Waar ligt de grens tussen muziek en poëzie? En hoe kunnen de twee elkaar versterken? Honderd jaar geleden zocht Paul van Ostaijen al manieren om zijn woorden van de pagina te laten spatten en ritmes te creëren in ons hoofd. Uit datzelfde Antwerpen komt nu Lies Jo Vandenhende, die na een aantal eerdere audiogedichten een eerste ep lost met multi-instrumentalist Ard Zacht achter de knoppen.
Dit is geen plaatje om op de achtergrond te draaien terwijl je afwast, de krant leest en nog snel een boodschappenlijstje bij elkaar krabbelt. Net als bij een poëzieoptreden moet je aandachtig blijven om de woorden te laten doordringen. Je luistert jezelf zoek in de dromerige observaties en surreële stillevens die Lies met haar woorden schetst.
“Ik verhuis naar de stad en ik neem mee…” Zo begint het allemaal, voor Lies óns meeneemt door Antwerpen, onderweg haar doordacht gecomponeerde vrije verzen debiterend en strooiend met mijmeringen en straatwijsheden. Alsof je de voetgangerstunnel van het ruime, groene Linkeroever neemt en plots bovenkomt in de zoemende, bruisende wirwar van het stadscentrum. “Het leven is geen judoles. Nog voor je klappen uitdeelt, mag je daar een jaar lang leren vallen”, onthouden we vooral.
De muziek biedt meer dan een riedeltje op de achtergrond. Nu eens ondersteunen Ards melancholische toetsen en atmosferische achtergrondgeluiden Lies’ heldere parlando, dan laat hij haar stem weerkaatsen op de maat. “Schrijven, vallen, groeien, krimpen” of “te veel aan elkaar verslingerd, te diep in elkaar verweven”: zo ontstaat ritme zonder te zingen.
“Iemand zei: om te schrijven heb je levenskapitaal nodig. Dus ik zit hier en kijk naar de mensen tot ze woorden worden”, leert Lies ons. We hopen dat ze nog vaak post vat in de stad om de mensenzee langzaam te zien opgaan in ritmische poëzie.