In Engeland worden heel wat hypes gecreëerd die in Europa blindelings gevolgd worden. De bands die niet tot hype worden gebombardeerd moeten harder werken dan de andere, ook al is hun muziek meer dan de moeite waard. Toevallig stonden zondag in Gent twee Britse bands die al jaren straffe platen maken maar die in hun thuisland zo goed als geen aandacht krijgen.
Op het programma in De Centrale het Londense viertal Palace, dat dit jaar hun derde album Shoals uitbracht. Het is opnieuw een dromerig indiepareltje waarop het viertal voor het eerst wat avontuurlijker uit de hoek komt met Bon Iver invloeden en ze het rockerige geluid wat meer achterwege lieten.
Het voorprogramma werd verzorgd door Chartreuse, een vierkoppige band uit Birmingham. Ze bestaan al sinds 2014 maar hebben gewacht tot 2019 om de debuteren met de ep Even Free Money Doesn’t Get Me Out Of Bed. Ondertussen zijn we nog steeds aan het wachten op het debuutalbum van deze talentvolle band. Vorig jaar brachten ze hun zesde ep Is It Autumn Already? uit met prachtige warme indiepop die niemand onberoerd laat.
Michael Wagstraff, Harriet Wilson, Perry Lovering en Rory Wagstaff kwamen nogal verlegen het podium opgewandeld maar pakten het publiek al volledig in bij openingsnummer Midnight Oil. Het viertal omschrijft hun muziek als ambient darkpop met invloeden van folk, soul en jazz. Het geheel heeft iets mysterieus dat in de buurt komt van The XX maar dan veel warmer en diverser van geluid.
Michael heeft een heel knappe, ingetogen stem die perfect past bij de heldere stem van zijn kompaan Harriet die vooral de backings voor haar rekening neemt maar af en toe ook de lead doet. We kregen slechts acht nummers te horen, uit alle ep’s kregen we er wel een paar. Na hun set kregen ze een daverend applaus en werden de ep’s vlotjes verkocht aan de merch-stand. Hopelijk komt dit viertal nog veel naar ons land om zo iedereen in te pakken met hun prachtig oeuvre.
Daarna was het de beurt aan Palace om indruk te maken. Al bestaat de band al langer dan Chartreuse, toch kwam het viertal ook nu weer wat onwennig het podium op. Ondersteund door zeegeluiden betraden ze het podium en het leek alsof ze dat voor het eerst in jaren terug deden. Openingsnummer Shoals klonk nog wat onzeker, al was het publiek meteen helemaal mee. Tussen de eerste song en So Long Forever viel er een wat ongemakkelijke stilte. Blijkbaar hadden de Britten wat tijd nodig om te ontdooien. Bij Lover Don’t Let Me Down zocht frontman Leo Wyndham eindelijk contact met zijn publiek en was het ijs definitief gesmolten.
Er werden uit elk album wel een paar nummers gespeeld met natuurlijk de meeste songs uit het onlangs verschenen Shoals. Toen de band publiekslieveling Live Well (uit de eerste plaat So Long Forever) inzette, werd het nummer massaal meegezongen. De teksten van de nieuwe nummers waren blijkbaar nog minder goed gekend…
Palace speelde heel strak met een grote hoofdrol voor Wyndham die met zijn stem enorm veel aankan. In de hoogtes deed hij wat denken aan Jeff Buckley.
Hoogtepunten waren de rustige pareltjes Trouble On The Water en Face In The Crowd. Het gedreven Fade kreeg een postpunkrandje waardoor het een bommetje werd. Naar het einde toe volgden nog meer publiekslievelingen (Heaven Up There, Bitter en het nieuwe Give Me The Rain) die naar hartenlust werden meegebruld. Daarna leek het even of er geen tijd meer was voor een bisnummer maar omdat het publiek zo enthousiast was, kwam het viertal toch nog terug om hun eerste single Veins te brengen, het nummer waar alles mee begonnen is.
We zagen in een bijna uitverkochte Centrale twee topbands die meer dan de moeite waard zijn en ijzersterke optredens gaven. Iets dat we zeker niet altijd kunnen zeggen van de vele Britse hypes die naar hier overwaaien.