We hebben talloze geweldige concerten gezien van The Stranglers doorheen de jaren. We zijn de tel kwijt om eerlijk te zijn. Met Paul Roberts, en later Baz Warne als vocalisten en publieksmenners, maar nooit met die iconische oorspronkelijke zanger Hugh Cornwell. Om de een of andere reden ook niet eerder een solo-show van Cornwell mee kunnen pikken. Dus was het belangrijkste Cornwell-live-ijkpunt dat magistrale live-album All Live And All Of The Night (1988). Tot nu…
Op zaterdag 12 april 2025 bracht de All The Fun of the Fair Tour Cornwell naar Bibelot in Dordrecht. Of nonkel Hugh het nog kan? Jawel! Cornwell bracht een geïnspireerde, stevig rockende set met een mooie selectie uit de solo-albums, aangevuld met gems van The Stranglers als Duchess, Tank, Dead Los Angeles, Golden Brown en een moddervet Nice ‘N’ Sleazy. En op dat mooie, warme stemgeluid zat duidelijk ook geen sleet. Of toch niet veel, hier en daar klonk de stem wat korreliger misschien.
Alleszins stonden Cornwell en zijn twee begeleiders garant voor een fijne rock set, waarbij het solo-materiaal goed afgewisseld werd met The Stranglers-songs en niet zomaar alleen de ‘hits’. Het klonk geweldig, en okselfris. Het was snedig en in our faces, allesbehalve een afgehaspelde nostalgie-trip. Die nostalgie was voor na het optreden, wanneer een newwavefuif in Bibelot losbarstte.

Maar laten we beginnen bij het begin. Hugh Cornwell stond pas geprogrammeerd om 22u15, maar vroeg komen loonde. Zo konden we om 19u15 kennismaken met het jeugdige Desinteresse, duidelijk grote fans van The Cure en om 20u45 blies The Essence hun speciale mix van new wave, neo-prog en shoegaze, en ook wel een beetje aanstelleritis, door de zaal. Dat tijdens deze acts Dutch Disease het hoofd veelvuldig roerde was doodjammer, al lieten de bands zich niet uit het lood slagen.
DESINTERESSE
Van bij de eerste noten die Desinteresse speelde, leek het of we een gulle traktatie aan beklemmende outtakes van Seventeen Seconds, Faith en Pornography cadeau kregen. Het openingsnummer openbaarde zich dan weer als een droeviger zusje van A Forest. Verderop in de set, waren we letterlijk aan het wachten op die eerste tekstlijn uit Charlotte Sometimes. The Cure zal zéker een grote invloed zijn, en zelfs de stem van Sem van den Munckhof komt erg dicht bij die van de jonge Robert Smith, al klinkt ze bijwijlen nóg wanhopiger.
De muziek van Desinteresse baadt dan wel in die vibe van de Three Imaginary Boys van toen, het Limburgs trio doet het met eigen nummers en in het Nederlands. Wel jammer dat we van de teksten zaterdag niet erg veel verstonden.

De echo’s van vooral The Cure ten tijde van Pornography waren onmiskenbaar, maar laat dat nu niet echt een straf zijn. Sfeervolle keys, wanhopige zang, stevig pulserende en hectische drumpartijen en een overdosis aan melancholie. Of hoe het trio anno 2025 ons met hun songs volledig terug flitsten naar de periode 1980-1982.
Benieuwd wat Robert Smith vindt van dit Limburgse antwoord op The Cure van weleer. Wij vonden het zeker geslaagd, niet alleen die songs met een Cure-stempel, zeker ook wanneer de band lichtjes uit een ander coldwave-vaatje tapte.

THE ESSENCE
Waar voor ons bij Desinteresse de link veel duidelijker hoorbaar is, kreeg het Rotterdamse The Essence al sinds hun ontstaan in 1985 en hun debuutalbum Purity het label ‘de Nederlandse Cure’ op gekleefd. Maar in de klankkleur anno 2025, sijpelen toch ook overduidelijke psychedelische en neo-prog-invloeden, alsook een vleugje shoegaze en funk door. Zo stelden we alleszins zaterdagavond vast. Dan weer flirtte het combo met meezingbare, hapklare rock met in de finale zelfs een hele flard van het geweldige Surrender van Cheap Trick in een van de composities ingekapseld, bijwijlen moesten we ook aan U2 denken.

Kenmerkend was het verzengende gitaarwerk van Hans Diener, heel aanwezig in de geluidsmix en all over the place, soms ging dat, jammer genoeg, ten kostte van Dieners vocalen. Maar wat een gitaarsound, jongens. Favorieten in de set waren zeker Out of Grace, met prompte bas en machtige drums, de gitaar die overal rond zwermde en die karakteristieke stem van Diener.
En ook Taking On The World, ingezet door een potige baslijn, met een stevige The Cure-vibe met heel even ook een Where The Streets Have No Name-moment zowaar. Pakkend en meeslepend, en met heerlijk uitwaaierende gitaarpartijen en een machtig huilende stem. Het live-jasje van Only For You baadde in een vette groove en klonk minder desperaat dan op de studioversie. Ook een slepend Everything, en A Mirage waren prijsbeesten in de set.

“Straks gaan jullie een held van mij zien”, zei Diener vooraleer de eindspurt met The Death Cel werd ingezet. Diener bedoelde dan natuurlijk Hugh Cornwell. Toch riep iemand “David Bowie!”. En toen daagde het ons dat Dieners stem ons bij momenten méér aan Bowie dan aan die van Robert Smith deed denken. Een stevig uit de kluiten gewassen The Cat (uit het debuut Purity, 1985) werd tot in de staart van de set gespaard, door menigeen meegezongen en omgeven door een stevige gitaarmuur.
Met Endless Lakes, dat naadloos overging in Surrender van Cheap Trick werden de debatten gesloten. Sterke set, met prima ritmesectie en machtige gitaren. Dat de keyboards ‘uit een doosje’ kwamen was dan weer jammer, al werd dat dus gecompenseerd door heel wat gitaar-galore, de soms wat overbodige poses van Diener namen we erbij. Da’s rock-’n-roll! De frontman kon er trouwens smakelijk om lachen wanneer “Dag Papa!” door de zaal schalde.
HUGH CORNWELL
Tijdens de change-over werd tussen heel wat melomanen druk gespeculeerd wélke Stranglers-songs Hugh Cornwell zou brengen, en of deze of gene favoriet erbij zou zitten. Wie vooraan stond werd uit zijn of haar lijden verlost zodra de setlists op het podium werden gelegd. Natuurlijk is Cornwell sinds diens vertrek in 1990 géén Stranglers-jukebox, maar die 16 jaar als flamboyante frontman van de band veeg je ook niet zomaar weg natuurlijk. En waarom zou Hugh dat doen? Dus ook vijf Stranglers-songs in de set, die dus verder Cornwells albums bezocht.
Om kwart over tien was het dan eindelijk zover. Een luide introtape schalde door de zaal, bassist Pat Hughes, drummer Windsor McGilvray en Hugh Cornwell wandelden rustig het podium op. Cornwell liet meteen zijn gitaar ronken, Coming Out Of The Wilderness inzettend. Wat een start, wat een heerlijk gitaarwerk, met een uitmuntende ritmesectie Hughes-McGilvray en meteen was ook duidelijk dat het 74-jarige icoon nog meer dan goed bij stem was. Zo durven we nu ook bekennen dat we dit stemgeluid toch hebben gemist al die jaren bij The Stranglers, hoe goed die in hun huidige bezetting ook zijn.
Coming Out Of The Wilderness ging haast naadloos over in een bijzonder poppy Too Much Trash. Poppy, nou ja. Natuurlijk werd er flink gerockt, maar die harmony-vocals van Cornwell en Hughes deden het hem. En zo werd het recentste album Moments of Madness (2022) voor het eerst bezocht in de set. McGilvrays drums en die eerste gitaarhook van Cornwell verraadden het meteen. Nice ‘N’ Sleazy! Oh, wat een versie jongens, lekker smerig en vuig. Het baswerk van Hughes deed haast dat van Jean-Jacques Burnel vergeten, of is dit nu vloeken in de Stranglerskerk?
Nadat Cornwell ons kort begroet had, en de vorige nummers duidde, grimassend Nice ‘N’ Sleazy als een obscure track benoemend, legde hij ons het concept van de avond uit, waarbij de meest interessante albums bezocht zouden worden. Blij dat hij songs uit Hooverdam (2008) aankondigde, een van onze favoriete albums van de man. De daad bij het woord voegend barstte de band los in een potig en stevig, bijzonder strak Wrong Side Of The Tracks, ook nog eens ons favoriete nummer van die plaat. Thank you, Hugh! Ook Delightful Nightmare, nog zo’n standout track, klonk geweldig.
“Ik weet dat het een zonnige dag was vandaag, maar daarom hoeven die spots niet zo fel op mij te staan hoor”. Cornwells vraag werd door een fan meteen beantwoord met “Always The Sun!”. Cornwell kon er mee lachen, maar deed duidelijk teken: “Nee, die gaan we niet doen”.
Terwijl McGilvray een voorzichtig en instant herkenbaar drumpatroon in gang zette, en Hughes’ bas volgde, was de aha-erlebnis al snel compleet en dan nog die warme stem van Cornwell. Een machtig Golden Brown (La Folie, 1981) was ons deel. Met Cornwell die naar de spots wees bij die passage “texture like sun”. De bas nam de zo kenmerkende keys van David Greenfield zaliger over, al kon het die nooit echt doen vergeten natuurlijk. Maar de poging was meer dan verdienstelijk. Mooi ook hoe “Never a frown with Golden Brown” werd meegezongen door het publiek.

Het album Totem and Taboo (2012) hadden we nooit erg hoog zitten, al deed een recente luisterbeurt ons van gedacht veranderen. Het titelnummer vonden we altijd wel fijn. Live klonk dat geweldig. “What’s totem for me is taboo for you”. Met machtig gitaarspel van Cornwell en weer een pico-bello ritmesectie. Lekker broeierige versie. Ook Bad Vibrations uit hezelfde album, gedreven door een vette baslijn van Hughes klonk geweldig, valse stops incluis, zo het publiek op het verkeerd zettend.
“Nu willen we nog een obscuur nummer uit 1979 doen, een nummer dat we altijd graag live speelden, met The Stranglers”. Dead Los Angeles (The Raven, 1979) klonk heerlijk rommelig en vuig. Dat ook het huidige trio dit graag speelt, was wel duidelijk. “That was a good one, that!”, dixit Cornwell.
En toen werd opnieuw naar het recentste album, Moments of Madness, teruggekeerd met de titeltrack die lichte ska-vibe over zich had en zich als een neefje of nichtje van Toiler On The Sea toonde en When I Was A Young Men, klonk – ook in de studioversie trouwens – als vintage Stranglers ten tijde van Black And White (1978) als je het ons vraagt.
Geen toeval toch dat uitgerekend dat album daarna bezocht werd met een fantastisch Tank denken we dan. Wat een versie, potig en snedig gebracht met vuurwerk alom, en fans het refrein mee scanderend. Al misten we ook hier die toetsenbrio van Greenfield. Onvermijdelijk.
Pure Evel, uit Monster (2018) was pure verwennerij, met Cornwell, nog steeds goed bij stem, die bijzondere groovy guitarlicks op ons losliet. En Another Kind of Love, uit Wolf (1988) kende een geweldige drive, rockte prachtig weg, maar was tegelijk ook erg poppy, met weerom Hughes die fraaie backings deed. “Hoogtijd voor nog een laatste juweeltje uit de Stranglers-catalogus”, moet Cornwell gedacht hebben. Wanneer Duchess (The Raven, 1979) dan werd ingezet, werd zowat de hele zaal zot. Uiteraard goed meegezongen deze puike versie van de classic.
Ondertussen was het bijna half twaalf, dus het besef daagde dat aan alle mooie liedjes een einde komt en de set er dus bijna op zat. Cornwell & co trakteerden ons nog op een bijzonder snedig Live It And Breathe It, al jaren in de live-sets en in 2015 voor het eerst te vinden als opname op het verzamelalbum The Fall and Rise of Hugh Cornwell. Een geweldige song die typisch Cornwell én Stranglers klonk. Machtig gebracht.
Cornwell dankte iedereen en beloofde een spoedige terugkomst naar de Europese podia. “We gaan met het Nosferatu-album touren” (het album dat Cornwell in 1979 samen met Captain Beefheart-drummer Robert Willams opnam). “Dit nummer staat ook op dat album”, waarop het trio ons vergastte op een scherp en snedig White Room, zeg maar een punk-interpretatie van de Cream-classic. Wow!
En toen zat het er dus onverbiddelijk op. Waarom zijn wij potjandorie niet éérder naar show van Hugh Cornwell geweest? Alleszins als de goede man terugkeert met Nosferatu, zijn we wéér van de partij. Check!
HUGH CORNWELL: website • facebook • instagram
THE ESSENCE: facebook • instagram
DESINTERESSE: facebook • instagram