Bij het binnentreden van de Capitole overheerst een dubbel gevoel. Aan de merchandise merk je allerlei prullen (zelfs een paraplu waarvoor je 80 euro moet ophoesten) van één van de grootste muzieklegendes. Ze bestaan vandaag nog hoor, zo is er een die de Nobelprijs voor literatuur won (en waarvan we later op de avond Don’t Think Twice It Is Allright zouden horen) of een wildebras die ooit de decors van Avro’s Top-Pop aan diggelen sloeg. Alleen schieten er niet veel meer over, gelukkig stond vandaag één van de grootste in hartje Gent.
Iedere volwassen man zal wel moeten toegeven dat hij op een moment er van droomde om Bryan Ferry te zijn. Hij werd (wordt) aanbeden, had (heeft) stijl en kreeg (krijgt) in een vingerknip de allermooiste vrouwen aan zijn vingers. Diezelfde mannen zullen ook moeten toegeven dat ze vandaag jaloers zijn op de Brit. Hij is er 71, maar op wat grijze lokken en rimpels na, heb je geen seconde het idee dat Ferry een bejaarde is. Niet alleen zijn diens sexy looks gespaard gebleven van de tand des tijds, ook op het podium is Bryan Ferry nog steeds Bryan Ferry.
Natuurlijk is die Ferry ook een uiterst pientere kerel, de zanger die ooit te min werd bevonden voor King Crimson weet maar al te goed dat het volk naar zijn concerten komt omdat hij de grootste hits speelt. Hij bracht wel talloze soloplaten uit waarvan hij beseft dat bijna niemand ze in zijn collectie heeft, en dus koos de gewezen playboy veiligheidshalve voor een trip naar het mooie verleden. Want 71 of niet, alles ziet ernaar uit dat deze man nog eens het Kanaal zal oversteken vooraleer hij uitgeblust raakt.
De eerste twee songs uit zijn laatste album Avonmore waren eventjes wennen voor het publiek (alleen die hardfans kennen ze), en hoewel De Capitole en rock ’n roll nooit echt zullen samengaan wisten we na Slave To Love dat Ferry in goede doen was en dat er nog heel wat lekkers zou volgen.
Ferry wachtte ook niet te lang om het eerste Roxy Music op het publiek los te laten. Beauty Queen uit hun tweede album For Your Pleasure was puur genieten, en ondergetekende dacht plotseling dat Bryan Ferry en David Bowie eigenlijk steeds dicht bij elkaar lagen. Hoewel iedereen er voor Ferry was, kon je moeilijk naast de andere muzikanten kijken. Saxofoniste Joja Chalmers schitterde op zo’n wijze dat je zelfs Andy Mackay vergat. Magie.
Nog eventjes de charmeur Ferry in Don’t Stop The Dance bovenhalen, vooraleer Ladytron werd aangevat, en toen kwam Oh Yeah. Misschien is Flesh & Blood het meest commerciële wat Roxy Music ooit deed, het blijft ook het mooiste. Wie weet halen sentimentele gevoelens de bovenhand, maar nooit had ik gedacht om Bête Noire live te kunnen horen. Nostalgie ten top, maar wel van het allerhoogste niveau.
De instrumentaal Tara was het moment waarop Ferry achter de coulissen verdween om een paar minuutjes uit te rusten. Wat daar precies gebeurde weten we niet, toch werd de tweede helft van het concert met nog meer kracht gebracht. Een magistrale versie van het discomoment Take A Change With Me en dan lekker freaken op Remake/Remodel. Melancholie was Roxy Music ook nooit vreemd, van de pakkerd Avalon tot het ontroerende In Every Dream Home A Heartache. (Your skin is like vinyl, the perfect companion).
Ik beken, zitjes en een optreden, ik heb het nooit begrepen. En blijkbaar ook Gent niet toen iedereen tijdens Love Is The Drug recht veerde. Een klassieker pur sang, maar deze meezinger moest net als Do The Strand en Let’s Stick Together niet, net iets te veel gehoord. Dan liever Mother Of Pearl of Virginia Plain dat nooit genoeg je trommelvliezen kan passeren.
Een feestje zonder einde, zo leek het, met Ferry als maestro, ook al was hij uiterst spaarzaam met bindteksten. Dat moest ook niet, als je tijdens Jealous Guy zelfs niet meer aan Lennon denkt, sta je gewoon op eenzame hoogte. Een levende legende dus, gelukkig maar!