Noem Ran Slavin gerust een wereldburger, als mens en artiest. Hij werd geboren in Jeruzalem, verblijft afwisselend in Tel Aviv, Lesbos, Palo Alto, London en Singapore, en reist ook als multimediaal artiest de wereld rond.
Gestart als gitarist en zanger bij een paar alt rock/new wave bands ging hij solo mid jaren 1990. Rond de millenniumwissel begeleidde hij als VJ Aphex Twin op een paar raves in Israël, een opmaat voor verdere stappen in film en crossmediaal werk. Vaak zijn sci fi- en andere fantasie-elementen daarin belangrijk, niet zelden in overlay met beelden uit de actualiteit. Zo wordt het digitaal uitgegeven New Dawns begeleid met bewerkte beelden uit het Midden-Oosten, geselecteerd uit Analysis: Middle East Glimpse. Palmkruinen zijn niet altijd meer helder te onderscheiden van rookpluimen, zonlicht niet altijd meer van een inslaande raket. Bevreemdend poëtisch-apocalyptische beelden dus – denk aan het werk van Edward Burtynsky in oorlogssetting, maar de plaat is uitdrukkelijk geen politiek album.
Wel legt New Dawns 16 recepten uit een heel eigen wereldkeuken voor, en mag ze bijgeschreven worden in de kroniek van de zogenaamde Fourth World ambient. Dat genre ontstond met het 44 jaar jonge Fourth World, Vol 1: Possible Musics, van Jon Hassell en Brian Eno. In ouder Slavin-werk hoorde je al invloeden van ondermeer Move D, Jan Jelinek, braindance uit de Rephlex-stal en leftfield elektronica met Ninja Tune-stempel, doorspekt met etnische elementen.
Die eigen fusion komt nu helemaal tot bloei. Daarvoor koos Slavin een opvallend breed instrumentarium, met behalve moderne en oudere synths een arsenaal aan instrumenten uit vrijwel alle windstreken, waaronder de Noord-Indische sitar, de oorspronkelijk Aziatische, op een harp lijkende sambuca, een Iraanse santoor, Griekse bagalamas, West-Indische bas, fluiten uit de Amerikaanse natives-cultuur en de contrabas.
De moddervette UVI in Dawn 1 vliegt laag over elegische chords en organisch aanvoelende, net niet perfect in maat geslagen ‘plucks’ uit een oude keyboard. In Dawn 2 lijkt Slavin met Jan Jelinek een souk te bezoeken, de contrabas in Dawn 3 ondersteunt ambient die herinnert aan het dromerigste van Curd Duca.
In Dawn 4 suist wind, opgenomen rond de rotskloosters in het Griekse Meteora, erg mooi rond snaren en een abstract ritme, en hoezeer men ook moet opletten met referenties aan My Life In The Bush Of Ghosts, het multiritmische, dagdromende Dawn 9 sluit moeiteloos aan bij de geest van die iconische plaat. Dawn 12 drenkt sambuca en santoor in ambient met subtiel elektrofunkritme, Dawn 13 kan zo in een mix met Mo’Wax-materiaal, en Dawn 14, goochelend met snaren en tegendraadse ritmes, doet de groeten aan Four Tet en Roméo Poirier. Even later gaan Griekse en Oosterse snaren in reverbed dialoog.
New Dawns is een stilistisch rijk adagium voor een open wereld, overtuigend een avontuurlijke brug leggend tussen Oost en West, met ruimte voor zowel roots als vrij experiment.