2024 wordt het jaar dat de Gentse band The Night Club voor het eerst aan het publiek zal tonen wat ze in hun mars hebben. Zelf hebben ze het over TC Matic, The Pop Group, A Certain Ratio, B52’s of Talking Heads als referentiepunten. Hoog gegrepen, maar het zijn bijna exact dezelfde pijlers die Stijn Meuris aanhaalde toen hij de band voor het eerst hoorde.
Wie wil weten waar de muzikale klepel hangt, heeft geluk. Luminous Dash organiseert niet minder dan twee (!) concerten met de band: op 15 februari in Gent in de Kinky Star en op 23 februari in de DjingelDjangel in Antwerpen (opletten, in Antwerpen is dit om 15 uur!). Beide concerten zijn gratis. Wel sturen we zanger Sander Van den Broecke eerst nog op retraite waar hij naar palmbomen mag staren, maar ook een beetje naar muziek mag luisteren want hij mocht drie platen meenemen in zijn valies. Hier is zijn keuze.

AUGUSTUS PABLO – Rockers meets King Tubby’s in a Firehouse (1980, Shanachie)
Ik ben een gigantische reggae-fan. Soms luister ik dagenlang alleen maar naar platen die ergens tussen 1967 en 1987 in Jamaica zijn gemaakt. Deze Augustus Pablo is één van mijn all-time favorites: het is de minder bekende broer van de legendarische lp King Tubby’s meets Rockers Uptown, maar ik vind hem nog beter. King Tubby pakt hier niet uit met zijn geweldige dub-effecten, maar stelt ze helemaal ten dienste van de muziek. Die muziek is uitgebeend en leeg, maar ook warm en gevoelig: de kleine, geïsoleerde melodieën van Pablo (op piano, orgel en melodica) zijn van een klassieke schoonheid. Het is een plaat die elke keer anders klinkt, en mij toch het gevoel geeft thuis te komen. In The Night Club zit op het eerste gehoor weinig reggae, maar we halen er veel uit: de eenvoud, de opbouw, de effecten, de echo en de groove die nooit verandert.

BRIAN ENO & DAVID BYRNE – My Life in the Bush of Ghosts (1981, Sire, E.G.)
Toen ik deze plaat als vijftienjarige voor het eerst hoorde, was het een coup de foudre, en de liefde is nooit weggegaan. Het is echt een kaleidoscoop, een stuk speelgoed uit mijn kindertijd: zo’n kartonnen buis met een kijkgat aan de ene kant, en een reservoir vol stukjes gekleurd glas aan de andere. Als je eraan draaide, zag je telkens andere, psychedelische patronen. Op deze lp ligt de collage vast – er zit funk in en afro, new wave en ambient, exotica en nog veel meer – maar toch blijft ze verrassen. Op deze lp gebruikten Brian Eno en David Byrne stemmen die ze elders haalden: van de radio en van platen uit het globale zuiden vooral. Het zijn stemmen die meer uit de buik dan uit het hoofd komen. Ze geven de redelijk bedachte muziek die Eno en Byrne tot dan toe maakten – en waar ik nog altijd zot van ben – extra weerhaken.

PHAROAH SANDERS – Pharoah (1977, India Navigation)
Zangers en zangeressen zijn mijn grote liefde – O.V. Wright, Ann Peebles en Gregory Isaacs draai ik grijs, om er maar drie te noemen – maar ik neem naar het eiland bewust muziek mee die ik zelf kan invullen. En omdat ik op zo’n leeg eiland waar geen zak te doen valt, van de zenuwen geregeld de palmbomen ga op lopen, zit ook deze lp van Pharoah Sanders in mijn bagage, alleen voor het nummer Harvest dat gelukkig twintig minuten duurt.

Het had ook iets van Erik Satie kunnen zijn, of van Bill Evans: muzikale heroïne, die rust brengt en u naar een andere wereld brengt. Wie dat per se wil, mag de woorden trance en meditatie gebruiken, maar ik ga dat niet doen. Boven een klaterende gitaar, ruisende percussie, een hypnotiserende bas en een harmonium dat pompt gelijk het bloed in uw aderen, zweeft de sax van Sanders als een vogel in de lucht die ons vertelt wat hij ziet. Dat het allemaal niet zo erg is, hoor ik er vaak in. Na twintig minuten ben ik helaas geen ander mens geworden, maar zo voelt het wel.
Facebookevenement DjingelDjangel
Facebookevenement Kinky Star
The Night Club