Gezellig druk in de AB Club, die maandagavond. ‘Wat doen die boomers hier?’, moeten de vele jongelingen misschien wel gedacht hebben toen ze dat handjevol veertigers en vijftigers, onszelf inbegrepen, opmerkten in de zaal. Zou het? Vast niet, want ogen en oren waren als snel gericht naar het podium, waar de ontwapenend enthousiaste Kennedy Freeman de spits mocht afbijten, vooraleer de bevriende stadsgenoten Begonia en Leith Ross het podium zouden claimen in de AB Club.
Toen we de zaal binnentraden, zat het overwegend jeugdige publiek, comfortabel in kleermakerszit op de grond, wat zich tussen elke act zou herhalen, om telkens recht te veren wanneer de show zou starten. “Bedankt om zo vroeg al hier te zijn”, aldus vrolijke spring in ’t veld, Kennedy Freeman, “ik heb geen setlist, maar alles staat op mijn smartphone, dat gaat ook”. In het korte, haar toegemeten halfuurtje, wist de zangeres ons te charmeren met ontwapenend enthousiasme en zotte opmerkingen. Haar mooie kleine liedjes mochten er zijn, al is daar hier en daar nog wat werk aan. En als dàt niet lukt, kan ze altijd nog voor stand up comedy gaan, zoals ze zelf ook aangaf. De jokes die ze maakte, telkens wanneer ze haar gitaar moest stemmen, omdat ze alle songs in andere keys schrijft, werkten aanstekelijk.
“Ik kom uit Winnipeg, en woon maar een paar blokken verder dan Leith Ross, waar jullie natuurlijk allemaal enorm naar uitkijken. Terecht, Leith is geweldig”, aldus Alexa Dirks, die als Begonia op de podia staat. En of ze er staat! Wat een innemende persoonlijkheid, wat een ongelooflijke stemgeluid. Met Juniper, waarin de zangeres het heeft over ’too many late nights’, leverde Begonia meteen haar visitekaartje af, enkel begeleid door karakteristieke, veelal subtiele, soms net niet vals klinkende keys en haar fenomenale stemgeluid dat de rest deed.
Heaven, nog zo’n signature song, klonk indrukwekkend mooi. ‘Ever when I’m broken the Marigold is open’, luidde het in Marigold, waarna de zangeres “Am I Bisexual?” door de zaal riep, met luid gejuich tot gevolg, vooral van de jongedames, al had ze eerst haar bezweette boezem tegen een man op de eerste rij aangedrukt. In het beklijvende Butterfly bezong de zangeres het zich loswrikken uit een extreem religieus nest, en Hot Dog Stand was ook therapeutisch. “Nu eet ik ook nog hot dogs, maar nu kan ik er van genieten hoor”, aldus Dirks.
“We zijn al toe aan onze laatste song, maar ik heb nog een verrassing voor jullie, ik nodig graag een speciale gast uit” en onder een extatisch luid gejuich kwam Leith Ross op. Dirks en Ross pakten elkaar eens goed vast en samen brachten ze het bijzonder soulvolle It’s Too Quiet, een song met hoog Marvin Gaye-gehalte, de slappe lach die Ross bij momenten niet kon onderdrukken, daargelaten. Fraai hoe de stemmen van Dirks en Ross bij elkaar pasten.
We hadden al even kort mogen proeven van het zalvende zachte, soms iele, stemgeluid van Leith Ross, klokslag kwart over negen was het dan eindelijk zover. Nu kon volop genoten worden van de intimistische, kwetsbare en soms gemeend grappige songs van deze jonge singer-songwriter, omringd door een full band, wat nog meer body en kleur gaf aan de songs van hen.
Bijna alle bandleden droegen kattenoren en hadden een kattensnor opgeschilderd. “Dat is onze Halloween-tenue”, aldus een goedlachse Ross. Nadat hen beide support acts hadden bedankt, werd een prachtig Orlando ingezet, eerst ingetogen met enkel Ross op stem en akoestische gitaar, waarop de bandleden de song verder mee kleur gaven. ‘Your voice puts sickness into my gut, and I swallowed just a little too much. I don’t know what I did wrong, it’s not your fault, I just think I was in love’. Wow, die tekst ook, he.
Hoe desperaat gezongen was To Me, hoe pijnlijk mooi ook. Net als de opener eerst klein ingezet, enkel zang, gitaar en subtiele drums, om dan rijk te ontploffen met full band sound. En ook Understood, een ode aan familie, niet per definitie de biologische, aldus Ross, klonk behoorlijk beklijvend.
Ross kon het grote enthousiasme van het publiek haast niet vatten en het emotioneerde hen duidelijk. Soms werd er dan wat zenuwachtig gelachen of het volgende lied ongemakkelijk als ’this is a next song’ ingeleid. Meermaals zou Ross ok poneren hoe geweldig het publiek in de AB Club wel was en wat een mooie ruimte de zaal was.
Een sterk Monogamy en een niet minder pakkend I’d Have To Think About It volgden. Met I Just Think You Don’t Like Me That Much Anymore bezorgde Ross ons een flinke stomp in de maag en krop in de keel. En al helemaal wanneer Ross Too Much Time in My House bracht. Slik!
Ook maandag waren er in Brussel protesten tegen de oorlog in Gaza. Dat was ook Ross niet ontgaan. “Free Palestina”, declameerde Ross, onthaald op luid applaus. Ook hekelde hen het ‘moordende imperialisme’ maar vooral drukte de singer-songwriter de hoop uit op een betere wereld en vrede. “En dat begint met ons, ik voel zoveel liefde in deze zaal”, aldus Ross.
“Soms is het ok, om toch eerst aan jezelf te denken. Wanneer je niet meer blij bent met iemand in je leven, moet jij daar toch maar mee breken. Ik had dat met iemand waar ik mee samen was, maar ik vond die echt niet meer fijn. Een song die me eraan herinnert om voor jezelf te zorgen, te stoppen als het niet meer gaat”. En een schandalig mooi Everything Ends was ons deel.
Ross stelde de band uitgebreid voor, dankte nogmaals de voorprogramma’s en het publiek en (You) On My Arm werd aangekondigd als “my only purely happy song, dansen kan zelfs ook”, en zo geschiedde hier en daar. En dat was dan al het eind van de fraaie set. De singer-songwriter bleef nog even staan, aan het spelletje om van het podium te gaan en dan terug te komen voor een bis deed ze niet mee: “dus als jullie willen dat ik nog een lied doe…”. Luid gejuich, en een door het publiek volmondig meegezongen We’ll Never Have Sex was het besluit van de avond.
En zo zat de korte maar krachtige set van iets meer dan een uurtje er op. Fijn concertje met een machtig mooi zingende Leith Ross. Dankjewel!