Ceci n’est pas un reportage de concert.
Dat Lessines (of Lessen) het geboortedorp van René Magritte is, was geen geheim, maar dat er ook een fijne concertlocatie ligt op het binnenplein van het oude hospitaal, omgedoopt tot cultureel centrum, was voor ons een fijne verrassing.
Als ze daar dan ook nog eens bands als La Muerte en Therapy? een podium geven, zijn we al helemaal gelukkig.
Het luidste Belgische product sinds 1984 klinkt nog steeds zoals het hoort. Luid, rauw, bedekt met een vleugje motorolie en hartveroverend sterk. En dat wist het publiek, want die waren al talrijk present vanaf de eerste noten die op dat binnenplein in Lessines gegooid werden door La Muerte.
Het psychedelisch-schizofrene gitaargeluid van gitaristen Didier ‘Dee-J’ Moens en Michel Kirby grijpt ons meteen vast bij I Lost My Hand. Beide heren hebben een eigen stijl, die perfect samensmelt in die overweldigende sound van de snaren die La Muerte zo kenmerkt.
Frontman Marc Du Marais – zoals altijd de in jute gemaskerde éénoog – laat in Black God White Devil zijn stem klinken in wat het meest op zang zal lijken gedurende de hele avond. Hij is rauw, ruw, brult en schreeuwt zijn woorden. En dat we het niet anders zouden willen. De pompende drums, het speels aflopende baslijntje van Tino De Martino… Deze track uit 1989 blijft ook vandaag een topnummer.
Eén van de nummers van hun debuutep The Surrealist Mystery uit 1984 volgde. Met Evil Land maken ze duidelijk dat ze sinds het begin geraffineerde handelaars van een apocalyptisch geluid in de underground rockscene zijn. Een eigen geluid, dat ze nog steeds als zoete broodjes verkocht krijgen.
Shoot In Your Back is ook zo eentje dat met een gedoemd donkere, trillende baslijn opent. Als Moens en Kirby daarrond hun verstoorde gitaren noisy laten flirten, krijg je uiteraard een fantastische intro bij dit traag zware nummer. In een sfeer van verrotte rock-’n-roll op speed, volgt Whack This Guy, waarbij de pompende drums van Christian Z onze hartslag lustig verstoorden.
Traag inhakken in de diepte, doen ze opnieuw met Lost. De bijna alarmerende gitaarlijn snijdt, wat de urgentie van het nummer hoog legt. Nog steeds. Met drums die roffelend tegen je huid aan drukken en wanhopige kreten van Marc… Een ongelofelijk nummer. Nog steeds.
De onrust in I Would Die Faster is bijna tastbaar en het is onbegrijpelijk dat het publiek nog steeds niet veel meer doet dan wat wiebelen (ja, ok, het was ons ook al opgevallen dat we er plots allemaal 20-30 jaar ouder uitzien dan op eerdere concerten, maar… ??!).
Nog even de hel laten losbarsten met Couteau Dans L’eau, met hoekige ritmes en gitaarriffs die zich daarop vasthaken. Om met Lucifer Sam deze intense set af te sluiten. Dit vijftal is en blijft Belgische topkwaliteit met een heel eigen stijl en geluid, dat ze live minstens even sterk laten klinken als op plaat. En van plaatjes gesproken: hun nieuwe album Headhunter is pas uit. Jawel, met hun versie van de culttrack van Front 242 (beetje jammer dat we deze niet live te horen kregen). Niet twijfelen, voeg deze gewoon toe aan je collectie!
Eén van onze vroege Therapy?-herinneringen, is er eentje met de moederfiguur in de hoofdrol, die in onze tienerjaren thuiskwam met de boodschap: “Jaja, je mag naar Rock Ternat gaan dit jaar, want ik wéét dat daar één van uw favoriete bands speelt. ’t Is wel nog niet echt zeker dat ze gaan komen, want er stond nog een vraagteken bij op de affiche.” Er zijn ondertussen heel wat jaren verstreken zonder hen live nog aan het werk gezien te hebben, maar het vraagteken staat er nog steeds en de nummers van een slordige dertig jaar geleden, durven nog wel eens nazinderen.
“I don’t hear you. I don’t need you. I don’t want you.” Het publiek had de tekst alvast niet op een blaadje nodig om opener Nausea meteen mee te zingen, gevolgd door Stories. Dat kunst meestal niet voort komt uit geluk; we zijn er ons van bewust, want “happy people have no stories…!’
Wat meteen opvalt, is dat frontman zanger / gitarist Andy Cairns wat van de pittige ruwheid in zijn stem kwijt is en niet altijd even stevig overkomt. Iets dat de hele set blijft doorzinderen.
Het grimmige Kakistocracy gaat hem vocaal dan weer nog steeds perfect af. “It’s okay not to be okay” scandeert het publiek mee, onder het pittige drumwerk van Neil Cooper.
Eén van die Therapy?-hits was zeker Die Laughing, met het gekende, heerlijke gitaarriffje dat iedere gitarist wel eens naspeelde thuis, maar evengoed met die psychedelisch verwrongen gitaarlijn tussendoor, terwijl “I think I’m going insane, I can’t remember my own name”, een zin is die jaren terug moeilijk uit ons hoofd te krijgen was.
Instrumentaal klinkt Therapy? helemaal top. Drie muzikanten die versmolten zijn met hun instrumenten en hun nummers. In het minder evidente nummer Opal Mantra komt dat bezwerende kantje van de drums en gitaar sterk naar boven.
Prison Breaker zet bassist Michael McKeegan met diep trillende bas-intro en startend als leadvocalist helemaal – en terecht – in de kijker, want de man heeft zowat evenveel aanzien en fans als frontman Caine en daar slagen niet veel bassisten in.
En dan dragen ze Turn – misschien wel een van hun donkerste nummers – op aan La Muerte, die ze een “fucking amazing band” vonden. Ook terecht.
Een straffe setlist kunnen deze heren neerzetten en nummer na nummer overvalt de gedacht “Oh ja, deze ook nog!” ons weer. Van het zachtere Callow, het bitterharde Trigger Inside, Joy, Disgracelands, Loose tot het verstoorde Teethgrinder en Knives.
Nog enkele hoogtepunten? Still Hurts omdat het bikkelhard blijft, met overweldigend sterk drumwerk en ook de videoclip op ons netvlies gebrand blijft. Church Of Noise omdat het met zijn punky kantje eindelijk het ‘aan’-knopje van het publiek vond om te beginnen dansen in iets wat op een pit voor watjes uitdraaide. Toch chapeau voor dat twintigtal dappere heren die zich op zaterdagavond toch aan wat lichaamsbeweging waagden.
De Hüsker Dü-cover uit 1995 die ons toen als ballade van Therapy? overviel en onder onze huid kroop, brachten ze vanavond in een rockversie. Diane blijft nog steeds plakken, pakken… hoewel we hier de meerlagige zang in toonhoogte wel wat misten.
Als we te horen krijgen dat de drummer jarig is, worden we aangemoedigd om een niet traditioneel verjaardagsliedje mee te zingen voor hem, met de woorden “Neal, drum like a motherfucker!”, waarop hij ons trakteert op een overweldigend goeie drumsolo.
Bijna waren we vergeten dat dit een band was met zó veel hits, want na een reeds goed gevulde set volgden nog Potato Junkie, Nowhere en Screamager, waarmee ze de luisteraars stomend achterlieten.
De zang heeft met de jaren moeten inboeten, zoveel is zeker. Niet altijd toonvast, hier en daar een echt valse toon en de hoogte in zingen, laat Andy Cairns tegenwoordig beter achterwege. Maar de Ierse charme, de goesting om op dat podium te staan en dat publiek mee te nemen in hun muzikale feestje, dàt hebben ze nog steeds. Daarnaast zijn het drie topmuzikanten, want op instrumentaal vlak hebben we enkel lof. De teleurstelling rond de vocals was dus van korte duur, want desondanks had dit Ierse succestrio ook óns helemaal mee in een nostalgische trip langs nummers die de helft van het publiek nog steeds woord voor woord in zijn hoofd had zitten.