Naaz is terug. Nadat ze vijf jaar geleden de wereld veroverde met prachtnummers als Someday en Words, verdween de Koerdisch-Nederlandse even abrupt als ze verschenen was. Maar ze is teruggekeerd, dat is het belangrijkste, en ze heeft een weergaloos album meegebracht dat Never Have I Ever heet. Meer dan genoeg stof voor een interview, dachten wij.
Er zitten wel erg uiteenlopende muzikale invloeden in je plaat.
Je hoort op het album alles waarmee ik ben opgegroeid. Thuis, bij mijn ouders, was er enkel Koerdische en Arabische muziek, maar zelf pikte ik als kind snel indierock op, en in mijn tienertijd speelde ik alleen r&b af.
Bij het maken van het album voelde ik me zo vrij, omdat ik geen verwachtingen had. Ik zit niet bij een label, niemand heeft geld in me geïnvesteerd, niemand legt me druk op over hoeveel streams we moeten halen. Het was weer net zoals wanneer je zestien bent en je voor het eerst muziek maakt en denkt: “Ik wil zangeres worden!”
Je schrijft ook heel sterke teksten. Daughter is misschien je sterkste: er zit een soort magisch realisme in, als verteller ben je overleden en toch vertel je nog “I got the blessing from my father to end the man who killed his daughter.”
Die track heeft echt zichzelf geschreven. Ik schrijf meestal a capella, omdat we vroeger geen instrumenten in huis hadden en ik mezelf zo leerde muziek te maken in mijn hoofd.
Ik vind het zelf een moeilijke track om naar te luisteren, omdat die tekst zoveel pijn doet. Maar hij moest op mijn album. Het verhaal gaat trouwens verder: in het liedje daarna, good story, ben ik nog steeds overleden. “I’m not even here now / But you’re seeing things / And you see me”, zing ik daar. Daar zit een pijnlijke zin in, “My olive skin turned pale at last.” Dat verwijst naar hoe ik als vrouw van Midden-Oosterse afkomst natuurlijk een olijfkleurige huid heb en pas als ik gestorven ben, pas als ik er niet meer ben, dan wordt mijn huid wit en zodra ik wit ben, doe ik ertoe en tel ik mee. Er zit dus een heel verhaal in het album.
Azadî is dan weer je sterkste nummer, ook al begrijp ik van de tekst in het Koerdisch niet veel.
Dat is zo bizar voor me, ik vind het leuk dat zoveel mensen dat mijn beste nummer vinden. Jarenlang zei iedereen dat Words mijn beste was, een popliedje van toen ik achttien was, nu is azadî plots ieders favoriet. Dat zo’n nummer door zoveel mensen wordt gezien als mijn beste, geeft me zoveel hoop dat ik de artiest mag zijn die ik ben. Ik die zo graag experimentele shit wil doen. Momenteel ben ik een hele ep aan het maken in het Koerdisch, die dus helemaal rond azadî draait. Die wil ik voor de festivalzomer nog de wereld in brengen. Ik voel me zo gezegend dat ik die artiest mag zijn.
Toen je azadî schreef, kon je niet vermoeden dat het een nieuw leven zou krijgen als protestlied tegen het regime in Iran sinds de tragische dood van de Iraans-Koerdische Jina Amini.
Totaal niet. Dat was eigenlijk heel heftig: het nummer en de videoclip beschrijven wat er nu in Iran aan de hand is, maar dan net op een andere manier. Voor mij was het eng om dat tot leven te zien komen.
Ik had niet het gevoel dat er zo op gereageerd werd toen de track uitkwam, omdat het natuurlijk zo’n andere taal is. Twee weken later kreeg ik opeens zoveel aandacht voor dat nummer. Eerst was ik wat verdrietig, omdat ik dacht “Oh ja, pas wanneer we dood zijn, dan doen we ertoe.” Wanneer mensen in mijn moederland aan het sterven zijn voor het uiten van hun vrijheid, dan doen andere Midden-Oosterse vrouwen er plots toe. Dat is heel pijnlijk. Het is heel bijzonder om te zien dat azadî plots zoveel aandacht kreeg, maar tegelijk voelde ik ook plaatsvervangende schaamte. Ik durfde de track niet echt te promoten, omdat ik dacht: “Ik wil niet dat het lijkt alsof ik de dood van mensen gebruik om mijn muziek gehoord te laten worden.” Maar tegelijk is het een krachtig nummer dat veel betekent voor zoveel mensen. Ik nam dus een stapje terug, en daar kwam de wereld een stapje dichter bij mij.
Opeens werd ik ook overal activist genoemd, terwijl ik dacht: “Ik ben een muzikant, ik ben een kunstenaar die spreekt over haar mensen en voor hen opkomt.” Waarom moet je me dan classificeren als activist? Daar haal je mijn artiest-heid mee weg. Het is bitterzoet.
Je hebt ook een licht gewijzigde versie van de tekst op televisie gebracht in Nederland, die specifiek gericht is aan Jina Amini.
In het liedje zing ik “Jij kent haar echte naam niet.” Dat was in de periode dat Jina’s echte naam niet werd gebruikt in de media, want ze heette officieel Mahsa Amini, maar dat is omdat Koerdische voornamen niet toegestaan zijn in Iran. Ik vond het zo bijzonder dat ik dat toevallig in mijn originele nummer al zong. Heel bizar hoe the stars aligned there.
Krijg je ook veel reactie uit Iran, of van Koerden uit Turkije, Irak en Syrië?
Ja. Het is heel bijzonder omdat ik de eerste generatie ben die in het Westen is geboren en opgegroeid en heel vrij is, een eigen leven heeft gekozen, en dat is heel moeilijk om te bereiken. Ik denk dat zoiets vooral veel hoop geeft aan veel mensen. Zij zijn blij om een vrijgevochten vrouw hen te zien representeren.
“Born in the West, but still see mountains wherever I go”, schrijf je in je persbericht. Dat toon je ook op de platenhoes: je staat in een typisch Hollands polderlandschap, maar in de verte zijn er toch de toppen van Koerdistan te zien.
Die heeft mijn vader getekend. Vroeger was hij kunstenaar, voor de Golfoorlog, hij won zelfs prijzen voor beste tekenaar in Bagdad. Na de oorlog heeft hij het gewoon nooit meer gedaan. Nu heb ik hem dus gevraagd of hij die bergen wilde tekenen, zodat hij opnieuw kunstenaar kon zijn.
Er zitten ook muzikaal heel wat Koerdische en andere Midden-Oosterse invloeden in je plaat.
Veel van de vioolpartijen die je hoort op het album zijn ingespeeld door een Syrische violist, Badee Alhindi. En dat is ook een heel bijzonder verhaal. Hij is een vluchteling die in Berlijn leeft, maar nog geen verblijfsvergunning heeft. Officieel kan hij dus geen geld verdienen en geen huis bezitten. Hij werkt soms voor andere artiesten, soms betaald, te vaak onbetaald. Maar in Syrië speelde hij in de grootste concertzalen. Dylan van Dael, mijn producer, leerde hem via via kennen en vroeg of hij wou meespelen op het album. Toen Badee de kamer binnenkwam, zag ik dat hij erg gebroken was, maar toen hij begon te spelen, zag ik gewoon zijn hele persoonlijkheid veranderen.
Toen ik hem na de opnames knuffelde, realiseerde ik me “Ik knuffel eigenlijk een hele generatie, en daarmee ook de generatie van mijn ouders, die ook moesten vluchten en niets hadden.” Dat is waar je mijn moeder over hoort spreken op azadî: “Jij bewijst aan anderen dat ook jij en ook ik en ook wij alles mogen doen wat andere mensen hier ook mogen.”
Voor jou is het ook heel belangrijk dat je optredens voor iedereen toegankelijk zijn.
Als Midden-Oosterse vrouw maak ik veel micro-agressies mee in het dagelijks leven, maar ook mensen die op het autismespectrum zitten worden daar bijvoorbeeld vaak mee geconfronteerd. Zij kunnen het heel moeilijk hebben om naar een concert te gaan. Vaak willen ze wel graag, maar hebben ze een beetje begeleiding nodig, of een bepaalde plek in de zaal om rustig te zijn. In aanloop naar mijn show in Carré in Amsterdam kreeg ik best veel berichtjes van fans als “Ik heb autisme, hoe kan ik zorgen dat ik echt vooraan kan staan zonder dat ik anderen beledig? Want ik kan het niet aan om urenlang in de rij te staan.” Of van een meisje met post-traumatische stressstoornis dat een hulphond heeft, maar daar meestal niet mee naar concerten mag. Dat heb ik allemaal doorgestuurd naar Carré, met de vraag “Kunnen jullie dat laten lukken?” En daar hebben zij op geantwoord “Ja, dat gaan we doen. Laten we met een aantal organisaties werken die mensen begeleiden tijdens het optreden. En misschien kunnen we ook kaartjes weggeven aan mensen die het niet kunnen betalen.” Ik vond ’t zo mooi dat ze dat hebben gezegd. Zo creëer je een kans voor veel mensen om toch te komen kijken.
Die veiligheid vind ik zo belangrijk, dat er geen hiërarchie is. Dat we allemaal gelijk zijn, inclusief ik. Zo zorgen we ervoor dat iedereen zich comfortabel voelt tijdens de show. Die mensen kunnen naar een concert zonder helemaal kapot weer naar huis te gaan. Ik heb zelf ook post-traumatische stressstoornis en ADHD, het leven voelt dus vaak erg zwaar, ik kan me heel overprikkeld voelen bij optredens. Dus ik vind het fijn dat ik daar bij mijn shows wat aan kan doen.
Het is een kleine stap voor de organisatie, maar die maakt een groot verschil voor de mensen in het publiek. Hopelijk zien wij je hier in België binnenkort ook op een podium verschijnen!