“Uit het niets, ontstaat er niets.”
De Nederlandse doom/ noise-act Farer is dan ook niet iets dat zomaar uit het niets verscheen, want het is een project van donker ervaren zielen. Sven Jurgens (drums en percussie) en Frank de Boer (bas en zang, kennen we ook van All Are To Return) zijn bandleden van Ortega, die dit project in 2013 samen met Arjan van Dalen (bas en zang) oorspronkelijk startten onder de naam Menhir, tot ze vorig jaar als Farer besloten verder te gaan.
Met hun debuutalbum Monad verbreekt Farer het absolute. Met zware, slijpende riffs en dieppulserende ritmes is het een onrustige bewijs van lijden. In de gelaagde en van een rijke textuur voorziene, prachtig rumoerige opbouw horen we de (on)menselijke stem als een oer-woordloze schreeuw die de cyclus van creatie en vernietiging zijn geluid geeft.
Vergruisde baslijnen en een stem die de wanhoop uitschreeuwt. Phanes opent onmenselijk, terwijl we het geschreeuw uit onze eigen ziel herkennen. Wanhoop, woede en brutaliteit broeien in chaos en worden afgewisseld met een schijn van rust. Want ook daarin broeit de onrust voortdurend. Wasemende klanken en resonerende snaren barsten los. De bassen bijten de drums die steeds intenser klinken en de vocalen lijken hen aan te drijven om steeds dieper te graven. In drie zuiver gezongen tonen besluit het nummer in de ontembare ruis die luwt, maar niet verdwijnt…
Wat Farer typeert is dat ze emoties en sferen als brutaliteit, agressie, ruwe kracht,… met een bepaalde soberheid weten te verklanken. Twee basgitaren, een drum en de menselijke stem die in al zijn vormen, uitersten laten horen. In Asulon wordt de spanning opgebouwd met slechts enkele diepruwe bas aanslagen en een ruisend herhalend ritme, waarbij we intens knappe gezongen vocals te horen krijgen. Duisternis spint zich strakker en schuurt de ritmes, met opgeruwd snaarwerk. Stemmen die bij aanvang klare zinnen laten klinken, dwingen zich gaandeweg tussen de instrumentale lagen in oerschreeuwen van het ‘zijn’. Ritme krijgt geen uitstel, woeste riffs volgen en eindigen in een onstuimig brute schoonheid.
De drumslagen en de gelaagde zware snaren laten Moros diep, maar langzaam toe onder onze huid. De saturatie neemt toe, tot ze adembenemend verstikkend walmt en de klanken meanderend ijler en snijdend lijken te worden. De snaren van de bas worden op die manier beroerd, alsof ze in chaos in een sarcastisch gebulder uitmonden. Het zou best wel kunnen dat hier een strijkstok aan te pas kwam. Geniale klanken worden er uit de instrumenten gehaald!
Elpis verwijst naar het woord hoop, maar het moeten sterke zielen zijn om uit dit geluid hoop te puren. Opnieuw worden we overspoeld door de hevigheid van ellende, prachtig verklankt met drumslagen die elk hartritme op een dwaalspoor zet en schurende bassen die je heen en weer slingeren tussen woede en tristesse. Ieder woord gebruld vanuit pijn en wanhoop. Maar we weten allemaal dat kunst niet voortkomt uit blijheid… en dit is wel degelijk kunst.
Vier tracks, samen goed voor meer dan 50 minuten die je de hel en de hemel laten ontmoeten. Vol tegenstellingen, zetten deze heren sober rauwe en emotioneel complexe geluidsarchitecturen neer in één van de meest intens beroerende noise-/doomsounds van 2020.
Het album Monad is digitaal, op tape (Tartarus Recs) en op cd (Aesthetic Death) verkrijgbaar.
(Her)lees hier ook onze eerdere reviews over Phanes en Asulon en kom meer te weten over Farer.