The Lighthouse, dat zijn toch die vrolijke jongens uit Leuven die twee jaar geleden de Nieuwe Lichting van Studio Brussel wonnen met hun aanstekelijke synthpop? Op hun eerste langspeler hadden ze dus net zo goed die heerlijke meezingers van toen kunnen plakken. Toch valt er op Whatever Comes Our Way geen spoor te bekennen van Hollywood en Down They Go. Lof voor de groep dat ze niet op veilig spelen, maar pakt dit risico ook goed uit?
Sfeervol steekt de groep van wal met Cover Story. De bekende ingrediënten zijn aanwezig: gouden synthesizers, kristalheldere stemmen, een meeslepende beat en een refrein waar netjes naar opgebouwd wordt. Met dat recept is meer dan de helft van de plaat bereid: wie op zoek gaat naar muziek voor herfstige avonden vol vallende bladeren is dus aan het foute adres. Op de planeet waar The Lighthouse vandaan komt, lijkt het alsof het altijd (na)zomer is, al weten ze hun teksten telkens ook iets melancholisch mee te geven.
Toch is er ook plaats voor het bijna volledig instrumentale Redwing Pt. 1 (gevolgd door het iets spraakzamere Redwing Pt. 2): filmisch, prikkelend, tintelend, gerijpt, ook dat kan The Lighthouse aan. Afsluiten doet de groep in alle sereniteit met het prachtige Tundra, waarin ook de albumtitel duidelijk naar voren treedt. Een hoopvol nummer, dat tegelijk weemoed uitstraalt. Want ook de zomer kent elk jaar weer een einde, en ook vrolijke jongens worden ooit geacht volwassen te worden.
Met Whatever Comes Our Way levert The Lighthouse een plaat af die geen enkel slecht nummer bevat, maar ook niets dat zo energiek en explosief is als hun singles Hollywood en Down They Go destijds. Wat er ook op de heren afkomt, ze slaan er zich doorheen met hun perfect in het gehoor liggende popmuziek, maar met een welgemikte knaller was dit album helemaal af geweest.