Hoe zalig moet dat hebben aangevoeld voor Chris Goss: die vele kelen die Domino luid mee brulden, al dan niet wat toonvaster dan Goss zelf, hem net niet overstemmend? Goss bleek inderdaad niet altijd even toonvast, wat niets aan diens machtige en krachtige stem afdoet. Dat het soms rommelig klonk en het geluid beter kon op gegeven momenten? Klopt wel. Maar dat Goss en de zijnen hun uiterste best deden en niets maar dan ook werkelijk niets aan het toeval overlieten, dat ze flink van jetje gaven en een strakke, lekker vuile en zompige set neerzetten en hun heerlijk luide geluidsmuur feestelijk door Het Depot jaagden, is een understatement van formaat.
Jawel, Masters Of Reality, niet eens tijdens hun beste show ooit, bouwden een fameus feestje, dinsdagavond in een goed vol gestouwd Depot. Was het perfect? Nee, dus. Maar we werden wél getrakteerd op een geweldig lekker en retestrak woestijn-rockfeestje. Wat was dat zeg, Leuven?!
Het was wachten tot de klok van half tien voor de set van Masters Of Reality. Multi-instrumentalist en producer Alain Johannes zit in de huidige band line-up, maar mocht een uurtje eerder openen met diens eigen liedjes, enkel gewapend met stem en cigarbox-gitaar. Merkwaardig die cigarbox-gitaar. Voor een amper geïnteresseerd publiek op dat moment, en toegegeven, wij waren ook niet meteen kapot van de liedjes van Johannes, was openen een behoorlijk ondankbare taak, ook al is ben je dan dé Alain Johannes.
Maar toen Johannes Disappearing One van Chris Cornell bracht en dat ook aan de betreurde zanger opdroeg werd het toch even stil in de zaal, ja ook bij die klets majoren die al de hele set door met elkaar de laatste nieuwtjes aan het uitwisselen waren. Dutch disease is al enige tijd onder ons, helaas. Terug naar de muziek: die versie van die Cornell-classic kon natuurlijk niet tippen aan het origineel, toch waren er we er eventjes niet goed van.
Johannes hield de set erg kort en wenste ons veel plezier met Masters of Reality! De volgende net géén 27 minuten zagen we géén enkele reden om de zaal nog eventjes te verlaten, want als wachtmuziek kregen we zowaar het integrale Dogs van Pink Floyd en David Bowies Cygnet Comittee voorgeschoteld. Fantastisch toch? Als dat de keuze van Chris Goss was – zou het? – groeide ons respect alleen maar méér, voor de upper-Master of Reality!
De laatste noten van de Bowie-song stierven uit, zaallichten uit en om één minuut voor half tien weerklonk de imposante intro-tape.
Lichten aan, daar stonden ze dan. Masters of Reality! Nu ja, Chris Goss zat neer. “Hello, I fucked up my leg in Eindhoven, but let’s rock anyway!” En Goss vervolgde: “Then when the circle spoke, the light fell, the spell broke, come down on me”. Knallende drums, gitaar-galore en potjandorie The Blue Garden was ingezet. Wow! Even dachten we dat ook Goss’ stem stuk was gegaan in Eindhoven, want echt stemvast klonk het hier niet, maar dat bleek verder in de set toch te beteren. Al was deze The Blue Garden wel sowieso ronduit indrukwekkend. Wat een knaller, wat een vibe en grooves, wat een power.
Amper bekomen van deze eerste power trip knalde de band een fantastisch Absynthe, Jim & Me door de zaal. En toen klonk die bekende riff. Ah, erlebnissen alom. “Come On Kids!”, Goss en zaal nanana’den er lustig op los en Third Man On The Moon was een waar feest. Wat een vette groove. Halelujah, en neen, wij waren écht niet de enigen die eventjes losjes door het dak gingen. Wat een killer is dit toch, en zo vroeg in de set is een heel groot cadeau als je het ons vraagt.
Met het zompig, rokerig en ronduit dreigend Alder Smoke Blues werd eventjes een versnelling lager geschakeld. Heerlijk log, luid en slepend, meesterlijk gedaan. En toen nam Goss ons mee naar Welcome to the Western Lodge (1999) waaruit Also Ran Song werd gekozen, lekker vuig en smerig.
Een bijzonder funky Rabbit One bracht ons voor het eerst naar Sunrise On The Sufferbus (1992). Sterk! En toen was het zowaar tijd voor een poppy momentje, want Sugar moet die song worden die Masters Of Reality op de radio brengt, als het van Goss afhangt toch. In onze release radar klonk dat wel heel poppy, het livejasje had wel wat meer ‘ballen’, nee, het is live een echt powerhouse!
Een beetje rommelig, maar o zo lekker klonk het potige Hanging Tree.
“What are we going to do, how are you? Are you enjoying this pretention? We got an old one for you”. En toen brachten de Masters een overdonderend en machtig mooi 100 Years (of Tears To The Wind) ten gehore. Slepend en mega-luid. Op meesterlijk wijze hadden Goss & co hier plots een flard 96 Tears (The Mysterians, 1966), in verweven met “too many teardrops for one heart to carry on” en met “When the bullets hits the bone” ging dat naadloos over in Twilight Zone van Golden Earring. Meesterlijk gedaan, al hoorden we in de wandelgangen na het concert een enkeling er schande over spreken. Wij vonden het lichtjes geniaal.
En zat daar niet nog een verwijzing in Mr. Tap n’ Go, met de zinsnede “What a man, what a mighty good man” (Linda Lyndell), of zoeken we het nu te ver. Gebouwd op een mega-vette riff deze Mr. Tap n’ Go.
Hadden we het over vette riffs? Of een genadeloos slopende groove misschien? Jawel, V.H.V., één van de kroonjuwelen van Sunrise on the Sufferbus, mocht niet ontbreken in de set natuurlijk. Dus in our faces, onontkoombaar en verpletterend fantastisch.
“Can I do this”, vroeg Goss zich luidop af en toen klonk die eeuwige gem met die o zo kenmerkende absolute killer riff door de zaal. Jawel, Domino! Goss vooraan de zaal aanschouwend, zovele kelen die “Do-o-o-mino” mee scandeerden. Zalig, toch?
En met een hitsig She Got Me (When She Got Her Dress On) werd de finale ingezet. Die zou bekroond worden met een werkelijk verpletterend Ants In The Kitchen/ Going Down. Waauw.
En zo kwam een einde aan een de power trip waarin Masters of Reality ons hadden meegesleurd.
“See you next time. God bless you, travel safe”, klonk het nog. En dat was het, maar het was mooi geweest!
Masters of Reality: facebook • instagram