Een kinderhand is soms gauw gevuld, toch kon ondergetekende met zijn geluk geen weg toen hij zag dat het voorprogramma van de avond ene Apostille was. Geprezen door de muziekpers, en ook door Cloud Nothings-frontman Dylan Baldi die ons in de wandelgangen wist te vertellen dat de man uit Glasgow een niet te missen act is!
Cloud Nothings was zo onder de indruk dat ze Michael Kasparis op toer mee vroegen. Als je in Glasgow bent, stap dan de legendarische platenwinkel Monorail (opgericht door Stephen Pastel van…tja…The Pastels) binnen en de kans is groot dat hij achter de toonbank staat. Is dat niet het geval, dan is hij bezig met zijn eigen label Night School Records (van het heerlije Patience tot het heropvissen van de schandalig onderschatte Strawberry Switchblade). En bekommert hij zich niet om zijn platenlabel, dan is de bezige bij songs aan het componeren onder zijn alter ego Apostille.
Door mezelf omschreven als de ontbrekende schakel tussen Arab Strab en Atari Teenage Riot, en beantwoordt door de man met een heerlijke knuffel. Want tja, Apostille is een tikkeltje anders dan de rest. Controversieel zelfs, maar wel fantastisch! Michael staat alleen achter de knoppen en net als Alec Empire (we hebben het je gezegd!) schreeuwt hij zijn stem kapot. Soms grappig, maar vooral confrontrerend. Net als bij onze eigen Aurélie Poppins is voor Michael een podium niet meer dan een constructie van verhoogde planken en loopt hij schreeuwend de Rotonde rond. Michael wringt zich in alle mogelijke hoeken, omhelst iedereen die zijn pad kruist, slingert ergens zijn microfoon (die meestal rond zijn nek belandt) en toont met overgave dat de lovende woorden die je over hem leest waar zijn: een merkwaardige muzikant dat wel, maar wat voor één!
De link met Cloud Nothings en Apostille is misschien niet zo duidelijk op muzikaal vlak, wel op dat van het concept. Vandaag is de band wel een hecht viertal, maar in feite was het acht jaar geleden niet meer dan een soloproject van Dylan Baldi. Een uit de hand gelopen grap bij wijze van spreken, want na vier albums mogen TJ Duke, Jayson Gerycz en Chris Brown (de drie die er later bij kwamen) van zichzelf zeggen dat ze één van de koningen van lo-fipunkrockland zijn. De Rotonde van de Botanique was volledig uitverkocht, en je vond er zowel mensen die op een avondje onvervalste punkrock uit waren als muziekfans die alleen maar tevreden naar huis zouden gaan met het allerbeste.
Begin dit jaar werd hun vijfde langspeler Life Without Sound de wereld ingestuurd, een plaatje dat door Wouter fijntjes werd omschreven als ongenegeerd heen-en-weer botsen tussen noise, garage, punk, lo-fi gerammel. Collega’s tegenspreken is niet fijn, en dat hoeft niet eens, want zo gedroeg het viertal uit Cleveland zich ook.
De drums zijn gemaakt om op te meppen, een gitaar om te misbruiken en een micro om er (melodieus) in te brullen. Alle songs van de nieuwe plaat werden gespeeld, en van een adempauze (laat staan wat bindwoorden) was nauwelijks sprake.
Een uitputtingslag voor de benen, en misschien net iets te veel van het goede, maar dat belet niet om te zeggen dat dit een geoliede lo-fi rockmachine (of hoe je het ook wil noemen) van de bovenste plank is. Soms klinken de nummers net iets te veel als dezelfde variatie op hetzelfde thema, maar ook dat wordt door de energie mooi gecamoufleerd, zeker als daar nog een fantastische bis ( Wasted Days) aan wordt gekoppeld. Heerlijk bandje, met al even heerlijke muziekjes, en neen ’t is niet meer dan rock ’n roll mijnheer!