Drie jaar geleden verruilde Charlotte Jacobs ons land voor een nieuw bestaan in Amerika. Vanuit haar thuisbasis in Crown Heights, Brooklyn, New York stuurt ze nu The Shape Of Wandering naar ons op, haar nieuwe ep vol tintelende jazz, poëzie en elektronica. We konden haar een handvol vragen stellen bij een kop koffie, elk aan onze kant van de oceaan.
Laat ons beginnen bij het begin. Waarom ben je net in New York gaan wonen?
Ik heb altijd in Gent gewoond, ik heb daar jazz gestudeerd aan het conservatorium. En New York is een stad waar heel veel jazzlegenden hebben geleefd en waar een heel grote muziekscene is. Dus dat heeft me altijd geïntrigeerd. Ik wou er ook gaan studeren, maar dat is financieel helemaal anders dan in België. Dus heb ik dat uiteindelijk nooit gedaan. Maar ik kwam hier wel veel om privélessen te volgen bij songwriters en vocalisten waar ik veel inspiratie uithaalde. En ook gewoon om de stad te ontdekken. Na tien jaar Gent dacht ik: “Ik wil ergens anders naartoe.” België is ook niet echt heel groot, ik wou iets anders gaan zoeken. Ik voelde ook qua muziekscene dat er nog meer te ontdekken was buiten België en buiten Europa. Dus waarom zou ik het niet gewoon wagen om naar New York te gaan, waar ik wel een connectie mee voel?
Op dat moment kwam ik iemand tegen die de weg iets gemakkelijker heeft gemaakt. Dat was Raf Vertessen, die nu ook in mijn band speelt. Hij is een drummer, een Belg, en die woonde al in New York. Hij zei: “Probeer dat gewoon.” Het is al super leerrijk geweest. Ik denk dat die invloed van de stad en hoe het leven hier werkt, helemaal in mijn ep zit.
David Bowie zei ooit dat de stad waar je een album opneemt het geluid ervan mee beïnvloedt. “I kinda gather up the vibrations in a city.” Dat is voor jou dus ook zo?
Ik denk dat de omgeving waar je in zit voor veel artiesten enorm reflecteert in je werk. Dat is niet noodzakelijk “Ik ga hier het geluid van een trein opnemen,” hoewel dat bij David Bowie soms wel het geval was. Maar ik ga er absoluut mee akkoord. Daarom zoeken artiesten ook verschillende plaatsen op. Een creatief proces is iets wat je met jezelf voert. En ik denk dat je jezelf daarin moet uitdagen en risico’s moet nemen om bepaalde dingen uit je te krijgen waarvan je niet wist dat je ze kon maken.
Dus je zou ook ooit in een andere stad een plaat kunnen opnemen, die dan helemaal anders klinkt?
Ja, ik denk het wel. Ik heb wel het gevoel dat nu ik in New York ben, ik hier even moet blijven om eruit te kunnen halen wat ik eruit zou willen halen. Ik heb het gevoel dat dat een paar jaar nodig heeft. Het moet echt in je huid kruipen.
“In New York is er geen plaats voor twijfel,” zei je twee jaar geleden aan ons magazine. “Je doet het gewoon.”
Daar ga ik nog altijd mee akkoord. Dat is omdat er hier een soort ritme hangt. Mensen denken niet veel na van “Zou ik dat doen?” Ze denken wel na, maar ze doen het gewoon. Als ’t niet lukt, dan lukt ’t niet, en als het wel lukt, des te beter. En er is inderdaad geen plaats voor twijfel. Want als jij het niet doet, is er wel iemand anders die het doet. Met hoeveel zijn we hier? Acht miljoen mensen. Da’s bijna de bevolking van België. Ik voel dat verschil enorm. Hier krijg je precies ’n ‘sjot’ onder uw gat.
Wat ook mooi is, is dat er hier zoveel kan. Alles kan. Als jij gelooft in wat je doet, hoe avant-garde of hoe raar het ook is, dan zal je hier publiek en een plaats vinden. Mensen zijn veel opener en ontvankelijker voor verschillende dingen hier.
Het is dus niet enkel een cliché wat Frank Sinatra zong: “If I can make it there, I’ll make it anywhere”?
I don’t know! (lacht) New York is een bubbel, het is een beetje een eigen wereld.
Maar je hebt in die wereld een fantastische ep opgenomen. B is voor ons het pronkstuk van de plaat. Je weet ons te hypnotiseren, en toch vallen we nergens in slaap. Hoe ontstaat zo’n nummer?
B is eigenlijk het enige happy, poppy, ‘almost danceable’ nummer. Ik ben iemand die bij het schrijven meer de dromerige kant uitgaat. (lacht)
Sommige zinnen zijn dingen die mensen ooit gezegd hebben. Ik heb die wat aan elkaar geregen tot ik een lyric kreeg en ben dan echt van daaruit een melodie beginnen zoeken en akkoorden en een arrangement daarrond. Wat David Bowie zei, “the sound of the city”, bij mij zijn dat ook mensen. Figuren die je tegenkomt. Amerikanen zijn redelijk luid, je kan soms hele gesprekken meevolgen op de bus. Of mensen zijn aan het bellen op straat en leggen het zo luid uit dat je alles kan volgen. En soms zeggen mensen heel interessante dingen. Die schrijf ik dan op en dat blijft hangen. B is zowat een ode geworden aan mensen met fantastische oneliners.
Dus vaak is er eerst de tekst en dan de muziek?
Niet altijd. Ik denk dat dat is omdat ik in de eerste plaats vocaliste ben en werk met woorden. Woorden zijn enorm inspirerend voor mij: niet alleen de betekenis, maar ook het geluid, de klank, hoe dat in je mond ligt, hoe je dat uitspreekt. In België werk ik ook samen met een dichter, Alex Deforce. Daar gaat het alleen maar om tekst, ik heb daar een begeleidende functie. En ik ben daar enorm veel uit aan het leren, om mijn stem echt te gebruiken als het instrument. Dat probeer ik ook te verwerken in mijn eigen nummers. En ik lees ook gewoon supergraag poëzie.
In de perstekst verwijs je ook naar Betty Carter als inspiratiebron, een Amerikaanse jazzzangeres. Een verborgen parel: ik had hiervoor nog nooit van haar gehoord, maar luister nu al dagen nergens anders naar.
Dat is een beetje een overblijfsel van mijn jazzstudies. Ella Fitzgerald, Sarah Vaughan en Billie Holiday zijn de bekendste, maar Betty Carters improvisatie-capaciteiten waren voor mij ‘eye-opening’. Dat is me altijd bijgebleven. Niet dat ik nog veel terugdenk aan mijn studies, maar dat vormt je wel een beetje. Zelfs al is het in de vorm van “Ik moet het loslaten om mijn eigen ding te zoeken.”
Ik heb daar enorm mee geworsteld, met dat loslaten. Je wordt getraind in iets wat misschien niet noodzakelijk je persoon is. En achteraf moet je beginnen zoeken: “Wie ben ik eigenlijk?” Ik vind het jammer dat er in conservatoriumstudies zo weinig plaats gemaakt wordt om je eigen muzikale persoonlijkheid te zoeken. Er wordt vaak gezegd wat je moet kunnen, in plaats van al creërend uit jezelf bepaalde skills te leren. Niet “Ik ga eerst dat imiteren, en dan kan ik dat verwerken”, maar net omgekeerd: beginnen met “ik wil iets maken”, ik probeer dat en daardoor kan ik die skill leren.
Je moet geen conservatorium gevolgd hebben om muzikant te zijn. Het is een bepaalde taal die je moet leren, maar dat is niet noodzakelijk de taal om jezelf in te vinden. Als je alleen maar denkt aan het westerse muzieksysteem, dan limiteer je jezelf. Dan weet je nog niet eens iets over andere muzieksystemen. Wij leren do-re-mi-fa-sol-la-si-do en dat is het, maar er zit zoveel meer tussen.
De videoclip bij Other Half heb je zelf geregisseerd. Het is een langzaam ballet van dartelende handen. Dans en videokunst lijken je wel vaker te inspireren, als ik je eerdere videoclips bekijk.
Naast taal heb ik een diepe connectie met dans. Ik heb zelf altijd gedanst, ik hou ervan om naar dans te kijken, met dansers te werken… Ik werk graag met artiesten uit andere kunsttakken. Ik moet anders communiceren met hen, zij communiceren anders met mij en dat is soms heel bevrijdend. De dansers met wie ik gewerkt heb, improviseren ook allemaal. Wat je ziet, is hun interpretatie van hoe zij de muziek beleven. Ik zou de sfeer van die video’s heel graag omzetten in een ‘livegegeven’, maar ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik dat moet doen.
Op je vorige ep zong je ook één nummer in het Nederlands, Magnetisch Blauw. Hier is alles in het Engels.
Ik had een Nederlands nummer, maar we hebben het weggelaten omdat er een andere sfeer in zat dan in de rest van de plaat. Wel ben ik nog altijd in het Nederlands aan het schrijven. Ik schrijf graag in het Nederlands, de woorden klinken helemaal anders dan Engelse woorden als je ze zingt. En omdat dat mijn eigen taal is, heb ik een andere omgang met die taal en vertrek ik vanuit een ander vertrekpunt. In het Engels voel ik mij nog altijd meer beschermd en schrijf ik meer vanuit de I-vorm. In het Nederlands doe ik dat bijna niet, omdat dat te dicht komt. Ik ben nu bezig aan een eerste volledige plaat, en daar zal wel Nederlands tussen zitten.
Tot slot die titel. Hoe ziet The Shape Of Wandering er volgens jou uit?
Ik denk dat dat net het mysterieuze is! Want wat is ‘wandering’? Ik denk dat er de connectie is met mijn wandering hier in de stad, maar het kan ook wandering zijn door je leven, in jezelf, in een onbekende plek of in een gekende plek, in ruimte, in tijd. Het is een heel open titel. Ik heb het gevoel dat mensen het best naar de plaat luisteren met een open geest, zonder vooroordelen. Dat denk ik over het algemeen, dat je best met een open geest door het leven gaat. Want je leert toch heel veel op die manier. Soms laten gebeuren wat er gebeurt.
Ik heb die plaat ook zo genoemd omdat ik ben beginnen samenwerken. Vroeger vroeg ik heel weinig gastmuzikanten en gebruikte ik meer samples. Maar toen ben ik live gaan spelen met Raf, die een heel andere muzikale aanpak heeft. Ik denk dat hij ook wat de wandering aanvult. Op elk optreden speelt hij iets anders. Dat heeft hij ook meegenomen op de plaat, en dat brengt haar volgens mij naar een ander niveau. Raf is een drummer die meer zijn drum gebruikt om te kleuren dan om de ritmische kant ervan. Het is ook fantastisch om hem bezig te zien. Soms werkt hij met houten planken of stenen, of zit hij naast een radiator en gebruikt dan dat geluid. Heel die aanpak van zo in de muziek te staan, vind ik enorm passen in het concept van The Shape Of Wandering.
Ik zal nooit meer naar een radiator luisteren op dezelfde manier. Hopelijk tot snel in een concertzaal!