Soms zit het leven niet altijd mee. Zo waren we uiterst opgetogen over het feit dat de Belgische indieband Dadawaves het voorprogramma van Echo & The Bunnymen in de Benelux mocht verzorgen, maar een ellenlange file op de E40 gooide roet in het eten. Jammer, want we hadden graag de gezichten van Jasper en zijn gevolg zien glunderen voor hun eerste moment de gloire, maar iets in ons zegt dat we deze band nog wel eens op een groot podium zullen kunnen zien.
Tijd voor Mac The Mouth. De man uit Liverpool heeft nog steeds zijn streken niet verleerd. De persfotografen mochten het alvast aan de lijve ondervinden en werden vriendelijk doorgewezen om wat foto’s te nemen in het midden van de zaal. IanMcCulloch zit voor niets verlegen, en sinds 1978 is arrogantie zijn handelsmerk geworden. Joy Division is voor hem niet meer dan een overgewaardeerd bandje, Chris Martin van Coldplay heeft geen stijl (juist Ian), Ocean Rain is het beste album ooit en als het van hem afhangt zijn The Bunnymen beter dan The Beatles. Net als Liam Gallagher vergeef je het de ijdeltuit, de meeste Bunnymen-platen zijn stuk voor stuk pareltjes. Het is wel hun schuld dat we nu zitten opgescheept met de meest saaie band uit de geschiedenis (het gaat weer over diezelfde Martin en zijn bandje Coldplay), maar hoe verschrikkelijk sommigen deze woorden ook mogen vinden: Echo & The Bunnymen is de moeder van alle Britpop.
Dat was toen en dit is nu, in 1985 bracht hij wel een compilatie uit met de opschepperige titel Songs To Learn And Sing, maar McCulloch weet ook dat hij net niet vergeten is. Het Depot was wel uitverkocht, maar de jonge gezichten kon je op één hand tellen en zelfs McCulloch kon er mee lachen: “Belgium, I love it. I have many fans there. Well I had”.
De meeste nostalgische harten hadden er wel geen probleem mee, maar in Leuven leek het wel alsof Echo & The Bunnymen sinds 1997 geen plaat meer heeft uitgebracht (probeer maar eens The Fountain of Meteorites in de winkel te vinden), en dus kreeg het publiek wat het wilde: een set vol crowd pleasers waardoor de grootste band uit Liverpool (en ja dat waren ze ooit) een jukebox van anderhalf uur werd.
Een droomset voor velen, maar tevens het bewijs dat deze postpunkband (of wat ze ook waren) niets nieuws meer heeft te bieden, behalve het aanbieden van een trip naar het verleden. En laten we ook niet vergeten, gisteren stond niet Echo & The Bunnymen op het podium, wel Ian McCulloch en Will Sergeant en wat gastmuzikanten (de keyboardspeler zat er zelfs wat verveeld bij).
Net zoals in de gouden jaren 80 begon de band met de Gregoriaanse gezangen als intro, onmiddellijk gevolgd door het voorspelbare Going Up. De ene klassieker volgde de ander op (van Do it Clean tot The Killing Moon) en iedere keer vond McCulloch dat het the greatest song ever written is. Absoluut waar, alleen was het niet gebracht door de beste band ter wereld en daar wringde het schoentje. Ian McCulloch is ondanks zijn 57 zomers (maak er in zijn geval maar winters van) een genot om naar te kijken, maar het zijn de verwaande woorden die de hoofdrol spelen, niet zijn stem die bij momenten wat zwak uitviel.
We kregen de gebruikelijke intermezzo’s (van Brels Marieken tot Wilson Picketts In The Midnight Hour) en de familiare afsluiter Ocean Rain. Was het slecht? Neen, natuurlijk zelfs ouderdom kan de mooiste songs ooit gemaakt niet vernietigen, wel neem je als fan best op een zeker moment afscheid van je helden op een podium.