Covid-times 2020. Met de verrassende transformatie van Radiohead tot de supergroep The Smile bleek onmiddellijk dat ook dit nieuwe trio – een bevrijde Thom Yorke en Jonny Greenwood, samen met de jonge jazzman Tom Skinner van Sons of Kemet – weer op een groeiende vulkaan van creativiteit was aanbeland. Op korte tijd spuwde hun krater al de twee meesterwerken A Light for Attracting Attention en Wall of Eyes de ether in. Het veelvuldig en met veel fun experimenteren van drie overgetalenteerden met uiteenlopende muzikale interesses, het smeedde stevige banden en evenwicht en het zette de discussie ‘gelegenheidsband’ versus Radiohead alvast probleemloos opzij als ‘niet aan de orde’.
Nu, pas enkele maanden na Walls of Eyes komt ook Cutouts eruitgestuwd, met songs waarvan de meeste weliswaar live al lang het levenslicht zagen tijdens het sessiën en touren voor de eerdere albums, maar die toen gewoon nog niet waren opgenomen. Onder het toeziende oog van producer Sam Petts Davies werden de tien ervan die instinctmatig bij elkaar pasten nu samengelegd en in Jonny Greenwood’s studio en Abbey Road van hun finishing touch voorzien.
Naast input van jazz-improvisatie bevat Cutouts opvallend meer dan voorheen synths en electronica. Dit laatste wordt in de briljante opener, met Skinner zelfs gewoon helemaal op de bank, bijna als een statement duidelijk. Die fantastische dromerige single Foreign Spies, waarin, helemaal wegzwevend in zijn etherische Vangelis-universum van synths, Yorke’s hemelse falset werkelijk een schitterende entrée mag maken. Zingt hij daar nu werkelijk over een mooie wereld of is het eerder over de paranoia alsof al die schoonheid dreigt te worden ingepalmd?
In alle geval, wat grijpt die Yorke je hier toch weer bij het nekvel met zijn stem. Maar het weze duidelijk, Greenwood heeft een even groot aandeel in de song, het is een klassieke compositie van hem, Horror Vacui uit 2019, die er het uitgangspunt van vormde. Sowieso, wat een schitterend voorbeeld van artistieke samenwerking is dit geworden en we zijn nog maar aan de eerste song.
Net zo’n prachtige klepper is Instant Psalm. Die walmt met veel Radiohead-allures traag voorbij in een zalig bedwelmende psychedelische roes vol strijkers. “We overflow in a hurricane…”, het begin van Yorkes bespiegelingen over steeds krachtiger orkanen, over leegte, eenzaamheid en authenticiteit. Een geheel goedaardige rocktrip volledig opgetrokken in een Oosters aandoend instrumentarium, met Skinner feilloos meewandelend in zijn drumlijn. Het lijkt zowaar Sergeant Pepper wel.
Die haastige improvisatie van adhd-gitaar en dito strakke percussie waarmee de ook al uitmuntende single Zero Sum aftrapt, die staccatozang…! Is hier soms dEUS aan het jammen? Het wordt een op en top door Skinner geïnspireerde Son of Kemet-song, waarop Greenwood zijn allerbeste riffing loslaat. Hectisch, dynamisch en volspeed, compleet met diepe sax, trekt Zero Sum helemaal de straat op. Met weer een volkritische boodschap over kapitalisme en de “haves” en de “have-nots”, over de almachtige superrijken die blind geloven dat geld en technologie (‘Windows 95’) de klimaatcrisis wel zullen oplossen.
Het aangrijpende Colours Fly is met zijn geagiteerd flitsende marspercussie, zijn oriëntaalse gitaren en orkestraties daaropvolgend weer zo volritmisch en trippy als wat. Met een mooie hoofdrol ook voor de sierlijke basklarinet van Robert Stillman. De onstopbaar opstijgende chaos en de hoge declamaties van een zwalpende Yorke doen de Colours Fly-jam culmineren in één gelukzalige harmonie van samenzang.
Hun eigen live-favoriet, sfeervol en transcenderend, is Eyes & Mouth. Met zijn ongelooflijke, afro-getinte mathrockdrums, repetitief hoogoplopende gitaarnoten, zijn jazzy invallende piano en een Yorke die hier in koorsamenzang met zichzelf improviseert over transformatie. Nog een juweeltje.
Even de riem eraf leggen met Don’t Get Me Started, die eerste single met zijn opzienbarende animatievideo. Opstarten met spaarzaam cirkelende keyboardpiano en Yorke eindeloos wegechoënd tussen de akkoorden. Dan verhaasten de gedempte inrollende drumroffels het nummer tot het wegdrijft in een wolk van sfeervolle ambient. Donker pianogetokkel en ineens twee voldramatische vioolnoten die er als een donker overscherend wolkendek filmisch overheen gaan. Vintage Greenwood. Dit is het weirde Tiptoe dat zich traag en loungy het nachtcafé insleept. Wijfelende jazzpiano daar, kwetterende stemmen in een verre duisternis en Yorkes zwevende falset er mooi overheen.
Grandioze single The Slip die neemt heel precies, als het ware in één lange drumsolo, de percussie van Skinner als patroon. Waarna de mannen gedrieën gezwind en groovy op pad trekken. Yorke ontwikkelt iets als een pompende Jamaicaanse basdans op die lekkere jazzdrums en zijn vreemd croonen etaleert zich als een in alle toonaarden spiegelsamenzang. Aan bod zijn hier zijn gekende thema’s rond klimaat, een dreigende kernoorlog, een nucleaire winter en het immer verantwoording ontvluchtende wereldleiderschap. Verderop komen dan, zelfs tot aan de finale noot, zowaar ook meer dan fraaie strepen Radiohead-rockgitaar de song insnijden. Weer een ferme compositie die herhaaldelijk de repeatknop vraagt.
No Words. Metalen keyboardaanslagen als ver doordrammende kerkklokken monden uit in een chaotische maalstroom van funky, nerveus achtervolgend bas- en drumwerk. Met zijn drieën katapulteren ze zich de eindeloze kosmos in, helemaal naar die weg van Yorke naar de hel die geplaveid is met goede intenties. De dolle rit van ‘No Words’ komt uiteindelijk als een afremmende locomotief toch veilig tot stilstand.
De afsluitende single Bodies Laughing begint nog atmosferisch hoog in de sterren. Spaans krassende akoestische snaren rollen dan uit voor een vers deprimerend verhaal van een verheven helder zingende Yorke. Over een moderne wereld zonder empathie en vol inhoudsloos gelach. Een laag meevliegend koortje in treurige oh-oh-oh-modus onderstreept zachte neerslachtigheid. Een song pakkend in al zijn melodieuze rijkdom.
Greenwood had het er in Pitchfork ooit over dat hij met The Smile platen wilde maken die 90 procent zo goed zijn als die van het qua productiviteit supertrage Radiohead, maar die twee keer zo vaak uitkomen. Welnu, wat er ook met het al jaren sluimerende Radiohead gebeurt, met Cutouts illustreert The Smile nu al voor de tweede keer die dubbele waarheid.
Cutouts is een volbloed op zich staand werk en allesbehalve het plak- en knipwerk zoals sommigen het uit de plaattitel lijken te moeten afleiden. Hier is een triumviraat van briljante musici aan het werk die elkaar heel ontspannen gevonden hebben in wat intussen zelfs het beste deel van de officieuze trilogie is geworden. Hier een bovenmatig boeiend album dat, boostend in het momentum van de creativiteit en ondanks alle beladen lyriek, ook constant luchtig en vrolijk klinkt. Of The Smile er nu mee balladeert, hyperkinetisch rondstuitert of wat dan ook Cutouts piekt overal in al zijn gelaagde melodieuze schoonheid. In dit stadium kijkt het trio dus absoluut nog niet neer op het eind van zijn Latijn. Naar verluidt verloor Yorke er zijn vale grimlach door en zag hij van achter de wolken zelfs al weer een echte Smile. Je dus verder vooral nergens voor haasten, jongens!