De uit Nancy, Frankrijk afkomstige componist Anthony Laguerre bracht in 2018 het album Myotis uit. Het was als het ware zijn moment supreme om het heft in eigen hand te nemen, na jaren in de noiserockband Filiamotsa zijn muzikale grenzen te hebben verkend. Die resulteerden in samenwerkingen met onder meer G.W.Sok, Jérome Noetinger, Isabelle Duthoit en Michel Deltruc.
Behalve componist is Laguerre ook drummer en geluidstechnicus met een eigen studio. Dat zorgde ervoor dat Myotis een niet alledaagse plaat werd waarop wel drums, cimbalen en percussie zijn te horen, maar dan net even helemaal anders dan we gewoonlijk van drummers gewend zijn.
Les Percussions De Strasbourg is een gerenommeerd gezelschap dat sinds de jaren 1960 modern werk brengt, zowel uitgeschreven werk van anderen (Messiaen, Theodorakis, Varèse) als eigen composities.
Voor Laguerre was samenwerken met dit ensemble, voor de gelegenheid bestaande uit de percussionisten Léa Koster, Théo Gis-Mahier, François Papirer en Enrico Pedicone, een tot werkelijkheid gemaakte droom.
Zijn visie op percussie sluit namelijk goed aan bij die van het ensemble, waarbij het lichaam al net zo’n interessant percussie-instrument kan zijn als de trommels, belletjes en cimbalen die ze ernaast gebruiken om minder voor de hand liggende klanken te produceren.
Zeven stukken staan er op het schijfje (de stukken zijn genummerd van I-VII), waarvan het merendeel eerder aan de korte kant is. De opener test al meteen ieders gehoor want het stuk begint met stilte; heel langzamerhand worden tonen hoorbaar. Hoe jonger hoe meer er te horen is waarschijnlijk. Wij zetten het volume al snel wat hoger maar opgelet, na vijf minuten geritsel en stilaan een belletje, gaat het stuk over in Myotis II dat met krachtige en donderende drumslagen begint. Het is het heftigste stuk van de plaat die erna meandert tussen experiment, minimalisme en ingetogenheid.
Uitmonden doet Myotis V in een net geen kwartier durende trance-trip vol exotische samples die het nummer tot een soort tribal maken. Diverser kan het bijna niet, en daarmee bewijst Laguerre nog maar eens heel wat in zijn percussie-mars te hebben.