Het uit Lyon, Frankrijk afkomstige kwintet Ashinoa is actief sinds 2015 en heeft, eindelijk, een opvolger klaar voor het aardige Sinie Sinie (2019). Chris Poincelot, Matteo Fabbri, Jérémy Labarre, Paul Renard en Ghazi Frini zijn dan ook trage werkers die echter alles heel minutieus in elkaar zetten.
De band in een vakje stoppen is geen evidentie. Krautrock en psychedelica vormen dan misschien de hoofdmoot maar er zit behoorlijk wat triphop, trance en experiment in het geluid, waar ze diverse genres met elkaar laten botsen om er een percussief en soms heel dansbaar resultaat uit te halen.
Of L’Orée echt als band werd ingeblikt is een beetje troebel. Matteo Fabbri lijkt zowat alles zelf te hebben gedaan (drums, bas, gitaar, percussie, synthesizer) terwijl Labarre nog wat percussie en synthesizer toevoegt. Op de hoes is over de overige leden nauwelijks sprake, en zijn er een paar gasten op drums en fluit. Vreemd, maar tegelijk zorgt het voor een zekere coherentie tussen de twaalf nummers.
Een rode draad is er namelijk niet echt, behalve dat hoe verder de plaat vordert, hoe dansbaarder ze lijkt te worden. Grotendeels instrumentaal heeft Ashinoa een wonderlijke trip gemaakt van deze plaat, die van ingetogen dansbaar verglijdt naar psychedelisch aandoende dub om uit te komen bij bevreemdende industrial (Yzmenet) en een Outro die bijna dwingt om gewoon opnieuw te luisteren naar de hele plaat.
Opnemen in een afgelegen landhuis stuurde Ashinoa richting het maken van soundscapes voor imaginaire werelden, die fans van bijvoorbeeld de meest bevlogen albums van Ozric Tentacles zou kunnen bevallen. Tribale elektronica of dansbare krautrock, we geraken er nog niet echt aan uit. We luisteren en genieten gewoon nog maar een keer.