Duffel, een kleine duffe gemeente gelegen aan rivier De Nete. Tot jaren geleden stond deze plaats vooral bekend om zijn import en export van psychiatrische patiënten. Sinds 2012 maakte het dorp plaats voor andere ongedierte en pluimvee, en werd Brakrock geboren. Vanaf de eerste editie werd bewezen dat punk in al zijn vormen nog niets van zijn pluimen is verloren. Dat de beleving in de huidige maatschappij eerder anders wordt ingevuld dan in zijn hoogdagen is te merken bij de focus op pret en het publiekelijk luid boeren. Onmogelijk om op één hand te tellen hoeveel ‘blurps’ we te verwerken hebben gekregen en dàt zonder te moeten vrezen voor de lokale volksgezondheid. De organisatie doet zoals elk jaar grote inspanningen om het milieu zo min mogelijk te belasten met tal van initiatieven, wat in 2013 al resulteerde in de titel ‘groenste muziekfestival van Vlaanderen’. Ze maken er een punkrockevenement van waar plaats is voor een heuse merchandise wei, een onderhoudend skatepark met liveverslag en backstage frigo’s waar de bandleden zich graag aan vergrijpen. Alcohol vloeit rijkelijk, zowel voor als achter de schermen, en geestverruimende rook hangt als een lage wolk over het terrein. Eat your heart out Reggae Geel!
De bands zorgen op de eerste rijen voor moshpits, dansmarathons en skydive-sessies. Wanneer er een kookpunt was vlogen er ook bekertjes bier in het rond. Verfrissend! Colin Wolf’s (The Casualties) smeekbede “Keep the pit rolling, Keep the pit rolling!”, zorgde ervoor dat de sfeer ‘a point’ bleef tijdens hun aanwezigheid. Het kostte hem weinig moeite om het vertrek van oprichter Jorge Herrera te doen vergeten. De ouderwets agressieve old school punkveteranen stonden redelijk vroeg geprogrammeerd en dat was dik ok om de wei meteen in vuur en vlam te zetten. Hun set stond voornamelijk in het teken van de laatste plaat Written In Blood, toch passeerden er genoeg classics, zoals We Are All We Have, Punk Rock Love en de afsluiter Unknown Soldier. The Casualties unite!
De tijdsblokken waren krap, dus veel bands moesten nummers schrappen van hun setlists. Kort en krachtig dachten we dus maar. Het zou een punkfilosofie kunnen zijn. Er kwamen ook dit jaar weer tal van prille groepen die aan een opmars bezig zijn. Zo konden we op het rustige Lake Stage Tusky en Slaughterhouse ontdekken. Die eerste heeft al wat naam gemaakt door onophoudelijk te touren in de lage landen. Ondanks een voorzichtig begin hebben ze met hun furieuze punkrock weer enkele nieuwe fans gescoord en dat gold zeker voor de basgitarist die op menig bijval kon rekenen bij de vrouwen. Slaughterhouse daarentegen maakte indruk in de andere richting, Meriel O’Connell had het heel warm en verblijdde de vijver, gehuld in een kort strak rose kleed met een slip-gate. Afgelopen jaren hebben ze mogen touren met oa. Amyl & The Sniffers en Dead Boys, en nu stonden ze met een eerste Europese tour aan De Nete. Misschien niet hun beste show vandaag, entertainend was het wel! Heel benieuwd waar hun punk- en deathrocksound in de toekomst naartoe zal leiden.
Na een fikse wandeling terug de massa van River Stage ingedoken, zagen we de zieke, dagschuwe Cancer Bats de weide helemaal slopen. Het publiek hielp heel graag mee! Hail Destroyer en Sabotage deden wat ze moesten. De met metal doordrenkte punk/ hardcore was van top kwaliteit, walste als een maatschappijkritische Mozart staalhard de rivierbedding naar de verdoemenis.
Sabotage (Beasty Boys) was niet de enige cover die we hoorden, de Mad Caddies brachten een lauwe versie van She (Green Day). Tegen de avond, wanneer de eerste uitdrogingsverschijnselen verschenen, wees de programmering voornamelijk richting feestelijke punktoestanden. The Caddies brachten met een reggae-/ ska-/ punktrein de zomer binnen op Brakrock en dat werd luidkeels gesmaakt door het talrijk opgekomen publiek. Het eerste station waar ze halt hielden was Keep It Going, waar ze 4 songs uit speelden. Chuck Robertson moet een stalen gestel hebben om, als enige overgebleven originele lid, de gekke caddies nieuw leven in te blazen. Het mag gezegd worden dat er live geen sleet op de formule zit. Met het ouder worden, kunnen we spreken over een stoomtrein… De set kwam traag op gang tot het bloed begon te pruttelen in de benen, en het skanken bezit nam over het volk. Feestend op Road Rash, Weird Beard, Drinking For 11, Tired Bones, Leavin‘ en de bisronde met Coyote en Mary Melody. Dat ze een tinteling achterlieten in menig musculus quadriceps en een lichte roes in ons hoofd!
Na het dansbaar achtergelaten spoor van Mad Caddies was het de beurt aan de snoepers van Less Than Jake. Ook zij kwamen met een volledige blazerssectie afgezakt naar de Duffelse wateren, in tegenstelling tot veel reggae-artiesten, die dikwijls de blazers vervangen door karakterloze synthesizers om de kosten te drukken. Jointjes kosten nu eenmaal een fortuin tegenwoordig. Het siert de organisatie om te kiezen voor the full option. De gloriejaren van deze Jack-loze band liggen al een dikke tien jaar achter de rug. Het was dus best wel spannend voor menig fan van weleer wat te verwachten. De hoop werd ingewilligd, ze kozen ervoor te puren uit hun oudere repertoire. Warempel, hoezee! Vele klassiekers passeerden de revue, al stoomde de set lichtjes haperend door de soms langdradige bindteksten. All My Best Friends Are Metalheads, Gainesville Rock Citty, The Science Of Selling Yourself Short, Great American Sharpshooter, Automatic en de encore Look What Happened maakten het een blij weerzien. Tussen al dat oud geweld was er nog plaats om hun nieuwe singles op de Antwerpenaren los te laten. Tijdens de set was het achteraan op het podium een blij weerzien tussen Chuck Robertson, die bijna door de entourage werd weg gejaagd, en Dan Palmer van Zebraheads met zijn machtig fijn gedraaide snor. Het onderlinge respect loopt als een rode draad door het punkrockwereldje. De voorbode van een nakende stortbui was even een smet op het blazoen, maar weinigen die daar aanstoot aan namen.
Met de Dwarves en Descendents stonden er twee legendarische bands op de affiche, bands die paar decennia geleden nog relevant waren. De dwergen hadden Assepoester niet nodig. HeWhoCannotBeNamed is op een lange vakantie vertrokken en dus traden ze op als een drietal, met Nick Oliveri van QOTSA en Kyuss op bass. Het publiek bestond voornamelijk uit kenners, en dat was spijtig. Na een kwartier liep de wei eindelijk wat voller, en dat had niks te maken met de nieuwsgierigheid ‘zijn da echt dwergen?’. Het was strak en goed, de nummers goed gekozen, geen band op zijn retour! Waar wij vooral wild van werden, waren de songs van de ultra korte plaat Blood, Guts & Pussy. Bloed en poesjes misten we, maar ballen hadden de geile deugnieten wél!
Milo Aukerman, a.K.a. het gezicht op de vele Descendents -T-shirts, was met zijn collega’s de uitgesproken headliner van Brakrock. Ze waren routineus en het publiek weinig betrokken. Toch speelden ze een leuke show. Het was de derde maal op dit unieke Belgische festival. We waren er de vorige edities niet bij, maar konden ons niet van de indruk ontdoen dat ze het publiek minder boeiden als de vorige edities. Was het het overtollige drankgebruik dat iedereen op de wei hield? Het leek alsof men met een pint in de hand naar radio Descendents luisterde. En dat de ‘radiozender’ haast had, werd duidelijk met hun razende show waarin ze binnen het het uur wel 27 songs door onze keel ramden.
Het weer sloeg helemaal om en we werden genoodzaakt om onze apparatuur in veiligheid te brengen. Plichtbewust geven we als uitsmijter nog enkele foto’s van Zebrahead.
Ook Zebrahead had heel grote dorst en wilde het dankbare publiek trakteren. Het was echter zo’n rotweer geworden dat saaie verslaggevers heil kozen in een fietsrit naar huis. Santé, punkrock vrienden! Zo kropen we voldaan en (Luminous) drashnat in ons bed.