De leegheid van de dagen, vul je maar beter met muziek. En dan voegen we daar het nieuwe, zesde album Vide van de Brusselse darklounge-/ miserypopband Emptiness graag aan toe, waarmee ze verontrustende angsten in geluid vast wisten te zetten. Obscuriteiten die ze als Belgische ontdekkingsreizigers voorzien van een eigen sound. Niet door harder, sneller of luider te gaan om extremer te klinken. Nee. Grenzen verleggen doen ze in volle traagheid en in duisternis.
Sinds 1998 doken Jérémie Bézier (bas, zang), Olivier Lomer (gitaar, synths), David Alexandre Parquier (synths) en Jonas Sanders (drums, percussie) de duisternis en horror in. Continu experimenterend met hun door black en death metal geïnspireerde geluid, hoewel we op Vide niets van die roots terug vinden. “Vide was bedoeld als een claustrofobisch album, een reis van een oneindige geest die vastzit in een te kleine wereld. Door de essentie van iemands percepties in twijfel te trekken, nodigt dit album je uit om je kijk op de realiteit opnieuw te bekijken”, aldus de band. Emptiness ging dan ook in een aparte vorm van isolatie voor de opnames, die doorgingen in afgebakende ruimtes als appartementen of een hut in het bos, en soms op het dak van een stad waardoor je een vreemde mensenwereld van bovenaf kon aanschouwen. Enkel de bandleden waren betrokken bij de productie, van zowel audio als beeld. Een opstelling die volledig past in dissonante tijden, die zich vulden met lockdowns.
Verontrustend traag uitgesmeerde en verwrongen melancholie krijgen we te horen in Un Corps À L’abandon. Vol geesten die hun stemmen in fluisteringen loslaten in bedwelmende soundscapes.
Grimmig vult Vide, Incomplet zich met bedreigende synths, triggerend onvoorspelbare snaren en meeslepend zwoele ritmes. De aantrekkingskracht van de duistere leegte spreidt zich tentoon in al zijn klanken. In dissonantie klinkt Le Mal Est Chez Lui bijna alsof de duivel ermee gemoeid is. En heel even krijgen we zelfs het gevoel dat dit evengoed een omgekeerd, op een te traag toerental afgespeeld Beatles nummer had kunnen zijn.
Een intermezzo van een ademhaling lang wordt met Le Sévère filmisch opgevuld, waarna Ce Beau Visage Qui Brûle met fris getokkel opent en je heel even het gevoel krijgt dat Emptiness je wat ademruimte gunt. Voor je het weet, zit hun geluid alweer strak om je huid gekneld. Verstikkend en beklemmend. Het is bijna contradictorisch, want een lichte openheid kenmerkt hun instrumentale sound, zanglijnen en tempo sterk. En toch klinkt elke track zwaar beladen met duistere melancholie.
De vocalen klinken grauwer in Détruis‐Moi À L’amour. De liefde vergruist in een klankpallet van bittere toetsen en warm getokkel. Ieder woord ademt kil tussen rechtopstaande nekhaartjes. Plus Jamais sluit daarop aan, met een tekst over het destructieve karakter van verlangen.
“Ik zal je niet loslaten. Maar ja, het verlangen… ik weet waar het vandaan komt. Het is een parasiet die een andere parasiet infecteert. Laten we onze deeltjes terugsturen naar de sterren. En zien dat er geen sterren meer zijn.”
In een iets sneller tempo klinkt L’erreur wervelend en met tikkend ritme doorheen golven van ruis om volledig verwrongen te eindigen in een noisy sound. Wat bijna als een ballade lijkt te beginnen, ademt al gauw verwarrende bitterheid uit. De zanglijnen lijken door mekaar geknoopt in On N’en Finit Pas. De gitaarakkoorden gaan nogal vaak tegendraads in de clinch met de gespeelde noten, wat de tracks met een onnatuurlijk, oncomfortabele sfeer opzadelt, terwijl ze je evengoed omarmen met hun zachtheid.
Met L’ailleurs sluiten ze de leegte in schoonheid af. De kilte die het nummer uitademt, in evenwicht gebracht door de nagalmende soundscapes en een eenvoudig lichte drumaanslag die poogt ons uit de Emptiness-hypnose terug te halen.
Liefhebbers binnen het ruime, experimentele donkere spectrum zoals van bands als Portishead, Altarage, langs The Sisters of Mercy tot Massive Attack zullen de Emptiness-sound misschien wel weten te appreciëren. Hoewel het geen eenvoudig album is om door te slikken en dus wellicht slechts een beperkt publiek met ruime blik bekoort. Beschouw hen als de donkergestemde Moby of Air, die je hoofd met zoete klanken misleidt om je de diepste bitterheid van de dalen te tonen. Dat alles in een bevreemdende elegantie. De tristesse en het desolate gevoel had ons na enkele nummers jammer genoeg al flink te pakken, waarbij we even dreigden af te haken, want de – nochtans één voor één knap opgebouwde – tracks bieden vrij weinig variatie.
Vide is digitaal, op cd (jewel case) en op verschillende kleuren vinyl uitgebracht bij het label Season Of Mist.