Ann-Marie Cordia is freelance journaliste voor De Morgen, Markant Magazine en nog wel wat. En ze heeft nogal wat festivals op de teller, zo blijkt.
“Pukkelpop, 1994. Samen met mijn beste vriend en zijn twee Amerikaanse vrienden ben ik met de trein naar Hasselt gekomen. Ik ben nog geen achttien jaar, en het is al de hele zomer feest geweest met ons vier. We doen terrasjes op de Oude Markt in Leuven, rijden op onze brommertjes en fietsen naar fuiven, gaan met de trein naar Parijs, we logeren er in een jeugdherberg en – Pas d’Américains! – af en toe wordt ons de toegang geweigerd tot een café. Ik rol mijn eigen sigaretten en heb nog nooit zoveel pintjes gedronken in mijn leven als de afgelopen weken. Niet omdat ik bier zo lekker vind, maar gewoon omdat er niets anders is en ik wel van de lichte roes houd. Ik voel me one of the guys. Pukkelpop is mijn eerste echte festival, we eten frieten, leggen ons deken achter één van de bomen, jusqu’ici tout va bien.
Het is te zeggen, tot Cypress Hill begint te spelen op het grote podium. We willen naar voor. “Insane in the membrane, insane in the brain!” De band deelt het publiek op in een linkerhelft en in een rechterhelft. Op eenvoudig bevel van de frontman dient eerst de ene helft iets te roepen en daarna de andere. Het is van ‘yo’ hier en ‘yo’ daar. En ondertussen wordt er… ‘gedanst’. Ik zet het tussen aanhalingstekens omdat het vooral veel botsen is en ik plots langs alle kanten geduwd en geplet word. Met mijn 1 meter 57 krijg ik het benauwd, ik ben al het getrap op mijn voeten beu en ontsnap uit de massa. Ik ben blijkbaar toch niet één van de jongens.
Nadien speelden The Levellers. “There’s only one way of life, and that’s your own.” Ik zou de weg niet meer snel terugvinden naar grote rockfestivals, al had ik van de Red Hot Chili Peppers, headliner die dag, nota bene twee cd’s liggen thuis – Mother’s Milk en Blood Sugar Sex Magik.
Gelukkig stond ik toen al met mijn ene been in de house scene. Oudjaar vierden we dat jaar met Underworld in het Lunatheater in Brussel en in de zomer van 1995 ging ik naar 10 Days of Techno in Gent. We hadden belachelijk lang moeten stappen van aan het Sint-Pieters-station tot aan de Red Tape Building en het was drummen om het gebouw in te geraken, maar eens je binnen was, was het feest. En wat voor een. Stacey Pullen uit Detroit stond op de affiche, en Mo & Benoelie, uit Gent. Ik heb geen enkele dj gezien maar wel gehoord en gevoeld en dat was het belangrijkste. We dansten de hele nacht lang – was dat zweet dat van het plafond druppelde? Iedereen was lief voor iedereen, mensen zeiden sorry als ze tegen je aanbotsten. En altijd was er de beat – strak en snel, of met een vleugje disco of funk – die deed het. Tegen de tijd dat we weer buitenkwamen, was het licht, kende je iedereen van naam en had je flyers voor een volgend feestje. Een wereld ging open, een paar jaar later zag ik de zon opkomen tijdens een afterparty op de Love Parade in Berlijn. Rock hoefde voorlopig niet meer.”