nog net dat ietsje meer te geven worden ook sporadische nuances van dissonante en mysterieuze blazers aan het geheel toegevoegd. De huidige toon van het nummer is voorzichtig positief maar een zekere onrust en mysterie blijft de track zoals voorheen beheersen. Naarmate we het einde van Hepha naderen, wordt het geluid langzaam afgebouwd tot enkel de eenzame, dissonante schreeuw van een blaasinstrument overblijft.
Hepha is een zeer sterke opener van de plaat en weet naast auditief ook visueel sterk tot de verbeelding te spreken. In een live-setting zal het de installatie van cinematograaf Stijn Grupping zijn die de prachtige muziek van Jon Doe One zal begeleiden, in een thuisomgeving kozen we voor het onderstaande Street Of Crocodiles van de Quay broertjes.
Lyclo start met een zachte, mysterieuze ruis in combinatie met idylle die langzaam aan- en afzwelt. Ritmische plukken op de contrabas voegen vervolgens een percussief doch melodische nuance toe aan de start van Lyclo. Naarmate het nummer verder opbouwt, wordt er door het volledige instrumentarium sterk ingezet op de voorgenoemde idylle. Het zijn met name de blazers die zorgen voor een rustgevend, kabbelend geluid dat, naar onze mening, een zachte zonsopgang perfect zou complementeren. Rond minuut 3 neemt het geheel een korte wending. De idylle maakt plaats voor diepe blazers; experimentele percussieve geluidjes allerhande en zeer zachte blaasgeluiden. De blazers lijken bij momenten te worden bespeeld zonder effectief noten aan te slaan wat resulteert in een zeer intrigerend samenspel met de percussie. Na dit korte intermezzo wordt de idylle hernomen, al klinkt deze nog grootser en weidser dan voorheen. Tenslotte wordt de eerdere grandeur van de compositie herleid tot minimalistische, sfeervolle achtergrondgeluiden. En hoewel we sporadisch nog noties van de voorgenoemde idylle waarnemen, is het toch vooral de rust die regeert en ons naar het einde van de track begeleid.
In Theli is er, in tegenstelling tot diens voorganger, allesbehalve sprake van idylle. Hier is het een sterk experimenteel, jazzy geluid dat de plak zwaait. Bij aanvang van het nummer lijkt het elektronische, ietwat percussieve, geluid van links naar rechts door de track te zweven. Het duurt echter niet lang voor diepe, dreigende blazers de kop op steken en zich prominent op de achtergrond weten te verankeren. De blazers lijken een auditieve contradictie voor de eclectische percussieve geluiden die op de voorgrond lijken te heersen. Ze zeggen weleens dat tegengestelden elkaar aantrekken en ook hier is dat niet anders. De percussieve geluiden en diepe blazers staan qua sfeer dan ook zo ver van elkaar dat ze elkaar wonderwel weten te complementeren, versterken en uitbalanceren. Naarmate Theli vordert, lijkt het stilaan de soundtrack van een rondgang in de Antwerpse De Ruien te worden. Sporadische noties van geluiden die op druppelend water in verlaten riolen lijken, domineren kortstondig het nummer om vervolgens plaats te ruimen voor de blazers. De blazers lijken uiteindelijk de klassieke weg op te gaan en in een schizofrenie van rust en spanning een indrukwekkende grandeur neer te zetten die met een abrupte stilte tot stilstand wordt gebracht.
Tada tada taaaaaa!
Om één of andere reden doet de aanvang van slotnummer Usso, met zijn diepe bastonen, ons kortstondig wat aan For Whom The Bell Tolls denken. Het nummer is duidelijk elektronischer getint dan zijn voorgangers en wordt bij aanvang gekenmerkt door diepe tonen die bijna drone-achtig te noemen zijn. Al snel worden ook synths toegevoegd die voor de nodige luchtigheid zorgen en ook in dit nummer wederom resulteren in een geslaagd gevecht van tegengestelden. Jon Doe One zet met Usso duidelijk in op een episch en vol geluid. De luchtigheid die de synths weten te creëren, is dan ook van korte duur waarna alle instrumenten samenwerken in functie van die epische grandeur. Rond minuut 4’30” wordt de grootsheid van de compositie teruggeschaald. En hoewel Usso nog steeds de volledige ruimte met geluid weet te vullen, gaat het duidelijk met iets meer voorzichtigheid gepaard. Usso gaat verder met een sporadische, diepe toon die gecounterd wordt door tabla-achtige elektronische percussie. Naarmate het nummer evolueert, begint de elektronische percussie zich meer en meer een hoofdrol toe te eigenen, al is het een constante zweem van geluid die het geheel zachtjes doorspekt en bij elkaar houdt. Rond minuut 8 start het laatste deel van de compositie waarbij we frequent aan Gregoriaanse gezangen moeten denken. Er mag dan wel niet gezongen worden in het nummer, de muziek en de sfeer van Usso zijn absoluut vergelijkbaar met de grootsheid van de voorgenoemde religieuze gezangen.
Jon Doe One weet met Sol Invictus een sterke derde plaat neer te zetten. Sol Invictus barst van de nuances die je luisterbeurt na luisterbeurt opnieuw zullen verrassen. Bovendien wijkt de plaat voldoende af van zijn twee voorgangers om zijn bestaansrecht te rechtvaardigen. Wij raden dan ook aan om niet enkel Sol Invictus in huis te halen maar ook voorgangers Small Numbers en Horror Vacui zodat je de evolutie van d’Hoine het best kan waarnemen.
Hieronder kan je alvast een overzicht vinden van de, voorlopig, aangekondigde live-data. Ook live steekt Jon Doe One bij Sol Invictus overigens een tandje bij met een installatie van cinematograaf Stijn Grupping. Als we de bovenstaande video mogen geloven zal het in ieder geval zowel een auditief als visueel spektakel worden. Verder hebben we je ook nog van enkele relevante links voorzien om op de hoogte te blijven van het reilen en zeilen van Jon Doe One en je van jouw aanschaf te verzekeren.
Modemuseum Antwerpen: 14 en 15 januari – Un Peu Brussel: 21 januari –
Chambres d’O Oostende: weekend van 5 en 6 februari
REVIEW: HORROR VACUI
HANNES D’HOINE: WEBSITE
JON DOE ONE: FACEBOOK – BANDCAMP