MandarinesMandarijnen is het wondermooie debuut van Jo Huylebroeck. Zonder muzikale cv op zak kon hij Gaëtan Vandewoude, de frontman van Isbells en Nicolas Rombouts overhalen om mee te werken aan zijn debuut en dat als late zestiger! Jo had het met ons over mandarijntjes uit de Aldi, maar natuurlijk ook over zijn plaat.
De eerste vraag is er eentje dat je vast al vaker moest beantwoorden. Waarom begon je op zo’n late leeftijd met muziek maken?
Ja, die vraag krijg ik wel vaker nu ik een cd heb uitgebracht. Maar muziek maken doe ik al mijn hele leven omdat het een soort eten en drinken is voor mijn ziel, denk ik. Het heeft me zo vaak troost, rust en een warm nest gegeven. Ik denk dat ik niet zou kunnen leven zonder muziek te maken voor mezelf.
Nooit spijt van gehad dat je zo laat begon en is die droom om muziek te maken er altijd geweest?
Nee, als kind leerde ik muziek kennen via de muziekschool met melodische dictees, solfège en hobo-lesjes waar ik erg van genoot. Maar stilzitten was niets voor mij en ik had niet de discipline om uren te oefenen. Ik ontdekte de kracht van muziek in het improviseren en ik had een goed gehoor. En dus maakte ik mijn eigen stukjes. En om in slaap te vallen of troost te vinden, zong ik stukjes Bach, in mijn hoofd. Daar varieerde ik dan op verder en laten we maar zeggen dat dat mijn eerste composities waren…
Als puber ontdekte ik popmuziek en speelde basriffs na, op een oude gitaar, met de snaren een octaaf lager gestemd. Waarschijnlijk vreselijk om te horen, maar het gaf me een fijn gevoel om zo popmuziek te ontdekken. Als twintigjarige trok ik naar Cordoba omdat ik helemaal weg was van flamencomuziek. Nog later, begon ik op een oude altsax jazzmuziek na te spelen. En elke keer weer merkte ik hoe fijn het was om muziek te maken zonder iets te moeten creëren voor anderen. Niets voor mij, om door anderen gehoord of beluisterd te worden. Het was meer een zoektocht naar een gepaste manier, om mijn innerlijke stemming tot uitdrukking te brengen. Om zo met mezelf te leren omgaan. In alle stilte en veiligheid, binnenkamers.

Voor je debuut mocht je meteen samenwerken met een paar grootheden uit de Belgische muziekindustrie. Ik neem aan dat je deze muzikanten reeds voorheen kende, want je gaat als nobele onbekende toch niet zomaar bij hen aankloppen?
Ja en nee, misschien hebben we daar wel wat beleefdheidsgrenzen overschreden (lacht). Eerst luisterden Gaetan en ik, elk apart naar diverse muzikanten. Hoe hun unieke stijl, sfeer en avontuurlijke geest zouden kunnen aansluiten en een verrijking vormen. En van daaruit maakten we een selectie. Omdat ik geen bekende ben in de muziekwereld, kon ik hen dus alleen maar mijn muziek laten beluisteren en hen dan de vraag stellen, rechtstreeks of via Gaetan proberen. Wonderwel kwamen er positieve reacties en zo kwam het project in een stroomversnelling terecht.
De keuze van de Nederlandse taal was dan ook een logische?
Ik voel me thuis in deze taal en ik ben erin grootgebracht. Hoewel de Engelse taal zich beter laat glijden in een melodie, is uit een flard Nederlands al vaak een song ontstaan. Ik hou eigenlijk van naturelle en toch expressieve vertellers, zoals Josse De Pauw of een Bernard Dewulf. De klank en ritme in hun zegging, wat een vertelkracht.
Ieder nummer heeft wel iets te vertellen. Je noemt het zelf nummers over thuiskomen.
Elke song is gekoppeld aan een beeldend werk, dat ergens in mijn huis hangt of staat. Zo is Zeveneken gekoppeld aan Le lit van Toulouse l’Autrec. Woordennie is gekoppeld aan een werk van Jan de Maesschalck. “Zie me gaan” koppelde ik met Teun Hocks. Allemaal artiesten waar ik een zwak voor heb. Ze scheppen elk in hun eigen stijl een wereld waarin ik me thuis voel, ook al zijn hun stijlen zo anders. Ik ben omringt door schoonheid en daar komt dan weer een song uit voort. Tijdens live-optredens projecteer ik die werken, zodat mensen meestappen in de wereld waarin ik me thuis voel.

Waarom een nummer over Thé Lau?
Thé Lau is eigenlijk een song over vier van mijn muzikale helden, die na hun dood blijven doorleven door hun tijdloze pakkende songs. Allen hebben ze zich ‘leeg’gegeven voor de muziek. Ik verbeeld me dat Thé Lau, na z’n dood die andere artiesten ontmoet en hoe ze daarna samen een toost uitbrengen, op ons… Het gaat dan over Jacques Brel, David Bowie en Van Rozendael. Ik wilde ze graag eren met deze song. Het gaat over relativeren.
En wat heb jij met mandarijnen?
Mmmm!!! Lekker, gevarieerd van smaak, goed in de hand liggend, vlot in de mond, mooi oranje, intrigerende textuur… Ach, een perfect stukje natuur dat veel te zeggen zou hebben, mocht het kunnen spreken. Een van de lekkerste boomvruchten. Grapje.
Wel, het is er opeens gekomen: pp een bak fruit, in de Aldi, las ik “Mandarines Mandarijnen”. Ik vond het mooi klinken en ritmisch voelde het goed. En ik wist meteen dat dit ook klikte met ons project. Mandarines zijn dan de, alleen door mij, gezongen versies. En de Mandarijnen zijn de artiesten en zijn de versies met hen erbij. Live speel ik soms alleen, en dan krijg je de Mandarines. Met hen erbij is het een sappige avond Mardarijnen.
Een beetje apart is Zie Me Gaan omdat het wat meer swingt. Anders en toch geen stijlbreuk met de rest!
Deze versie op de plaat is zo’n eigenzinnige buitensporige versie geworden waar Gaetan zelfs ook nog eens op meezingt. Het was een waar genoegen om hem hierop te zien gaan. Naast Lander die met z’n slagwerk er een prettig gestoord ritme aangaf is ook deze song een grote relativering. Om mezelf vooral niet zo ernstig te nemen.

Omdat het in het Nederlands gezongen wordt, is kleinkunst wel een heel klein beetje de referentie. Maar het is toch meer dan dat.
Ik ben er zo niet mee bezig om in bepaalde vakjes te passen. Ik kan niet anders dan wat ik doe, denk ik. Maar vooral: ik maakte de songs eerst voor mezelf, en pas als het voor mij een perfecte weergave was van mijn binnenwereld, kon ik het loslaten op de buitenwereld. Ook al is het zeker niet allemaal autobiografisch, zijn het toch mijn eigen chansons geworden over ervaringen, soms van mij, soms van anderen die ik heb ontmoet. Ik breng ze live ook zoals een troubadour dat vroeger deed. Als die ergens aankwam op een plein en dan begon te vertellen met beelden en muziek. Zo toon ik ook de prent en vertel ik er over, al zingend. Zo sluit het eigenlijk aan bij een nog veel oudere stijl van performen dan kleinkunst. Toen er nog geen 24/24 updates van het nieuws waren.
Jullie geven het zelf aan, maar na de eerste noten dacht ik meteen dat het latere Talk Talk-werk de grote invloed is. Spaarzaam jazzy en dan weer gecontroleerd bombastisch. Waren zij het grote voorbeeld?
Ja, dit was effectief de weg die we zelf eens wilden bewandelen. Ik heb er nog geen minuut spijt van dat ik zo de kans heb gekregen om het te mogen meemaken hoe die fantastische muzikanten hun verhaal komen toevoegen.

Van Talk Talk wordt ooit wel eens gezegd dat zij het ultieme voorbeeld zijn van commerciële zelfmoord. Geldt dat voor jou dan ook?
Talk Talk heeft, denk ik, niet te klagen over dit aspect. Ik ook niet trouwens. Want ik besef dat mijn songs niet trendy genoeg zijn en ze niet de playlist van Radio 1 of 2 zullen halen. Heel dit project mag je eerder zien als één groot verjaardagsfeest om het leven te vieren en het delen van schoonheid en verwondering waarmee ik hier op aarde rondloop. Er is een mentale opbrengst voor mij geweest, zowel in het samen maken alsook in het naar buiten brengen. Ik heb het lef gehad om wars van meningen mijn zin te doen, mijn eigen maatstaf te volgen. En ik heb het geluk gehad om zo’n fijne mensen te ontmoeten, die dit naar waarde konden schatten en die er hun talent en energie hebben aan toegevoegd.
In feite, hoe is de feedback tot nu toe en ben je daar tevreden mee?
Ja, de hele persoonlijke getuigenissen, reacties en verhalen van herkenning die mensen me na een optreden of via mail geven, zijn heel bijzonder en soms ontroerend. Ik voel me zo dankbaar en verrast tegelijk. Nu blijkt dat wat ik breng herkenbaar is en het andere harten raakt of mensen de moed geeft om door te gaan of zichzelf te zijn. Daaruit blijkt nog maar eens dat Gaetan gelijk had om schoonheid naar buiten te brengen, om het te delen. Hoe dankbaar ik nu ben dat hij zo heeft aangedrongen om dit project uit te brengen.
Ik sluit er altijd graag mee af, maar wat is je favoriete plaat aller tijden en waarom?
Wat een tricky vraag, zo moeilijk te moeten kiezen. Ik kies voor het Adagio (middenstuk) van Ravels pianoconcert in G majeur, en voor With A Little Help From My Friends van Joe Cocker. Hoezeer deze artiesten me hebben gesteund in zeer donkere tijden kan ik niet met woorden beschrijven. Ware friends for life.
Jo Huylebroeck: Website – Facebook
Mokuhi Sonorities: Bandcamp


