I got two turntables and a microphone. Het zijn zo van die oneliners die wel nog eens geschreeuwd worden door jong volwassenen die de jaren 90 hebben meegemaakt. De bijna vijftigjarige Beck (niet dat je het ziet, melkmuilen blijven eeuwig jong) is dan ook een icoon uit dat decennium.
Zijn beste plaat Sea Changes waarmee hij de geest van Serge Gainsbourg achterna liep dateert wel van 2002, maar het zijn vooral klassiekers als Odelay en Mellow Gold die van Beck Hansen een ster hebben gemaakt. Nooit uitgeblust, maar de Amerikaan zal zichzelf niet meer heruitvinden. Niet dat dit moet als je jarenlang één van de meest vernieuwende artiesten van de wereld was. De tweede uitverkochte AB-show was er dan ook ééntje van heropgeviste hits en “kijk eens wat ik nog kan”. Naar verluidt zo wat dezelfde setlist als de eerste dag in Brussel, maar dan in andere volgorde.
Wie vroeg genoeg kwam kon Bent Van Looy aan het werk zien. AB-gangers arriveren meestal laat op de Anspachlaan en Van Looy moest het dan ook met een halfvolle zaal stellen. Van Looy zal altijd Van Looy blijven. Breekbare liedjes verpakt in pop, je valt ervoor of je wuift het nonchalant weg.
Meteen de zaal meehebben is altijd een troef moet Beck hebben gedacht en meteen werd Loser ingezet. De hip geklede Beck (soms met hoed, soms zonder) richtte meteen de microfoon naar het volk zodat men de woorden “Soy un perdedor, I’m a loser baby so why don’t you kill me?”. Het is net zoals het belachelijke wegwerpspeelgoed uit de Kinder-surprises: altijd prijs!
De aftrap voor een rit van vijftien songs Beck ondersteund door een wervelende lichtshow, straffe muzikanten en songs die songs zijn. Ook nieuwe songs kwamen aan bod, de tour staat niet voor niets in het teken van de laatste Colors, en dus werd Up All Night er meteen doorgejaagd. Drie dagen in België, grapte de veteraan, en het leek hem nog te bevallen ook. En er was zelfs tijd voor Beercan. Eentje die net iets te lang stof lag te vergaren, aldus Beck. En dat bier mocht met liters komen, want het was plakken en zweten in de AB.
Paper Tiger klinkt nog altijd als een Amerikaanse blauwdruk van Gainsbourg’s L’Homme à Tête De Chou, maar het blijft nog altijd één van de mooiste dingen wat Hansen ooit heeft gedaan. Of die cover van Raspberry Beret nu per se moest? We denken het niet, maar volgens Beck had de grote Prince er recht op om de woorden van zijn anthem nog eens door een publiek uitgeschreeuwd te laten worden.
Als Beck een nummer schrijft dat Wow heet, dan is dat ook een wow, maar bij The Devil’s Haircut (waarmee hij de eerste avond opende) mankte van de eerste tot de laatste noot. Maar, hoe kan je het raden, de man heeft voldoende vakmanschap gespaard om zelfs dat te kunnen camoufleren.
Niet veel tijd voor grapjes, “we have a strict curfew”, en op de tonen van de titeltrack verdween het genie achter de coulissen.
De bisronde bestond uit een XL-versie van Where It’s At waarbij iedere muzikant werd voorgesteld om daarna in de alleroudste traditie hun kunnen via een bekend jukeboxhitje te etaleren. Dwayne Moore mocht zijn baskunst tonen via Good Times van Chic (de master himself nota bene, Nile Rodgers, staat in augustus op datzelfde podium), gitarist Jason Falkner mocht het via Miss You van de Rolling Stones doen en bij de introductie van keyboardspeler Roger Manning werd het plotseling eighties revisited met Cars van Gary Numan.
Voor Beck leek het gisteren allemaal gemakkelijk, en dat zal het waarschijnlijk voor hem ook wel geweest zijn. Als de balans tussen kunst en entertainment in evenwicht staat, loopt alles beter, voor iedereen. Na al die jaren ervaringen weet ook Beck dat.