Een maand of twee geleden werd met single Trucks To Gettysburg de komst van het derde album van dit speelse experimentele sextet uit Kentucky al aangekondigd. Dat album is er nu.
Opener My Song zet je al meteen op het verkeerde been, gezongen wordt er namelijk sowieso niet, maar jazzy pianogepingel dat gaandeweg gezelschap krijgt van psychedelische geluiden en melodica is wél je deel. Als er een Downtown is moét er ook een Uptown zijn, die trapt af met de lokale fanfare of toch op z’n minst een sample ervan, waarna er hoekige ritmiek met snedige gitaren en kinderlijke melodietjes volgen op o.a. steeldrums of een digitaal equivalent, dolle boel. De gitaren hebben duidelijk gezopen op het korte niemendalletje Magnetic Rose.
Verrassend funky en groovy wordt het in Stepper’s Block, met zelfs bigband blazers; kan zo op de soundtrack van een Amerikaanse B-film. Aritmisch geëxperimenteer met keyboards en synths in Letters To The Janitor waarvan we vermoeden dat de conciërge in kwestie de wenkbrauwen behoorlijk zal fronsen tijdens het lezen ervan. Minimalistische ritmiek op, we vermoeden rototoms, een mooie pianomelodie, wederom die melodica en elektronica zorgen voor licht Aziatische sferen in Glass Chopsticks. Olympics IV is licht new wavey en dansbaar, tot de boel neergelegd worden en dissonantie de boventoon gaat voeren. Met z’n tijdsduur van 6:15 is Paradise City Billiards de op één na (de single Trucks To Gettysburg) langste track van het album. Z’n klagerige strijkersynths en psychedelica worden mooi gedrapeerd op een zwoele groove. De titeltrack tenslotte is Stockhausen voor gevorderden met knipogen naar het Oosten.
Totaal onconventionele muziek dus, maar door muzikanten die de conventies wél kennen, ze zelfs onder de knie hebben maar ze met veel spelplezier vierkant aan hun laars lappen. De soundtrack van de film van ons leven, mogen ze alvast deels voor hun rekening nemen.