Muziek en poëzie, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wij worden altijd blij wanneer dichters en muzikanten de handen in elkaar slaan en met hun beide kunstvormen iets creëren wat ze afzonderlijk nooit zouden kunnen overbrengen. De krachttoer van Astrid Haerens dit jaar, bijvoorbeeld. En nu wat Maarten Bastiaensen doet: hij debuteerde met de bundel Wat gebeurde en wat voorbij ging en tourt daarmee door het land, vergezeld van een driekoppige band. Wij gingen dus maar al te graag in op zijn uitnodiging voor een optreden in een oude paraplufabriek in Koekelberg, waar allerlei artiesten een onderkomen hebben gevonden.
Maartens inspiratiebronnen zijn even literair als muzikaal: met een tekstflard als “Ze zoekt naar de verloren tijd” verwijst hij naar Marcel Proust, even later zijn we “op de heuvel waar de pleinen klinken als Brel.” Met de zwier van een chansonnier en de flair van een glamrocker gidst hij het publiek door de inhoud van zijn bundel. De ene tekst is eerder vertellend en meanderend, terwijl een gedicht als Avondcouplet met strak ritme, strofen en refreinen geschreven is als een lied. Naadloos rijgt hij verschillende teksten aan elkaar, steeds verweven met de muziek tot meeslepende composities.
Het Parlement is immers niet alleen het hart van de democratie en de benaming voor een groep uilen, maar ook de band die Maarten ondersteunt, met de toetsen van Maxime De Vos (die ook speelt bij Movulango), de basgitaar van Mathijs Van Meensel en de gitaarlijnen van Jules Meyvis (beiden van Mojo & The Kitchen Brothers). Zij zorgen voor meer dan een soundscape bij de tekst: ritmes wisselen, bouwen op, stuwen het geheel voort, nemen de bovenhand en laten weer los, mediteren en exploderen mee tot op het bot. De zware echo op Maartens stem maakt het allemaal wat te dramatisch, maar draagt wel bij aan de grootse sfeer.
In de eerste teksten manifesteert Maarten zich vooral als de romantische bohemien die terugdenkt aan voormalige muzen en ongrijpbare meisjes. Meeslepend en spitsvondig, maar na een tijd ga je je afvragen wat hij nog meer in zijn mars heeft. Die afwisseling komt als een slag in je gezicht: met de regel “Ik heb twee vrienden die in de wereld staan als potten as”, maakt hij de tragiek tastbaar van ons te vroeg ontnomen levens, die hij reconstrueert in lange, beeldende zinnen. Dat maakt dat hij na de laatste noot een publiek achterlaat dat anderhalf uur ademloos heeft zitten luisteren naar de kracht van poëzie.