We zijn een jukebox geworden, maar wel één met keigoede nummers. Niet onze woorden, wel die van Marc Poukens en als er één het mag zeggen dan is hij het wel. Niet dat het allemaal veel heeft uitgehaald. Luc De Vos had er het al eerder over dat punk dood is, en een dag na het optreden in de zo goed als uitverkochte Kleine Hedonist zou het Franse gepeupel tussen een rijke bankier en een vrouwelijke bullebak met fascistische trekjes mogen kiezen. Ook al is er nu niets meer, blijft de muziek nog over en in het geval van De Brassers blijft die na al die jaren nog steeds als een huis overeind staan.
De Brassers hadden altijd wel een zwart kantje, zelfs het doemdenken zat er goed in, maar ze hadden (of zeg maar hebben) dat stukje anarchie in zich, net als die ijskoude postpunksound die hun uniek en vandaag nog steeds tot één van de beste acts van dit Vlaamse land maakt.
De rimpels zijn er, maar als je met de attitude van een Iggy Pop het podium beklimt, dan moet je niks vrezen. Poukens zwevend tussen positieve arrogantie (ik sta voor je, en je zult naar me kijken) en zelfrelativering. Twee karaktertrekjes die voor de ideale frontman zorgen. Poukens imponeert, doet vreemde dingen met zijn microfoon en vliegt er meteen in met O Brother Where Are You.
Donker, zelfs wat akelig, maar de steenkoolmijnen hebben er nu eenmaal voor gezorgd dat de muzikale Limburgers generatie van de jaren 80 van de duisternis hield. Een confrontatie met jezelf, Sick In Your Mind, afdalen naar het diepste van jezelf.
Ook al hebben we het al eerder gezien (gelukkig maar!) valt nog steeds op hoe sterk de gitaristen Willy Dirkx, Marc Haesendonck en Jules Dirkx (zoon van) op elkaar zijn ingespeeld. Een Martin Hannett-geluid zonder dat Hannett daar ook maar iets mee te maken heeft, maar gewoon omdat het goed klinkt. Strakke en nijdige gitaren die steeds het gevaar zoeken, alles perfect gecombineerd met de uitmuntende drums van Erwin Jans (ja, dezelfde mijnheer van Struggler) en de keyboards van Joachim Cohen.
Hoewel De Brassers door de NME werden opgepikt, hebben ze geen seconde over een carrière nagedacht. Want neen, Vlaamse liedjes doen het niet in het buitenland, maar ’t klinkt wel lekker om ze mee te brullen met je eigen publiek. “We worden gecontroleerd” schreeuwde Poukens samen met wat uitzinnige fans, en we zaten er nog voor in de goede stad ook!
Steengoede postpunkanthems zoals Bad Company of het fantastische (en toch ondergewaardeerde) Lowdown werden het café ingejaagd, om te eindigen met de klassieker En Toen Was Er Niets Meer en de moshpitklassieker van de bende uit Hamont (Ik Wil Eruit).
De zes werden twee maal terug geroepen en naast het fantastische My Night, kregen we ook nog Back To Nature van Fad Gadget. Een cover die met verve werd gebracht. De band verloochent zijn roots niet, en is de jaren 80 dankbaar, maar het zijn wel muzikanten die er nog iets interessants mee weten te doen en zich niet tevreden stellen met melancholisch mijmeren over hoe het vroeger (niet beter) was.
Geslaagd met glans, niet dat we daar bij vertrek één seconde hadden aan getwijfeld.
Foto’s: © Ann Cnockaert