Tuba, dat is toch die brombeer uit de familie van de eindeloos elegantere saxofoon, trompet en trombone? Kan je met dat gevaarte subtiele, gelaagde, swingende, betoverende muziek maken? Theon Cross bewijst van wel. Eerst bij de groep Sons of Kemet, sinds dit jaar ook onder zijn eigen naam. In februari bracht de jonge Londenaar zijn debuutalbum Fyah uit, dinsdag speelde hij ten dans in de kleine zaal van de AB.
Eerst is het de beurt aan H A S T. Ook zij losten eerder dit jaar hun eerste plaat, maar zij komen van minder ver. Na een knallend en stomend begin bouwt de groep een mistbank van nachtgeluiden op waar we maar al te graag in verdwalen. H A S T weet wonderlijk af te wisselen tussen knetterende herrie en sereniteit, tussen mediteren en exploderen.
Na het wondermooie Elegy breekt het feest los met de gierende gitaarsolo’s en pompende saxofoonklanken van Op Ieder Potje Past Een Dekseltje, maar daarna brengt de groep de zaal weer onder hypnose in het licht van het avondrood met het al even maf getitelde Mortal Kombat Champion Of The World. “Is er nog tijd voor één nummertje?”, vraagt frontman-altsaxofonist Rob Banken bedeesd. En badend in azuren lichten nemen de heren afscheid met Old Boy, ook het laatste nummer op hun plaat. Hopelijk niet voor lang, want hier kan een mens eindeloos naar luisteren.
Trillingen, een aardbeving, een naderende helikopter? Niemand weet wat het is, maar het kondigt de komst van Theon Cross aan. Met een welgemikte klaroenstoot verschijnt de meester ten tonele. Zonder drummer Moses Boyd en saxofoniste Nubya Garcia, zoals op de plaat, maar met een trio aan zijn zijde dat het minstens zo goed doet. Theon gunt zijn muzikanten dan ook allen hun moment in de schijnwerpers. Vooral Chelsea Carmichael is haast even belangrijk als Theon zelf: de gouden klanken die ze schijnbaar achteloos uit haar sax blaast, dragen mee het geheel. Maar het zijn Theon en zijn tuba die de maat aangeven, en dat zullen we geweten hebben.
Jazz is wat we te horen krijgen, maar dan op Theons wijze. Zijn moeder komt van het Caribische eiland Saint Lucia, zijn vader van Jamaica: die invloeden herken je hier duidelijk. En natuurlijk groeide Theon op met de hiphop, elektronica en grime van de laatste twee decennia. Met die ingrediënten brouwt Theon Cross een mengsel dat op zijn zachtst gezegd onweerstaanbaar is. Nu eens zalvend, dan weer kolkend. En soms mag het ook gewoon feest zijn, zeker bij het lang uitgesponnen bisnummer (of moeten we bismedley zeggen?)
Theon doet niet aan bindteksten: pas op het einde durft hij zijn mond te openen voor meer dan enkel het bewieroken van zijn bandleden. Zelfs pauzes tussen de nummers zijn zeldzaam. Hierdoor durft de aandacht soms wel te verslappen en snakt de toeschouwer af en toe naar adem, te midden van de wervelstorm aan klanken die nooit lijkt te gaan liggen. Als er over duizenden jaren nog iets van onze beschaving rest, zullen het ons radioactief afval en de longen van Theon Cross zijn.