Het blijft steengoede releases regenen en ook IIII, de nieuwste samenwerking van Elko Blijweert, Simon Beeckaert, Gert Wyninckx en Butsenzeller mag zich tot de voorgenoemde verzameling rekenen. Negen nummers is het album rijk. Ze kregen, voor jouw gemak, allemaal een Romeins cijfer.
De release van IIII is echter geen alleenstaand feit; wie dat beweert verwijzen wij graag naar het spreekwoordelijke ‘gat van den timmerman’. De vier heren hebben tijdens de lockdown allesbehalve stilgezeten. Elko heeft naast een schitterende nieuwe soloplaat: Realm Of Rides & Romance, waarvan de review weldra volgt, ook nog een ep met Dino & The Chicks, een nieuwe plaat met Horse Head Bed en een liveplaat met The Groovecats Deluxe uitgebracht. Butsenzeller stak dan weer best wat werk in zijn schitterende Covid Collabs, waarop ook Simon Beeckaert en Gert Wyninckx verschijnen en ook de punker in Butsenzeller kon nog eens naar hartenlust pogoën op de nieuwe track van Scoundrels.
Maar goed over tot de orde van de dag, IIII.
Bij de start van nummer I kunnen we niet anders dan kort paniekerig om ons heen te kijken. De contrabas van Simon Beeckaert doet ons bij aanvang toch even twijfelen of er onder of achter ons nergens een grote vin uit het niets opdoemt. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat haaien op land kunnen overleven maar alles kan. Als je ons een jaar geleden had gezegd dat alle cafés en concertzalen maanden zouden dichtgaan, dat we zouden vastzitten in ons kot en we de ganse dag een mondmasker zouden dragen, zouden we daar naar alle waarschijnlijkheid ook eens goed mee gelachen hebben om je vervolgens publiekelijk te verbranden voor hekserij. Je bent bij dezen dus gewaarschuwd. Nummer I is over het algemeen zeer minimalistisch. Er is geen enkel instrument dat echt met vuur de leiderspositie op zich neemt. Simon Beeckaert verzorgt met zijn contrabas de basis waarop Butsenzeller zijn experimentele doch ingehouden percussieve lusten kan botvieren. Hetzelfde geldt voor de gitaren van Elko en de elektronica van Gert. Alles blijft heel low key. Een zeer ingetogen en rustig stukje muziek om mee van start te gaan.
II start met een ietwat Oosterse vibe. Bij het horen van het klarinetspel moeten we qua sfeer, om de één of andere reden, vrijwel direct aan Mediterrane landen als Marokko en Turkije denken. De mystiek van duizend en één nacht… In deze auditieve estafette geeft het klarinetspel al snel de fakkel door aan Elko en Simon die het met hun contrabas en gitaar kort even overnemen van de klarinet, tot deze uiteindelijk het samenspel terug vervoegt. De Oosterse feel blijft echter steeds behouden. Elko voegt, op geheel eigen wijze, wat dissonant gitaarspel aan het geheel toe en ook Butsenzeller levert in deze track zonder twijfel een toegevoegde waarde. De manier waarop Butsenzeller de percussie benadert, doet ons wat denken aan de Indische tablaspelers waardoor het ook netjes in het de compositie past.
Nummer III gaat verder in de stijl van het vorige nummer maar de basklarinet en de contrabas brengen toch een iets meer jazzy gevoel in het nummer. Voor de percussie van Butsenzeller wordt er meer ruimte vrijgemaakt op de voorgrond en ook deze brengt een jazzy feel in het geheel. III is een heerlijk samenspel maar vooral het geluid van de contrabas, dat wordt versterkt door het drumspel van Butsenzeller, kan ons echt bekoren. Elko en Gert doorspekken de groove met soundscapes om zo het auditieve geheel nog rijker te maken.
IV heeft, net als zijn voorganger, opnieuw dat eerder jazzy gevoel maar het gitaareffect van Elko maakt dat het geheel toch iets speciaals krijgt. In eerste instantie heeft de gitaar van Elko een wat ondersteunende soundscape-ish functie maar rond minuut 2 treedt hij echt op de voorgrond met een clean gitaargeluid. Dat Elko een begenadigd gitarist is, hoeven wij jou niet te vertellen. Op deze track lijkt hij daar echter niet al te erg mee uit te pakken. Hij speelt gitaar in functie van het nummer en dat is mooi om te horen. Net genoeg noten!
De contrabas op V geeft het geheel haast iets klassieks. Om Salieri en konsoorten niet de bovenhand te laten nemen, voegt Elko met zijn gitaarspel wat mysterie toe aan het geheel. Gert en Butsenzeller horen we dan weer terug in de vorm van experimentele percussie en een dissonante basklarinet. Het eerste deel van de compositie wekt een sterk gevoel van onrust op, alsof er iets op til is. Rond 1.30 minuten ondergaat de kleur van de basklarinet een drastische verandering. Hoe drastisch vraag je? Wel, zo drastisch dat we zelfs bij momenten aan het schitterende harmonicaspel van wijlen Toots Thielemans moesten denken. De basklarinet moet tijdens deze transformatie opboksen tegen de dissonante toon die door Butsenzeller, Gert en Elko wordt gezet. Rond minuut twee moeten we legende Toots Thielemans al opnieuw uitwuiven en neemt het geheel vervolgens een Oosterse weding. Vooral het drukke drumspel van Butsenzeller zorgt voor een bijna bezwerende ervaring.
In deel VI van de improvisatie gaan we verder waar we in V gestopt zijn. Hoewel het geluid bij aanvang wat gekalmeerd is tegenover het vorige deel. Eerst lijkt het nummer een beetje de country-tour op te gaan, als we de gitaar mogen geloven. Het basspel behoudt echter wel degelijk het jazz gevoel. Al snel moeten we heel het country-verhaal definitief achter ons laten op het moment dat de klarinet terug invalt. We gaan met het kwartet opnieuw de Oosterse toer op waartoe ook het gitaarspel van Elko en de Oosterse tabla-ish percussie van Butsenzeller een kenmerkende bijdrage leveren. Verder gaan we door met een heel degelijke traditionele groove tussen bas en drum waarop Elko eens volledig los mag gaan met zijn kenmerkend gitaarspel. Rond minuut drie schroeft Butsenzeller het drumspel sterk terug en krijgt de contrabas opnieuw een prominente plaats op de voorgrond. Het lijkt op een bepaald punt wel alsof we in het midden van een dialoog tussen contrabas en gitaar beland zijn. Rond minuut vier doorbreken de diepe bastonen van de klarinet kort nog het gesprek tussen contrabas en gitaar om zo de laatste momenten van de compositie van een warm en vol geluid te voorzien.
Op VII lijkt het kwartet een iets experimentelere toer op te gaan. We horen bij het begin van het nummer spacey soundscapes die, in combinatie met de mysterieuze basloopjes, het minimalistische drumspel en het donkere klarinetspel resulteren in een sfeer die we zonder twijfel als ‘akelig’, zouden omschrijven. Het nummer scheert rakelings langs de 8 minuten. Neem dus zeker de tijd om deze compositie een paar keer na elkaar te luisteren om zo te kunnen genieten van de subtiele nuances. Rond minuut 4 lijkt het zelfs even, al is het vanop een afstand, alsof major Tom himself contact opneemt met ground control voor een laatste stand van zaken. Voor ons is VII alvast het favoriete deel van de plaat! Misschien dat we voor de gelegenheid dan toch nog maar eens dat Darth Vader pak uit de verkleedkoffer moeten vissen om dit akelige spacey nummer in stijl te beluisteren.
VIII verpulvert de kaap van 8 minuten en is dan meteen ook het langste nummer van de plaat. De compositie lijkt dat spacey gevoel van VII verder te zetten. De elektronica krijgt echter een prominentere rol toebedeeld dan in de voorgaande track en voorziet de huidige improvisatie dan ook van de nodige kleur. Ook dit stukje instrumentaliteit behoort tot onze favorieten van de plaat. We raden je alvast aan om deze track met het licht aan te beluisteren alternatieven voor het licht zijn ook jezelf vakkundig verstoppen onder een laken of verschansen in een zelfgemaakt fort van matrassen en lakens.
Eindigen doet de plaat, zoals de wiskundigen onder ons waarschijnlijk al vakkundig hadden berekend, met IX. Hoewel er nog zachte linken zijn met VIII en VII wordt hier toch duidelijk uit een ander vaatje getapt. De mysterieuze sfeer blijft behouden maar de elektronica wordt subtieler en de basklarinet krijgt opnieuw een prominentere rol toebedeeld. Rond 30 seconden horen we de percussie van Butsenzeller even licht de kop op steken maar deze blijft over het algemeen zeer low key gedurende de rest van het nummer. Een rustig nummer om de plaat mee af te sluiten!
IIII is duidelijk een album voor de geduldige luisteraar. Net zoals tijdens de opnames voor de muzikanten het geval was, is het ook voor de luisteraar een ontdekkingsreis. Rustig wachten en luisteren naar de verschillende nuances binnen elk nummer en wachten waar je naartoe wordt geleid. In een wereld waar ook muziek vaak ten prooi valt aan de term “fast-moving consumer goods” zijn wij blij om dergelijke muziek ten oren te krijgen. Gemaakt zonder compromissen en zonder kapsones met enkel liefde voor het vak en voor de muziek zelf als uitgangspunt.
Na al dit goede nieuws is er uiteraard ook minder goed nieuws. De fans van fysieke releases zullen mogelijks nog even op hun honger moeten blijven zitten want momenteel is de plaat enkel digitaal te verkrijgen. We hopen dan ook dat een fysieke release in de pipeline zit. Wij hadden zelfs enkel bij de aanblik van het prachtige minimalistische artwork, waarvan we vermoeden dat ze de mosterd bij Troebel van Simon Beeckaert gehaald hebben, de plaat aangekocht zonder te weten wat erop staat. Dat deze gevuld is met dergelijke heerlijke instrumentaliteit is dan ook de kers op de taart.
https://butsenzeller.bandcamp.com/music