Pukkelpop dag drie (of was het nu vier, of drie en half) stond eigenlijk in het teken van de komst van King Kendrick. Chokri was na zijn doortocht in Antwerpen maar al te blij dat hij mocht meedelen dat Lamar dé headliner van Pukkelpop zou worden. Omdat we zelf Kendrick als één van de enige rappers uit deze generatie zien die we echt geloofwaardig achten, lagen ook onze verwachtingen vrij hoog. Omdat we niet op één paard wedden en ons smaakpalet pakken diverser is, stonden we al iets vroeger op de weide.
Het zal misschien verbazen, maar het meest magische moment van de dag zat er iets na de middag al op. Hoewel Mauro, die zijn hand niet omdraait voor een experiment meer of minder, met zijn Kempenzonen, ofte de Koninklijke Fanfare uit Tielen, op de affiche stond, draaide heel het concert maar om één gastzanger, Willy Sommers. Zijn naam werd reeds voor aanvang door een bomvolle Marquee (en dat op de middag van dag drie) gescandeerd en het feest zou pas ophouden wanneer na een uur ook de laatste polonaise de uitgang vond. Rik Verheye (Jay ‘Callboys’ Vleugels) nam op gekscherende wijze de rol van Master of Ceremony op zich terwijl Mauro zich heel het optreden in een dienende rol zou schikken. Mauro had zich namelijk omringd met mensen die het publieksfeest voor hem zouden opluisteren. Vooreerst Daan die we na vandaag nooit meer Victory en The Player willen horen spelen zonder orkest. Daarna bracht de innemende en immer glimlachende Sennek een zeer krachtige versie van Dag Vreemde Man als ode aan het songfestival. Het kan dan ook niet anders of Mauro zag in dit optreden dé kans om de meewarige meningen over volksfeesten en liedjesfestivals met een voorhamer de grond in te boren. Want hoe hard je ook probeerde, het was onmogelijk om daarna niet gelukkig te worden van hetgeen volgde. Sommers kwam, zag en overwon. De blik in zijn ogen, de reactie van het publiek, het geluk dat van ieders gezicht in de Marquee afstraalde was bijna onwerkelijk. Wie ooit gedacht had dat hij met volle overgave Als Een Leeuw In Een Kooi zou staan zingen op een zaterdagmiddag op Pukkelpop en zich daarbij intens gelukkig zou voelen, had zich wellicht meteen laten opnemen in een klooster. Maar kijk iets voor één stonden we buiten de Marquee, dolgelukkig dat we voor eens echt de zon in ons hart hadden gelaten.
Dat je op Pukkelpop verrast kan worden blijkt dus geen leugen te zijn. Al moet je er soms ook echt naar op zoek. Op Petit Bazar bijvoorbeeld, waar je naast karaoke, archeologie en levensgrote bitterballen, ook muzikale ‘seciallekes’ tegenkwam. Zo openden zich simultaan twee containers waarin twee bands al even gelijktijdig hun ding deden. Frankie is een muzikale installatie waarbij een band gemaakt uit gemotoriseerde poppen ondersteund wordt door diezelfde band, maar dan in levende lijve. Ergens in de wandelgangen tussen Gang Of Four, The Fall, The Stooges en Sonic Youth gingen de poppen gewillig aan het dansen en bracht het uniek theatrale concept Frankie een rauwe mix van postpunk en gore funk.
Even aanschouwelijk is The Joy Formidable. De sympathieke band uit Wales is na enkele jaren terug met een nieuw album en leken intens gelukkig met hun nieuwe passage op Pukkelpop. De niet bijster gevulde Marquee toonde zich een beleefd maar ingetogen publiek. Nochtans waren ze op het podium gul met lachende en speelse blikken. Alleen ontbreekt het hen aan voldoende sterk materiaal om hun enthousiasme te kunnen overdragen op het publiek. Het zijn vooral de nummers uit hun debuut The Big Roar die even blijven nazinderen, de rest is aangenaam zonder meer. Hoe aardig we The Joy Formidable ook vinden, ze zullen straf uit de hoek moeten komen met hun in september te verschijnen plaat om niet langzaamaan in de vergetelhoek te belanden. Gelukkig voor hen onthouden mensen vooral het laatste nummer waardoor het noisy uitgesponnen Whirring alsnog voor een klein kersje zorgde.
De Lift was blijkbaar aan wat opfrissing toe moet Ron Gallo gedacht hebben. Getooid in een witte overall leek het wel alsof hij even wat kwam klussen. De uitdrukking ‘iemand op het verkeerde been zetten’ moet ook zowat de meest toepasselijke zijn bij Gallo. Openen met de cover Something Stupid (u wel bekend in de versie van Frank en Nancy Sinatra, of Robbie Williams en Nicole Kidman als u wil) is in Gallo’s geval is een statement. Nadien kwam immers drie kwartier garagepunk dat zich ver weg hield van enige vorm van meligheid. Gallo’s nummers klinken op plaat gelaagd, poëtisch en bevatten de nodig portie humor, live bleef jammergenoeg enkel de geestigheid bij wijlen overeind (gitaar spelen met een trompet lukt beter dan met een koffer zo blijkt). De noise en ruwheid overheersten te vaak waardoor de dubbele lagen en finesses niet voldoende kwamen bovendrijven. Fascinerende kerel, intrigerende muziek, maar we raden hem aan om toch eens kritisch naar zijn live bezetting te kijken.
Dan deden de mannen van Rolling Blackouts Coastal Fever een pak beter, al vervloeken we hen (en bijgevolg ook die andere Australiërs van King Gizzard & The Lizard Wizard) nog steeds omwille van hun ingewikkelde bandnaam. Van enige ‘coastal fever’ was helemaal geen sprake, het vijftal bezit namelijk het medicijn tegen elk kwaaltje: catchy indierock die de slechte danspasjes en de gelukzaligste glimlach naar boven haalt. Enige voorkennis was niet nodig om hun gitaarriedels met uiterst genot te verorberen. Met dank aan drie gitaren en drie stemmen kon er eindeloos gespeeld worden in hun muzikale speeltuin die wellicht ergens ontstaan is waar ook de zon, het strand en een portie Pavement aanwezig was. Al kan het ook soms Kurt Vile op een klein beetje speed zijn. Toen ze naar het einde van de set zelf nog een stevig tandje bijstaken wisten we het zeker, Rolling Blackouts Coastal Fever hebben er een (en wellicht nog veel meer) fan(s) bij.
Iemand die de zon zich ook liet welgevallen was J. Bernardt. Een spot op de Mainstage terwijl de zon op zijn hoogst staat is voor sommigen een vloek, maar Jinte Deprez maakte er een zegen van. Doordat Balthazar (waarvan Jinte frontzanger is) aan nieuw materiaal werkt, was dit één van de laatste optredens van zijn soloproject. Er mocht dus geshined worden. Wanneer hij geen gitaar, drumpad of keyboard bediende danste J. Bernardt, getooid in een bruin wit gestreepte, mannelijke versie van een jumpsuit , zich op licht wulpse wijze doorheen het optreden. De goesting was aanwezig en werd kracht bijgezet met uitstekend songmateriaal. Bijgestaan door de behaaglijke synths van Pomrad, al had die even pech toen zijn keytar technische problemen kende net op het moment dat hij vooraan het podium ging gaan soleren, en de bevlogen r&b drums kreeg het publiek wat het nodig had, een zonovergoten zinnenprikkelende set intelligente syntpop.
Al even opzweppend was de jazz van Gogo Penguin. We ontdekten de heren twee jaar geleden op hetzelfde Club podium en zagen opnieuw dat het goed was. De band wordt samen met onder andere Kamasi Washington, Stuff., BadBadNotGood genoemd als voortrekkers van de hedendaagse jazz en trok daarmee een zeer divers publiek aan. Voor ons stond een koppel puber, naast ons twee vriendinnen van middelbare leeftijd en na enkele nummers kwam een gepensioneerde mooi voor onze neus staan (geen manieren meer die mannen!). Om maar te zeggen dat jazz zich weer in de gratie van een jonger publiek aan het werken is. Met een contrabas, vleugelpiano en een drum slagen de heren uit Manchester er in zeer gevarieerd uit de hoek komen. Gogo Penguin is van tijd tot tijd dansbaar, intrigerend, energiek, rustgevend, bezwerend en klinkt vooral modern. Het overviel ons hoe harmonisch ze dissonantie kunnen laten klinken. Toch was het ook vechten tegen de bierkaai, in dit geval de beats van boilerroom, waardoor het als publiek moeilijk was om volledig in hun bubbel te geraken. Na een dik half uur merkten we dat onze aandacht verslapte. Misschien had dit te maken met de setting, een passage ergens rond middernacht in de beter van storend geluid afgeschermde Lift had misschien beter geweest, met de opeenvolging van optredens en prikkels of toch met hun songkeuze. Geen idee. Maar we willen het niet teveel op Gogo Penguin zelf verhalen, daarvoor blijven we teveel fan van wat ze doen.
Wie ons wel meteen bij de cojones greep om niet meer los te laten was Protomartyr. Kurt Overbergh had ons op voorhand gewaarschuwd met de kernwoorden ‘working class hero’, ‘ruig’, ‘goor’ en ‘dirty’. Eigenlijk hoeven we daar weinig aan toe te voegen. Frontman Joe Casey ziet eruit als de doordeweekse ambtenaar (pak, trouwring, sjofel kapsel), alleen zou hij dan wel een uur lang tegen zijn eigen winkel moeten fulmineren. Terwijl zijn band grasduint in hun vuile postpunk oeuvre baant de nijdige parlando van Casey zich een weg doorheen de barsten van de maatschappij. En dit met een tronie waarbij het hem allemaal niets lijkt te schelen, maar schijn bedriegt. Protomartyr klonk dreigender en urgenter dan ooit met als hoogtepunten het opgehitste Private Understanding – wat een magnifiek pijnlijk nummer is dat toch – en het chirurgisch snijdende Why Does It Shake?. Hoogtepunt, zeer zeker!
Tijd om te bekomen was er evenwel niet. King Gizzard & The Lizard Wizard, die tweede bende Australiërs die hopelijk niet per letter moeten betalen als ze merchandise laten drukken, bleek niet van plan ons lichaam enige rust te gunnen. Kan ook moeilijk anders voor een band die zelden op de pauzeknopdrukt en in 2017 vijf (!) platen uitbracht. Het zevental, een overdaad gitaren bestaat namelijk niet (al zeker niet op een Pukkelpop editie waar de gitaar voor velen een fossiel leek dat in de archeologische site van de Petit Bazar onlangs werd opgegegraven), liet zijn psychefuzz trein aan een zeer hoog tempo razen. Gek en geniaal, bij King Gizzard kunnen beiden niet zonder elkaar. Voeg daarbij een dosis energie, die eens opgewekt als een perpetuum mobile aan een tomeloos tempo tussen publiek en podium heen en weer slingerde. Mindere momenten konden we tijdens deze intense trip niet ontwaren al joeg het ratelende Rattlesnake en onze persoonlijke favoriet Gamma Knife onze hartslag nog een tikkeltje verder de hoogte in.
36 Marshall versterkers en drie dj booths voorzien van de nodige knoppen en schuiven stonden ons op te wachten toen we de Marquee binnen wandelden voor Justice. Je zou het ov erkill kunnen noemen maar Gaspard Augé en Xavier de Rosnay komen er mee weg omdat ze meer badass zijn dan elke andere knoppendraaier die tijdens de vier dagen gepasseerd was. Het mocht hard gaan en dat liefst zo ingenieus mogelijk. De klassiekers (D.A.N.C.E., We Are Your Friends, Stress, DVNO) werden versmolten in een zeer stevige live-set die minitieus elke vezel in ons lijf aan het dansen kreeg. Maar het was mede door de indrukwekkende lichtshow dat het een beklijvend spektakel werd. In twaalf los van elkaar bewegende vierkanten bevonden zich steeds vier prisma’s met zowel led- als spiegelvlakken. De omgeving rond de twee was hierdoor voortdurend in verandering. Daarbovenop waren alle podiumelementen, Marshalls incluis, voorzien van ledverlichting, waardoor het een soms bijna onwezenlijke aanblik gaf. Het was van Daft Punk (Pukkelpop 2006) geleden dat we nog echt van onze sokken geblazenwerden door een koppel knoppendraaiers. Het is wellicht geen toeval dat het net de dj’s zijn met het hoogste rock ‘n roll gehalte die daarin slagen.
Als grote fan van gitaargeweld blijft het onwezenlijk om te zien dat de weide voor de Mainstage de laatste jaren enkel nog compleet volloopt voor pop en hiphop artiesten. Dat Kendrick Lamar een enorm talent is, staat echter zelfs voor ons buiten kijf, To Pimp A Butterfly stond niet toevallig ook op één in onze persoonlijke top tien uit 2016. Dus ja, ook wij keken uit naar zijn komst. Wat we zagen bevestigde ons vermoeden, King Kendrick is de beste rapper die we ooit live aan het werk zagen. Hij heeft de flair, de hits, de rhymes, de bars, rapt live en houdt zich ver van platte leuzes en dwaas publieksgejen. Bovendien neemt hij een band mee, die deze keer ook effectief mocht gezien worden en niet ergens in de coulissen verscholen zat. Het zou dan ook zonde zijn om straffe muzikanten niet de erkenning te geven die ze verdienen. Alleen deed het ons allemaal zeer weinig. We hadden een Kendrick verwacht waar meer neid in zat, die meer bezeten op zijn doel af ging, die nog minder aan zijn backingtape overliet (al was het miniem in vergelijking met soortgelijke artiesten), die evenveel vuur aan het lont kon steken dan zijn pyrotechnische effecten, die kortom meer emotie opwekte. Het jonge publiek kon verrassend veel rhymes meekwelen en leek intens gelukkig en Kendrick was zeker niet apathisch. Als je jezelf Pullitzer Kenny durft noemen, mag je minstens even overtuigend uit de hoek komen. Al heeft elke koning wel eens een veldslag verloren natuurlijk.
Dessalniettemin we geweldige bands aan het werk zagen blijven we het opmerkelijk vinden dat Pukkelpop elk jaar meer de kaart trekt van beats en rhymes. Het jonge publiek lijkt steeds minder interesse te tonen in alles wat op een muziekinstrument lijkt en laaft zich liever aan gemakzuchtige muzikale bevrediging. Pukkelpop evolueert bijgevolg gewoon mee met deze behoeften, hoe jammer wij dat als liefhebbers van vlezige punk en groezelige gitaren ook mogen vinden. Jongeren willen bitcheshiphop en boilerbeats. En daar zitten allicht ook straffe dingen bij, al zijn ze minder spek voor onze bek. Kan je een festival verwijten om hier op in te spelen?
Onze meug is het buitenbeetje geworden op Pukkelpop waar Underworld en consoorten dat 20 jaar geleden was… Maar alle dingen komen terug dus misschien is de Boilerroom binnen 10 jaar afgeschaft en zijn er enkel nog tenten waar je kan paaldansen op nichemetal en kan leren tatoeëren terwijl er industrial teringjazz gespeeld wordt. We hopen het zowaar.