Claude Perwez, beter bekend als Kloot Per W staat in de Belgische popgeschiedenis bekend als pionier, iemand die er wel overal bij was, een trendsetter zonder dat iemand het door had dat het een trend ging worden, een “goestingdoener” zoals men zegt. En zo kunnen we nog heel wat van dat moois verzinnen. Onlangs bracht hij samen met Mauro Pawlowski (nog zo’n goestingdoener) de plaat Outsider/Insider uit. We vroegen Kloot het hemd van zijn lijf…
Om maar meteen de vraag te stellen, hoe kwam de samenwerking tussen jou en Mauro tot stand?
Ik speelde bij De Lama’s en wij kwamen de Evil Superstars soms tegen op dezelfde festivals.
De groepsnaam alleen al trok me aan. Zij werden enorm gesteund door de Humo die niks van onze zogenaamde ‘onderbroekenhumor’ moest weten en ons toch een beetje negeerden. Toen had dat weekblad echt nog heel veel invloed op de rockscene. Er was gewoon ook niks anders. Van internet was geen sprake. Ik werkte in die tijd bij Studio Brussel en die steunden ons wel voor de volle 100%. Ik begreep nooit waarom de Humo ons links liet liggen.
Nu goed, ik kocht de platen van Evil Superstars en ik vond die zeer gevat,slim en muzikaal zeer sterk. Voor de persoon van Mauro Pawlowski had ik in mijn brein ergens een klein kamertje open staan, het was iemand om in het oog te houden. Ondanks het feit dat de Humo ons negeerde, waren wij toch een grote publieksfavoriet en onze singles en cd’s schoven redelijk over de toonbanken. Een paar jaar later toen ik verslaggeving moest doen op Pukkelpop, was ik uitgegroeid tot de leider van wat men noemt de radiovriendelijke metalsectie via Metalopolis. Ik zag Mauro solo het festival openen, en voor zeer weinig volk. We hadden tot dan toe nog nooit met elkaar gepraat, je kent dat wel “knikken en een handje geven”, maar meer dan dat was er niet.
Dat contact kwam wellicht omdat ik een Belpopveteraan ben. Ik had bij The Misters gespeeld. Ook zo’n band die de Humo links liet liggen. Mijn solowerk daarentegen vonden ze wel wat, en Marc Didden zag mij graag. Denk ik toch. Ik werd ook door Oor opgemerkt en ik stond als één van de weinige Belgen in hun eerste Popencyclopedie.
The Employees die een andere behandeling kregen, lagen veel hoger in ieders schuifje en dat vertaalde zich in verschrikkelijk veel kleine optredens. Een groot verschil met nu. Bazart kan nu meer dan een jaar verdwijnen zonder daar last van te ondervinden.
Al moet ik hier een enorme misvatting over de Belpop rechtzetten. Belpop was een DIY- maaksel dat enkel een beetje gesteund werd door Gust De Coster, maar voor de rest werd dat in de pers en media verzwegen. Ik spreek over een tijd die dateert van voor Studio Brussel. Het was een typisch underground-gebeuren waar bijna alles gebaseerd was op mond-aan-mond reclame. Wij hadden het geluk om de koningen van de VUB te zijn en zaten ook actief in de vrije radio-scene.
Ik speelde ook bij Polyphonic Size die veel succes kregen in het buitenland en hier over het hoofd gezien werd omdat het eigenlijk een Franstalige elektronische band was.Wij zaten rechtstreeks bij Virgin Frankrijk en onze platen werden door Jean-Jacques Burnel
van The Stranglers geproducet. Vlaanderen vergat ons wat. Dat ik tegelijkertijd in twee bands speelde viel niet in goede aarde bij The Employees, en het eindigde met een split.
Ik deed vervolgens mee aan de RockRally waar ik de finale haalde en een geldprijs kreeg voor beste act en beste song. Ik deed iets wat totaal nieuw was, ik speelde met simpele vooropgenomen tapes waar een ritmebox een baslijn en wat effecten op stonden.
Mijn vocale en gitaarperformance stond wel op de voorgrond zodanig dat het niet als een doordeweekse playback-act werd aanzien en zo zag het publiek dat gelukkig ook.
De Morgen had vanaf de preselectie al geschreven dat de winnaar al bekend was en dat er niet verder gespeeld moest worden. Zeer fijn voor mij zou je zeggen, maar het werkte ook in mijn nadeel. De Morgen en Humo streden toen een oorlog, en vanaf dat moment minimaliseerde Humo mij. Ik was toen zowat de hipste mens van België en eentje die niet door de platenfirma’s voorgekauwd was. Mijn solocarrière ging met succes verder en op een zeker moment werd ik zowel door Radio 1, Radio 2 en Stu Bru gedraaid. En toen kwam de tweede generatie Belpoppers eraan: de dEUS-generatie. Die hadden betere managers managers die niet op hun tong gevallen waren en je had ook jongere mensen bij de platenfirma’s. De Belpop verschoof toen van working class idealisten naar middleclassers die zeer goed omkaderd waren. Na mijn Studio Brussel-periode had ik nog een poject met Jean- Marie Aerts en Jan Van Laet onder de naam Stricktly Rockers. Het was een succes op de RTBF en aanvankelijk ook op Stu Bru, maar eens ze wisten dat ik erachter zat stopte het verhal.
Er is een ongeschreven wet die zegt dat wie het huis van vertrouwen op de Reyerslaan verlaat, een soort persona non grata status wordt.
Dit alles brengt ons rechtstreeks terug naar jouw vraag. Met deze samenwerking met Mauro is het de eerste keer dat de vrt terug aandacht schonk aan iets waar ik bij betrokken was. Ik had met Mauro al internetgewijs samengewerkt aan Imagine No John Lennon (een cd die gratis bij het boek Lennon van schrijver Robert van Yper zat). Dat was samen met
Miek en Roel. Ik had het nummer nogal trouw aan de Beatles opgenomen, maar Mauro veegde alles (behalve de ritmesectie) weg en verving die met een geweldige drone van twee noten. Miek en Roel konden er echt niet mee lachen. Dan kwam er plots interesse van Walhalla Records die op vinyl een bloemlezing wilde uitbrengen van mijn beste casettewerk. E Tapes wilde een ep uitbrengen met het beste uit de cassette Sex Wars. Voor die Walhalla-plaat had ik een aantal Belpop-iconen gevraagd om een tekstje over mij te schrijven. Eén van hen was Mauro Pawlowski die schreef dat hij zelfs ‘at gunpoint’ zou volhouden dat dit de meest creatieve en kwalitatief meest hoogstaande muziek was die ooit in België opgenomen werd. Nou…. Zo kwam ik ook in contact met Felix Huybrechts van Starman Records die me vertelde dat indien ik een plaat à la Music For A New Society van John Cale zou maken, ik maar eens met Mauro Pawlowski moest gaan praten. Deed ik.
Kloot Perwez die veel geschiedenis schreef in de jaren 80 en Mauro in de jaren 90. Twee generaties die elkaar treffen?
Zo zagen wij het ook. Het was mijn openingszin. Kijk, wij doen beiden zowat hetzelfde maar “wat jij doet word met applaus onthaald en ik word tot mijn grote ergernis genegeerd.”
Het klikte en in dit geval was het geen cliché, eerder een kwestie van wederzijdse herkenning. We begrepen elkaar onmiddellijk. Van dat John Cale-idee werd onmiddellijk afstand genomen en er werd er gesproken over een duoproject met 50/50 inbreng. Na vijf minuten had hij me al door. Mauro zei dat ik te intens en te passioneel ben voor de meeste mensen en hen daardoor afschrik. Hij begreep mijn frustraties en we zouden dan maar meteen beginnen. Hij vroeg me om alles wat ik nog had liggen aan ongebruikt materiaal naar hem door te sturen. Na deze eerste ontmoeting spraken we af om een duoplaat te maken. Ik had nog zo’n 150 onafgewerkte tracks liggen en die stuurde ik dan door. We gebruikten er uiteindelijk enkel snippets van die op het album terechtkwamen. We spraken ook twee dingen af. De twee enige regels waren dat het niet om te lachen mocht zijn en de template voor de plaat moest de witte van The Beatles worden. Niet qua stijl of inhoudelijk, maar gewoon veel nummers en afwisselend in lengte en stijl. Mauro is ongeveer een kleine 20 jaar jonger als ik, maar dat bleek geen obstakel te zijn. We luisteren veel naar dezelfde vreemde dingen en we gebruiken die beide om onze eigen muziek te creëren.
Eigenlijk zit er veel gelijkenissen tussen jou en Mauro. Met zo veel projecten bezig dat je om den duur een heel boek nodig hebt om het bij te houden. Echte zielsverwanten dus?
Zo zou je het kunnen omschrijven, maar er zitten wel wat verschillen in smaak en openheid naar sommige genres toe. Zo ben ik een absolute liefhebber van veel Jamaicaanse muziek, terwijl Mauro niet zo’n reggae-fan is. Ik heb het dan langs mijn kant niet zo met Nederlandstalige muziek, alhoewel ik daar in het verleden wel iets mee gedaan heb. In de vroege jaren ’70 had ik al een ‘Rots en Rol’ band met Ziggy Sardust-achtige muziek. Keizer Kloot en Mijnheer Walther zongen in het Nederlands over “darkness and despair” net als Lady Stardust. Het was de glorietijd van Johan Verminnen, Kris Debruyne en Raymond Van Het Groenewoud, maar wij gingen veel verder en harder. Helaas veel te vroeg, dat is gedurende heel mijn muzikale leven een probleem geweest. Pioniers worden niet steeds behoorlijk erkend of beloond. Ik heb echt wel last van timing. Ik ben ongeduldig en als de roep van de creativiteit gehoord wordt, dan moet ik handelen. Polyphonic Size waren tijdsgenoten en vrienden van Front 242, maar wij maakten songs met elektronische instrumenten. Geen grooves, maar sequencers op een totaal andere manier. Mauro is één van de meest zachtmoedige mensen die ik ooit ontmoette, maar hij heeft wel een zeer duidelijke, maar kneedbare visie. Met andere woorden, hij heeft veel rekening met mijn wensen gehouden, en da’s straf!
Pawlowski is een geniale eigenzinnig iemand. Ik zou dat van jou ook durven zeggen. Juist?
Bof, ik heb dat anders ervaren. Ik kan niet zeggen dat heel dat proces gemakkelijk verlopen is. We hebben er zeer lang over gedaan omdat er zoveel informatie was, zeer veel ideeën om te verwerken , een broeinest van ongeremde creativiteit zeg maar. Ik ervaar hem niet als eigenzinnig, toch niet in deze samenwerking. Ik ervaar hem zeer diplomatisch en eigenlijk meer een man van daden dan van woorden. Ik zaag te veel, en dat komt door het ongeduld. Hij heeft bijv. bijna geen enkele van mijn onafgewerkte tracks, waarvan sommige 30 jaar oud zijn, voor het project gebruikt. Er was wel afgesproken dat hij ook de productie voor een groot stuk zou waarnemen, toch stelde hij nummers voor in de stijl van KPW en dat is straf. Er zijn voor deze plaat verschillende werkwijzen gehanteerd en er is heel veel tijd over gegaan. Er zijn nummers van mij waarop hij zingt, er zijn nummers van hem waar ik teksten voor schreef en het omgekeerde. Ik speelde bijv. live in mijn kot wat nummers en hij nam die op met zijn gsm en maakte daar dan wat anders van. Zo wees ik hem op de simpelheid van sommige nummers zoals The Whole Wide World van Wreckless Eric dat maar uit twee akkoorden bestaat maar dat toch geniaal en tricky in elkaar zit. Daar werd dan Land Of The Most Forgotten uitgehaald waarvan de tekst mij zeer sterk ontroerde, ik dacht dat het over mij ging. Hij zag ook hoe mijn vrouw en kind een belangrijke rol speelden in mijn bestaan en hoe close wij zijn. Ik had een wens voor een countrynummer geuit en ik had wat in die richting gemaakt. Hij reviseerde dat helemaal en dat werd dan We Won’t Lose Touch, dat waarschijnlijk onze volgende single wordt. Mauro is zeer opmerkzaam.
De plaat lijkt wel een ode aan jullie idolen in al zijn diversiteit, of zie ik dat verkeerd?
Pfff, ik zie dat zo niet. Ik vind dat er geen enkele gewilde rechtstreekse verwijzing naar één of ander popidool op de plaat staat. Er staan wat echo’s van Kraftwerk op die ik in open lucht in Spanje aan het zwembad van een goede vriendin spontaan voor de fun maakte. Ik denk ook niet dat wij breed genomen dezelfde idolen hebben. Ik ben niet zo’n Beefheart- of Zappa-fanaat. Ik ben ouder en ik hou wel van het prille werk van beide heren, maar ik voel me minder aangetrokken door het latere werk. Ik ben nogal een glamrock-, punk-, bubblegum- en powerpopfan maar eigenlijk is mijn smaak een cirkel dat gaat van de meest obscure en moeilijke muziek tot Hanky Panky. The Beatles, The Kinks, The Ramones, Led Zeppelin, The Velvet Underground, Lou Reed, David Bowie, Kraftwerk, Bob Dylan, John Lee Hooker, PiL, New York Dolls, Peter Hammill, Neil Young, Patti Smith, Kevin Ayers, Black Sabbath, dub- en rootsreggae, progrock, Jimi Hendrix,… Dit zijn de dingen die me gekneed hebben. Allemaal redelijk mainstream zou je zeggen, maar wel de speerbands waar al de rest op gebouwd is. En dan is er mijn honger om alles te weten over obscure bands die daar bijna de antipool van zijn zoals White Noise, MX80 Sound, Jandek, Sunn O))))), Psych Folk, Gong, The Boredoms, Yoko Ono… Ik beluister alles, ook dingen die ik slecht vind, gewoon om me ervan te vergewissen dat ze slecht zijn of niet bij mij passen. Ik heb na mijn ontslag bij Stu Bru een jaar lang naar alle soorten jazz geluisterd en van de honderden lp’s die ik hoorde zjn er een dertigtal wat blijven hangen. Ook heb ik me maandenlang in hiphop verdiept om tot het besluit te komen dat daar voor mij niets van entertainmentwaarde in zat. Ik wil zeker nooit snobistisch zijn. Ik vind onze plaat zeker geen ode aan iemand, buiten aan onszelf. Op deze plaat klinkt Mauro meer Kloot Per W en ik meer Mauro Pawlowski. En dat uit groot wederzijds respect. Er is nooit één conflictje of onenigheid geweest. Maar ik zie wel namen passeren zo vinden sommigen het openingsnummer KPW on 45 op de Travelling Willbury’s lijken. Nooit aan gedacht tot iemand het me zei. Ik denk dat Waitin’ For The Con Man redelijk Lydon klinkt tot de ik de naam Captain Beefheart zag verschijnen.Voor Eleonore Rigby dacht ik aan Jaques Dutronc, maar velen zeggen Serge Gainsbourg omdat minder mensen Jacques Dutronc als een speerpunt zien. Eigenlijk laten we de vrijheid aan iedereen om er achter te zoeken wat ze willen, als ze maar luisteren.
De cynicus in mij zegt dat jullie het zelf een beetje moeilijk hebben gemaakt. Niet dat dit niet mag, maar jullie bewijzen dat jullie perfecte radiohits kunnen schrijven, maar er zit minstens evenveel Captain Beefheart of Frank Zappa-momenten in verwerkt. Twee mannen die nooit zullen plooien?
Wij hebben gewoon de creativiteit zijn gang laten gaan. Ik stelde voor om de diversiteit aan de stijl van mijn favoriete album aller tijden (The White Album van The Beatles) te vertalen. Ob-La- Di Ob-La-Da is We Won’t Lose Touch en Human Groin is de compacte versie van Rev 9 als hebben ze beide muzikaal niets met de twee Beatles-nummers te maken. Zoals gezegd zitten er van mijn kant geen Zappa- of Beefheart-invloeden in de nummers. Voor Eleonore Rigby kan je terug gaan naar het absurde theater van Alfred Jarry dat ik ook terug vind in de songs van Dutronc. Het nummer gaat over iemand die plots verbaasd is over het feit dat je de figuur van Eleonore Rigby uit de Beatles-song in alles tegenkomt. Ah, jij bestaat echt!!! Heel absurd allemaal. Jarry met een vleugje seksuele perversiteit uit Madame De Bovary. Ver gezocht misschien, maar mensen hoeven dat allemaal niet te weten om dat nummer te appreciëren. Een van de meest geslaagde nummers is Sleepless Under Water waarop ik me muzikaal heb laten inspireren door Rock Bottom van Robert Wyatt, maar de tekst is uit mijn leven gegrepen.
Rockjournalistiek is totaal verschillend in België en in de UK. In België is de muziek eigenlijk het vehikel voor de schrijver om zijn kolder en spitsvondigheid te tonen en in de UK is men serieuzer met de muziek en de teksten bezig. De journalisten met wie ik sprak hadden allemaal zeer serieus naar de plaat geluisterd en die ook begrepen. Sommige songs werden zelfs op het radiokanaal van The Wire gedraaid. De platenfirma vertelde dat ze de plaat in groepjes van drie nummers achter elkaar draaiden in de stijl van “snippet, song, snippet”. Zoiets zie ik in het geformateerde België niet gauw te gebeuren. Ik pleit al jaren voor niet-geformatteerde radio na 19 uur s’avonds. Wie dan naar de radio luistert maakt die keuze en heeft recht op wat minder populaire muziek. Die drie minuten-wet is belachelijk, want die komt vanuit de tijd dat alles nog op vinyl werd geperst en alles onder de drie minuten beter klonk. Dus alle nummers boven de vier of vijf minuten vallen automatisch af door die onnozele reden. Ik ben een fan van vroege jaren ’70 progrock en daar zijn soms nummers of hele plaatkanten bij die gewoon zo lang moeten duren. In klassiek en jazz mag dat en mag er eindeloos gesoleerd worden, in rock is dat volgens velen belachelijk. Emerson, Lake & Palmer is zowat de duivel voor alle radiomakers, maar zelfs die hebben hun momenten dat ze me aan punk doen denken. Progrock was eigenlijk de punk van zijn tijd en fuck you tegen de drie minuten grens.
De plaat ging in ons land wat onopgemerkt voorbij. Vijfenvijftig keer vloeken of trek je je dat niet meer aan?
Ik zou natuurlijk willen dat er meer media-aandacht voor die plaat komt, maar vooral dat meer mensen ze in haar geheel horen. Het is niet zo dat wanneer je iets goeds maakt dat dit ook automatisch opgepikt en gepromoot wordt. Als oudere muzikant maak ik totaal geen indruk op hippe samenstellers en journalisten die op zoek zijn naar nieuw en jong. Daarnaast moet je tegenwoordig zorgen dat alle kaarten, en dat zijn er veel, echt goed liggen. Marketing doet bijna alles, we leven hier op zo’n klein gebied dat er voor elke centimeter gevochten moet worden. Denk je nu echt dat Bazart of Roméo Elvis en zijn zus betere muziek maken dan pakweg Wimmeke Punk? Achter hen zit een hele marketingmachine. Er wordt niet aan muzikale barmhartigheid gedaan, hoe meer je iets draait hoe meer mensen het horen en erover praten en hoe meer mensen erover praten hoe meer andere mensen het willen horen enzoverder. Dat heeft de VRT 40 jaar gelden al bewezen met Sperziebonen: een zogezegd onbestaand nummer dat zo veel gedraaid werd dat het een hit werd. Laat ons gedurende twee maanden dagelijks met iets op tv komen en in de magazines op de frontcover staan, en onze plaat zal meer gaan verkopen. Maar daar doen wij het in de eerste plaats niet voor. Muziek is onze passie en wij scheppen meer plezier uit iets origineels te maken dan het vervolg erop. Moest ik de middelen hebben, dan maakte ik twee soortgelijke platen per jaar, als een soort tijdschrift. Ik dacht al zo in de tijd van mijn cassettes. Om de drie maanden iets nieuw uitbrengen, maar tegen de vijfde cassette was het nieuwe ervan af, al was de muziek nog even origineel en zoekend.
Er was geen aandacht meer voor, en zo verwaterde het. Voor The Black Cassette van Polyphonic Size wordt nu 360 € geboden in Frankrijk, indertijd was dat een joke voor ons… Moest bijvoorbeeld Justin Bieber een filmpje posten waarin hij Land Of The Most Forgotten aanprijst, dan hebben wij een kans op een wereldhit, want hij heeft miljoenen volgers op de sociale media.
Mijn dochter, die ook meezingt op de plaat, is een vlogger en die heeft soms 30000 views op een paar dagen. Haar aantal abonnees stijgt dagelijks, zij krijgt nu al aanzoeken van kleine platenfirma’s en kledingmerken om hun stuff te bespreken en te dragen in haar filmpjes. Ze maakte eens een filmpje met mij How My Dad Reacts To Modern Pop. Slechts 778 weergaven omdat de trend van dit soort video’s al over was.
Ik heb begrepen dat er in het buitenland wel volop belangstelling is. Leg uit.
Onze plaat werd uitgebracht door een piepklein, one man’s label dat zich specialiseert in de Belgische muziek rond dEUS, met Mauro erbij was de link dus simpel. Ik heb een vriendschappelijke relatie met Andrew Bennett en hijzelf vertelde me dat hij verbaasd was van de aandacht voor deze plaat in de UK. Door gebrek aan dure marketing en promo worden wij in het niche-hoekje geduwd. Op zichzelf is dat niet slecht want dat publiek is veel kleiner, maar meer geconcentreerd en kritischer. Als die je laten passeren door hun, dan weet je dat je plaat zal ontcijferd worden. Maar volop belangstelling is nu ook weer overdreven! Ik zou het houden op meer belangstelling dan hier het geval is. Ik was zelf nogal verbaasd, ik heb de interviews gegeven. Mauro en ik hadden afgesproken dat hij de plaat zou producen en mixen en ik zou me om de nazorg ervan bekommeren zoals de promo en de interviews. Ik had gehoopt op een interview in Humo of De Morgen, maar blijkbaar was daar geen belangstelling voor, al gaven ze de plaat een goede bespreking mee die niet strookte met de drie sterren die eronder stonden. Het leek eerder een 4,5 bespreking te zijn.
Wordt Outsider/Insider een project dat voor herhaling vatbaar is en kunnen we het nog op een podium meemaken?
We hebben nog wat nummers over, dus technisch gezien zou dat kunnen. We zouden een kortere plaat kunnen maken en eigenlijk hebben we dat al zonder veel woorden afgesproken, alleen de goede timing moet nog besproken worden. We spelen in het najaar een aantal optredens, maar dat zijn we nog in elkaar aan het steken, dus veel info kan ik daar tot nu toe niet over kwijt. Eerst komt er een samenwerking met Rudy Trouvé zowel op muzikaal als op grafisch gebied. En wie weet komt er dan een tweede Per W/Pawlowski-plaat met enkel met vocoder of autotune gezongen sadomasochistische wereldmuziek in dub met doommetal-interventies…
Rare vraag misschien, maar ik stel ze toch, hoe ziet Kloot Perwez zichzelf in de Belpopgeschiedenis?
Nou hoe ik mezelf in de Belpopgeschiedenis zie is totaal onbelangrijk. Hoe zien mensen mij, dat is waar het om gaat. Een deel ziet me als een ambetanterik die over alles een mening heeft en wispelturig over genres heen hopt. Een ander deel kent enkel mijn naam, maar kan daar voor de rest niks opplakken. Een kleinere groep is fan en denkt dat ik op gelijke hoogte sta met Tom Barman of Arno. Ik zie,mezelf als een soort pionier-durver die intuïtief en impulsief dingen durft te doen die nog niet gedaan zijn. Mijn timing is heel slecht omdat ik gedreven en onberekend werk. Ik deed al snel unplugged-optredens toen dat woord nog uitgevonden moest worden. Ik ben wie ik ben, en ik behoor tot geen enkele stroming. Te rock voor de goths en new wavers, te new wave voor de roots-rockers, te poppy voor de experimentele liefhebbers en te experimenteel voor de popfans. Niemand weet eigenlijk waarvoor ik sta. Een punkabillygroep brengt punkabilly en niks anders. Op mijn eerste cassette stond een cover van Domino van Roy Orbison met synths, een ritmebox en vocoders naast de typische rockabilly-gitaar en dat twee jaar voor de Cramps-versie en meer dan een decennium voor Juke Box Baby van Alan Vega. Ik kom nog van uit de tijd dat Belgische rockers uitgelachen werden en niet op grote festivals toegelaten werden, nu debuteren sommige jonge acts op Pukkelpop en worden minder getalenteerden tot de godenstaus verheven als inhaalmanoeuvre. Er loopt in Amerika een zekere R. Stevie Moore rond die ook al tientallen onopgemerkte zeer originele platen maakte. Volgens tekenaar Kim Duchateau, zelf een verzamelaar van bizarre en enkel bizarre muziek, zegt dat die met mij te vergelijken is. Een ander zei dat ik de Forrest Gump van de Belpop ben in de zin van “overal erbij maar nooit opgemerkt”.
Ik kreeg vijf minuten spreektijd in een aflevering van Belpop, en ik zag een gepassioneerde oudere man die zo geanimeerd sprak dat het emotioneel werd. Dit mankeren we in de muziek van tegenwoordig. De succesvolle Belgische rockers leiden geen honger, ze gaan nooit op tour en zijn vrijwel zeker dat iedere plaat die ze uitbrengen gesteund zal worden. Het lijkt een voorgekauwd scenario, en ze slapen elke dag in hun eigen spreekwoordelijke bedje… Toen ik opgroeide stond de hitparade vol van goede en eigenlijk vrij experimentele muziek. Nu staat zoiets niet meer in de hitparade, maar staat het vol van prefabmuziek die veelal door dezelfde Zweed gemaakt wordt met als doel dat het enkel moet verkopen. Maar het zal eerder aan mij liggen die deze actuele muzikale taal niet verstaat. Hoeveel moeite ik er ook voor doe ik kan me niet identificeren met Drake of Ariana Grande.
Pawlowski telt nu niet mee, maar met wie is het je droom om een volledige plaat mee op te nemen?
Met Florian Schneider. Ex-Kraftwerk, maar dan wel elektroakoestisch en niet elektronisch. Ik maak die droom half waar, want ik zit nu zelf een Kraftwerk-tribute op te nemen met enkel akoestische en elektrische instrumenten. Verder werk ik nu ook aan sobere donkere pianomuziek met Jan Hautekiet, een vriend sinds 1965. Ik start ook met een nieuwe rock ’n roll-groep die Electric Thunder Syndicate zal heten, maar daar vertel ik verder niks over omdat de mensen in deze band niet de eerste de beste zijn. En dat Rudy Trouvé- project waarover ik het had. Da’s toch wel genoeg voor zo’n oude knar, niet? Soms word ik gevraagd om mee te doen aan het reünie-circus of om de nostalgie toer op te gaan zoals zoveel van mijn tijd- en leeftijdsgenoten doen, maar daar weiger ik aan om mee te doen. Ik wil vooruit gaan, maar wel met af en toe een terugblik naar het verleden.