Er valt wat te zeggen over Sinner’s Day, er waren de bands, er was het in zwart getooide volk en er waren de organisatorische mankementen. Twee podia vlak naast elkaar heeft potentieel, wegens geen verplaatsing nodig, alleen hoor je liever geen soundcheck als geruis door een optreden zweven.
De jukebox affiche diende zich daarnaast als aangename wachtmuziek bij een frituurbezoek. Daar was de wachtrij namelijk bijna even lang als de sets van Fischer-Z en Funeral Dress samen. Inschattingsfouten heet dat dan, en zo waren er nog. Gelukkig was de affiche rijkelijk gevuld met veel helden van toen en enkele jonkies van nu.
Wat een heerlijke karakterkop heeft die Peter Te Bos van CLAW BOYS CLAW toch. Grijze achteruit gekamde haren, mooi in het pak, waardig ouder worden. Hij vraagt zich af of we op zaterdagmiddag soms niet naar school moeten in België, en verontschuldigt zich meteen omdat de set veel te kort zal zijn. Gelijk zal hij hebben.
Geen Rosie, geen So Mean, geen Superkid. Wel een stevige greep uit het laatste album It’s Not Me, The Horse Is Not Me, Suck Up The Mountain, Red Letter, Polly Maggoo, Seaweed … Het ene na het andere rockende, stomende nummer. Pompende blues aangedreven door de fantastische gitarist John Cameron.
Een oude vos verliest zijn streken niet. Te Bos duikt al vlug van het podium voor een wandeling in het publiek. Biertjes uit de handen graaiend, kusje links en rechts, praatje met wie niet te verlegen is: allemaal met flair en die prachtige smile van hem. Tientallen helpende handen voor dat verdomde verlengsnoer. De zaal is behoorlijk volgelopen en geniet ervan.
Claw Boys Claw weet nog steeds te boeien en te prikkelen, en bewijst met deze korte set dat er geen sleet op zit. De tijdschema’s zijn genadeloos op een festival: Cameron wil er nog een stevige lap op geven, maar Te Bos weet dat het tijd is en ramt z’n knop dicht. Het zwarte gordijn gaat omhoog, dat van het podium ernaast zakt synchroon omlaag, en we horen Marcel al van z’n neus maken. Geen tijd te verliezen op Sinner’s Day. Claw Boys Claw is absoluut een eerste hoogtepunt van de dag.
Thatcherisme, koude oorlog, nucleaire dreiging, economische crisis, kleinburgerlijkheid. Het wekte in de jaren ’80 woede, frustratie en onmacht op bij een deel van het jonge volkje. Er werd betoogd en beargumenteerd. Er werd gescholden op de flikken en op Martens. Zwarte kledij en de haren omhoog. Wie een gitaar kon vastpakken, maakte donkere nihilistische muziek, als ultieme vorm van verzet. En in het Limburgse Hamont was het hevig, dat verzet. Brassers waren het, onverlaten, en ze kalkten de geuzennnaam trots op de parochiekerk. Dertig jaar later te zien in het decor van Sinner’s Day bij het concert van DE BRASSERS. Samen met Siglo XX de bekendste exponenten van de Limburge cold wave.
Nostalgie en een merkwaardig verlangen om die woede van destijds terug te voelen opborrelen, doet vele vijftigers en zestigers naar Sinner’s Day afzakken. De Brassers bewijzen dat ze daartoe de band bij uitstek zijn. Hoofden, met iets meer rimpels dan toen, gaan traag op en neer bij nummers als Want Je Wordt Gecontroleerd, En Toen Was er Niets Meer, Ik Wil Eruit, Lowdown van Wire.
Martens was een koorknaapje in vergelijking met de gevaarlijke narcisten die tegenwoordig de plak zwaaien. Nog steeds reden genoeg dus voor kwaadheid. En meer en meer jonge bands die dat ook tonen, op hun manier, met respect voor de rebelse muziek van toen. Mooi om zien dat Marc Poukens en kompanen zich alvast door jonge snaken laten flankeren. De Brassers komen het best tot hun recht in kleine, donkere zalen, waar het wat stinkt naar verschraald bier en pis (en je geen toiletbandje om moet), maar op Sinner’s Day voldoen ze met hun set ruimschoots aan de verwachtingen.
Het Belgische bewijs dat punk nog steeds springlevend is heet nog steeds COCAINE PISS. De band uit Luik is zich stelselmatig meer in de picture aan het rellen, met als resultaat dat er een enthousiaste en/of nieuwsgierige meute voor de Belgian New Wave stage post had gevat. Het recept is gekend, uiterst gebalde punk nummers die aan een rottempo en met brutale kracht uw trommelvliezen trachten te doorboren. En dit terwijl zangeres Aurélie Poppins als een bezetene, vandaag (voor de gelegenheid?) voorzien van een 80’s kapsel, op en rond het podium hotst, springt, valt, kruipt en betast. Wat opviel is de evolutie die de band aan het doormaken is. De inbreng van nieuwe bassiste Farida Amadou levert een zeer strak fundament op. Waar ze live een steunpilaar is, lijkt het er ook op dat ze bij het schrijven van nieuw materiaal ook een impact heeft. Het nieuwe nummer Really Pissed Off kwam los van de pure blitzkrieg en toonde zich van iets melodieuzere kant – weliswaar geheel binnen het Cocaine Piss universum.
Cocaine Piss bewees op Sinner’s Day dat ze een immens potentieel hebben en vooral niet dreigen te vervallen in een gimmick. Maar ook dat dit voorlopig nog het best tot uiting komt in kleine clubs of op broeierige festivals. In deze grote plompe zaal ging hun energie soms teveel op in het niets en was de afstand tot het publiek, ondanks Poppins’ raid door de menigte, net te groot.
Entertainment! Van GANG OF FOUR is met recht en rede één van de meest invloedrijke punk releases ooit en heeft na bijna 40 jaar nog helemaal niets aan kracht en sinnersgehalte ingeboet. Dat liet de balorige Andy Gill tijdens opener (Love Like) Anthraxmeteen blijken door zijn gitaar herhaaldelijk onzacht op het canvas te laten eindigen. Dat Gang Of Four op heden eerder een veredelde tribute band geworden is met enkel nog gitarist Gill als origineel lid, hoeft wat ons betreft geen breekpunt te zijn. De jonge wolven die hij rond zich verzamelde hebben alvast de attitude en het talent om niet in de schaduw van Gill te moeten staan. Maar nog belangrijker: waar sommige bands vandaag vooral teren op weemoed, klonk Gang Of Four relevant en fris. Natuurlijk vallen ze terug op hits als Damaged Goods, Not Great Men en Natural’s Not In It en lukt het zanger John Sterry niet geheel om dezelfde anti-establishment vibe in de nummers te laten doorschemeren. Wel compenseert hij dit met een verbeten en explosieve houding, waarmee hij aansluiting vindt bij de stuurse blikken van Gill. Die op zijn beurt zijn tegendraadse gitaar behandeling maar kan laten excelleren door de steun van zijn ritmesectie. Hoogtepunt At Home He’s A Tourist was het toonvoorbeeld van de kracht van Gang Of Four. Secure en opwindend baslijnen, nauwgezette drumbehandeling, groovy ritmes afgewisseld met wangebruik van snaren en een refrein dat tegelijk eigengereid en herkenbaar is. Met een merendeel aan nummers waar veel bands met plezier een nier voor zouden willen afstaan, is hun licht arrogante houding niet minder dan gerechtvaardigd.
RED ZEBRA staat op 25 in de Belpop 100 met I Can’ t Live In A Living Room maar ze hebben zoveel betere nummers. Voor een keer kunnen we Marcel Vanthilt alleen maar gelijk geven. I’m Falling Apart, Innocent People en The Art Of Conversation zijn dat stuk voor stuk. Al sloeg de vlam pas echt in de pan bij…jawel, I Can’t live In A Living Room. Mooie cover trouwens van Winning , opgedragen aan Adrian Borland van The Sound. We hadden twee weken geleden bij hun optreden in Sint Niklaas al een vermoeden, dat werd vandaag op Sinner’s Day alleen maar bevestigd: Red Zebra klinkt beter dan ooit tevoren.
Bij de aankondiging van de affiche van Sinners’ Dayvroegen velen zich waarschijnlijk af: JOHN CALE, bedoelen ze dé John Cale? Die van The Velvet Underground? Hoe hebben ze die kunnen strikken? Het bleek in ieder geval een gouden zet om zo wat extra volk naar de Limburghal te halen. Terwijl Red Zebra op het linkse podium nog van jetje aan het geven was, vulden de eerste rijen zich met een gevoelig ouder publiek. Geen typische new wave menigte maar eerder hippies met lange grijze baarden in t-shirts van Bowie en Pink Floyd. Mensen die mogelijk zelfs exclusief voor Cale waren gekomen.
Bij een concert van Cale weet je niet steeds op voorhand wat hij gaat doen. Eigenzinnig als hij is kan dat zowel zingen als voorlezen betekenen. Goed nieuws voor ons: in Genk was het duidelijk de bedoeling om te zingen en te musiceren. Hij had ook een band mee met een gitarist, een drummer en een bassist. Zelf vatte hij post achter een piano. Voor hem stond een gigantisch statief zodat we John’s gezicht niet eens konden zien.
Hij begon met een onuitgegeven versie van Hedda Gabler gevolgd door een totaal onherkenbaar Half Past France. Niks voorspelbaarheid dus – er zijn nog zekerheden. Het publiek dat even ervoor uit de bol was gegaan op Red Zebra stond er met open mond naar te kijken – wat was dat allemaal? De sfeer ging van uitgelaten naar verstomming.
En John , die zong geamuseerd zijn liedjes in een versies die we nog nooit eerder hadden gehoord. Bij Fear veranderde hij zelfs het piano-intermezzo. Ook de groep-die-niet-genoemd mocht worden passeerde de revue, eerst met een lange thriller met als titel Heroin en vervolgens ook nog Waiting For The Man. Niks is wat het lijkt in het universum van Cale: de gitarist experimenteerde dat het een lieve lust was met een theremin (check wikipedia) en een mengpaneel, de bassist haalde de strijkstok boven en de drummer produceerde zijn ritmes met allerlei onorthodoxe klanken.
Afsluiten deed John op de gitaar met een minutenlange instrumentale versie van Gun/Pablo Picasso. De man van de organisatie was de hele tijd teken aan het doen dat er moest afgerond worden. De rebel in Cale deed onverstoord verder en liet zich niet bevelen. Na het optreden was onze initiële vraag niet opgelost: waarom stond hij hier en niet in één of andere gezellige zaal. Maar goed, nu hebben we hem toch kunnen zien.
Toen we WHISPERING SONS voor het eerst live zagen, in de finale van Humo’s Rock Rally twee jaar terug, werd ons meteen duidelijk: deze band gaat nog potten breken. Vandaag staan ze met hun debuutplaat Image hoog op de affiche van Sinner’s Day. Zich daarvoor rechtvaardigen hoefde niet, ze leverden immers met voorsprong het meest beklijvende optreden van de avond af. Er staat namelijk een gerodeerde en doorleefde band op het podium met een frontvrouw die beweegt alsof ze elke klank de nodige visuele ondersteuning wilt geven. Whispering Sons is een angstaanjagende machine die het publiek geleidelijk versmacht met een spectrum aan zwarttinten.
Het is steeds gevaarlijk om te vergelijken, en zeker als het om grootheden gaat, maar we ontwaarden in Fenne Kuppens een vleugje Nick Cave. Beiden hebben iets theatraals zonder aan echtheid in te boeten. Ze bezitten een bezetenheid en uitstraling die alles rondom hen lijkt te verheffen. Bedenk hierbij dat Fenne omringd wordt door een band die, door het internationale touren, de afgelopen twee jaar als een spons metier heeft opgepikt. Kwaliteit laat zich gelden waardoor zelf de gitzwarte menigte kleur moest bekennen. Whispering Sons is niet meer die beloftevolle band die de Rock Rally won, ze hebben ondertussen hun status veranderd van “in de gaten te houden”naar “absolute must see”.
Jonas Van Laere, Wout Meganck, Peter De Bruycker
Foto’s (c) Ann Cnockaert