Echo Collective releasete op 30 oktober hun eerste soloalbum. “Solo” klinkt misschien een beetje raar als we het hebben over een collectief. Maar in het verleden werkten Margaret Hermant en Neil Leiter, de kern van het collectief, steeds samen met andere componisten. Op The See Within doen ze het voor het eerst helemaal alleen en daar zijn ze best trots op. Tijd voor een gesprek!
Kunnen jullie eerst kort even Echo Collective voorstellen, vooral het deel “collective” intrigeert mij.
Neil: Echo Collective bestaat ondertussen een jaar of acht en is ontstaan uit een samenwerking van Margaret, Charlotte (Danier nvdr.) en mezelf met A Victory For the Sullen. Sindsdien hebben we met heel wat artiesten samengewerkt zoals Stars of the Lid, Jóhann Jóhannsson, Christina Vantzou, Tim Burgess,… Op een dag kregen we een “opdracht” van de AB om iets te doen rond Radiohead. Mede dat project heeft ons er uiteindelijk toe gebracht om een album met alleen maar eigen werk uit te brengen. Echo Collective dat zijn in feite Margaret en ik aangevuld met een groep muzikanten waar we beroep op kunnen doen voor de verschillende projecten.
Jullie noemen zichzelf een neo-klassieke “band”, waarom niet gewoon een “kamerorkest” of “orkest”?
Margaret: Daar zijn verschillende redenen voor. Een orkest is sowieso veel groter dan wij. Een kamerorkest, ja dat zou je nog kunnen zeggen maar meestal wordt die term gebruikt voor een groep die enkel klassieke, uitgeschreven muziek speelt. Door onszelf een collectief te noemen maken we wel deel uit van de wereld van de klassieke muziek maar we zijn een stuk creatiever. We componeren zelf muziek, maken ons eigen arrangementen en baseren ons dus niet alleen op bestaande, uitgeschreven muziek van anderen. Dat creatieve is heel belangrijk binnen Echo Collective.
Heeft het er ook mee te maken dat jullie zichzelf niet wilden identificeren als een klassiek gezelschap en op die manier de kans lopen om een deel van jullie luisteraars te verliezen. Mensen die misschien per definitie niet naar klassieke muziek willen luisteren?
M: We hebben daar eigenlijk nooit bij stilgestaan of een keuze gemaakt tussen klassiek of niet-klassiek. Toen we nadachten over hoe wij ons werk definiëren, wilden we vooral een naam die dicht staat bij ons proces. De naam is dus geen keuze tégen iets anders maar veel meer keuze vóór wat we zelf doen. “Collective” gaat over samenwerken en creatief bouwen aan iets.
N: Nogal wat klassieke ensembles houden zich bezig met het interpreteren van muziekstukken. Er zijn uiteraard heel wat uitstekende kamermuziekgroepen. Sommigen laten nu en dan zelfs muziek componeren die zij dan interpreteren. Maar dat is dus niet wat wij doen. Ook toen we samenwerkten met andere componisten, bleef het creatieve aspect heel belangrijk voor ons.
Zoals je zelf al aanhaalde, hebben jullie veel samengewerkt met andere componisten en artiesten. Wat heeft jullie er toe gebracht om net nu met eigen werk naar buiten te komen?
N: Ik denk dat we onszelf tot voor kort wat hebben tegengehouden. Onze klassieke opleiding en de mythe die daar in stand wordt gehouden dat je een diploma moet hebben om jezelf “componist“ te mogen noemen, heeft daar zeker in meegespeeld. Naarmate we meer met andere componisten samenwerkten, werd voor het echter steeds duidelijker dat we zelf ook een verhaal te vertellen hadden en dat het tijd werd om zelf een album uit te brengen.
M: Een collectief heeft tijd nodig om zich stap voor stap te ontwikkelen. Eerst moesten we elkaar beter leren kennen, dan speelden we samen muziek, we begonnen onze eigen arrangementen te schrijven voor anderen en voor onszelf… In die reis die je als groep onderneemt, waren we nu op een plaats gekomen waar we voldoende zelfvertrouwen hadden opgebouwd om zelf te creëren en dat met mekaar te delen. Het nieuwe album is het werk van drie componisten: Neil, Gary (De Cart nvdr.) en ikzelf. Je moet mekaar de tijd geven om te schrijven vanuit een gemeenschappelijke visie en een behoefte om samen iets te creëren.
Heeft het ook te maken met zelfvertrouwen? Zolang je samenwerkt met een derde partij, heb je toch een soort van ankerpunt waar je rond kan werken en je misschien ook een beetje achter kan verbergen. Maar nu staan jullie daar als het ware naakt met jullie eigen composities…
N: Dat is zeker zo, maar we proberen er niet op die manier over na te denken want anders creëer je heel veel druk voor jezelf. En ja, we hebben samengewerkt met enkele van de beste muzikanten uit ons genre. Maar om een contract te tekenen met 7K! nog voordat we zelfs maar iets gecomponeerd hadden, daar was veel zelfvertrouwen voor nodig! Op zo’n moment moet je er vooral voor zorgen dat je niet in de val trapt om muziek te maken die een kopie is van wat je vroeger deed met die topmuzikanten. Ik ben er echter van overtuigd dat we toen op een punt gekomen waren waarop we zeker wisten dat we iets te vertellen hadden en ons eigen materiaal konden maken. Het voelde eigenlijk allemaal heel natuurlijk aan zonder dat we grote druk voelden.
In de perstekst en op jullie website leggen jullie er vaak de nadruk op dat jullie weinig tot geen effecten gebruiken bij de opnames. Waarom is het zo belangrijk voor jullie dat de muziek wordt opgenomen “as is”?
M: We hebben altijd zo gewerkt en gebruiken geen post-productie effecten, pedalen of bewerkte geluiden. We willen nagaan wat we allemaal kunnen doen met onze instrumenten binnen het kader van de klassieke muzikant en gaan daarin tot het uiterste. Ik denk dat we nog helemaal niet aan het eind van die zoektocht gekomen zijn. Er zijn nog zoveel technieken en geluiden die we kunnen gebruiken. Soms zijn we verbaasd over hoe de combinatie van twee verschillende geluiden mekaar beïnvloedt en leidt tot een nieuwe klank. Zeker met de toevoeging van de MRP (Magnetic Resonator Piano nvdr.) is er een heel nieuwe wereld opengegaan.
N: Veel van de artiesten waar we mee samenwerk(t)en combineren elektronica en opgenomen, “gevonden” geluiden met akoestische instrumenten. Wij wilden werken met het materiaal waarmee wij de sterkste connectie hebben. De ontdekking van de MRP heeft ons de mogelijkheid gegeven om de expressiviteit van de piano uit te breiden tot een niveau dat je nooit kan halen met een gewone piano. En dat terwijl we toch helemaal akoestisch blijven werken. Het geluid dat het instrument maakt, is effectief wat je hoort als je je hoofd in de piano zou steken. Het derde nummer op het album (From Last Nights Rain nvdr) bestaat bijvoorbeeld alleen maar uit piano opgenomen in één take, live! Er zijn geen overdubs of nabewerkingen in de studio. We kunnen het exact op dezelfde manier live spelen. Het is echt spectaculair wat je met de MRP kan doen. Ik denk we nog maar net begonnen zijn met ontdekken hoe we dit instrument kunnen gebruiken.
Hebben de mogelijkheden van dit instrument jullie geïnspireerd om bepaalde nummers te schrijven?
N: We wisten dat we iets nodig hadden dat zou werken als een soort lijm in ons geluid. Een grootser of een meer expressief, kneedbaar geluid. Bij A Winged Victory For The Sullen speelt Adam die rol met zijn gitaar. Bij Jóhann Jóhannsson wordt die rol vaak ingenomen door elektronica. We wisten dat wij ook zoiets nodig hadden. We schreven het album zonder dat we ooit met de MRP gewerkt hadden, eerder op basis van wat we ervan verwachtten. Nu we het instrument kennen, denk ik wel dat het ons mee zal inspireren.
M: Voor mij is het als een nieuw stuk speelgoed. Het voelt een beetje alsof je heel je leven viool speelde zonder strijkstok. Plots krijg je zoveel meer expressieve mogelijkheden en wordt het bijna een heel nieuw instrument.
De nummers op jullie nieuwe album zijn zeer contemplatief, zelfs meditatief en minimalistisch. Is dat het soort muziek dat spontaan opborrelt in jullie hoofd tijdens het componeren?
N: Ja. (lacht)
Ik ben opgegroeid in de klassieke muziek met een voorliefde voor de trage bewegingen. Ik word sterk aangetrokken tot componisten als Arvo Pärt en minimalistische muziek. De muziek die we de laatste jaren maakten is gebaseerd op een beperkt aantal ideeën die maximaal worden uitgewerkt. Plaatsen we een idee of een textuur in onze muziek dan willen we die uitwerken tot aan hun eindpunt. Voeg je te veel verschillende stimuli toe dan wordt de muziek verwarrend en wat je wilt uitdrukken minder duidelijk. Minder ingrediënten gebruiken voor een maximaal effect, expressief zijn zonder te veel woorden te gebruiken. Langs de andere kant willen we ook niet intellectualistisch klinken zodat onze muziek benaderbaar blijft.
Als jullie een bepaald muzikaal idee hebben, werken jullie dan additief of eerder subtractief of komen jullie automatisch uit bij wat jullie nu gemaakt hebben?
M: We hebben voor dit album met z’n drieën aan de composities geschreven. We onderzoeken elk idee stap voor stap tot we iets vinden dat werkt voor ieder van ons. Ik begin bijvoorbeeld met een stukje improvisatie, een geluid, een melodie of een textuur waar Gary dan harmonieën rond bouwt of een laag aan toevoegt of waar Neil een bepaalde structuur bovenop zet. Uiteindelijk schrijven we dan alles uit. Het verloopt in feite allemaal heel natuurlijk, we zijn echt wel complementair aan mekaar.
Eens we een uitgeschreven partituur hebben, gaan we naar de studio maar zelfs dan is het nog mogelijk dat we met nieuwe ideeën komen. Een beetje zoals in een rockband (lacht).
N: Als je vraagt of we eerder additief dan wel subtractief werken dan denk ik dat het echt meer een additief proces is. We werken laag per laag en natuurlijk zullen er ook zaken weggenomen worden. Ik denk het best zeldzaam is dat drie mensen samenwerken zoals wij dat doen. Er is duidelijke een vorm van symbiose tussen ons en het is best geweldig om op zo’n manier muziek te schrijven.
In instrumentale en zeker in donkere, minimalistische en emotionele instrumentale muziek is de titel van een nummer heel belangrijk. Hoe gaan jullie tewerk? Beginnen jullie te schrijven vanuit een idee en een titel of gaat het net omgekeerd?
N: Dit is natuurlijk de eerste keer dat we een album gemaakt hebben, dus misschien gaat het de volgende keer anders. Maar deze keer schreven we gewoon muziek en de titels kwamen pas later. Ze vormen eerder een reflectie op wat we gemaakt hadden, welk gevoel ze oproepen of het verhaal dat we wilden vertellen.
Is het dan de bedoeling dat de titel, de luisteraar in een bepaalde richting duwt?
N: Eigenlijk niet. De titels zijn heel beschrijvend en vormen mogelijks een startpunt voor een beeld. Het pianostuk uit Last Night’s Rain bijvoorbeeld evoceert een beeld van reflectie of van water op de grond. Het is echter niet de bedoeling dat de luisteraar beperkt wordt in zijn eigen verbeelding.
Het is wel grappig dat jij de muziek donker vindt.
Dat zegt misschien meer over mij dan over de muziek… Misschien komt het omdat jullie muziek in mijn oren heel Scandinavisch klinkt en ik verbind Scandinavië met donkere winterse dagen, grijze luchten en donkere, lege bossen.
N: Mijn ervaring met dit genre van muziek is, dat de emoties van de luisteraar een grote invloed hebben op hoe hij de muziek ervaart. Dat kan melancholisch zijn maar evengoed euforisch. Op de een of andere manier haakt deze muziek zonder omwegen in op emoties, zonder dat het daarom dezelfde emoties zijn voor iedere luisteraar.
Wie zijn jullie inspiratiebronnen? Zijn het de mensen met jullie in het verleden samenwerkten of zijn er andere inspiratiebronnen?
N: We worden zeker geïnspireerd door het werk dat we in het verleden gedaan hebben. Ik heb heel mijn leven doorgebracht in de wereld van de klassieke muziek dus daar liggen mijn wortels. Zoals ik al zei heb ik iets met trage bewegingen in de klassieke muziek zoals bijvoorbeeld het begin van de zevende symfonie van Beethoven. Dat bestaat uit een heel eenvoudig stukje muziek (begint te zingen). Ik ben altijd al gefascineerd geweest door dit soort kleine fragmenten. Zaken die je op zich nooit zou omschrijven als minimalistisch. Ik denk ook niet dat iemand Beethoven als een minimalistisch componist zou omschrijven, maar op een bepaalde manier was hij het dat wel. De structuur van zijn muziek is vaak gebaseerd op heel kleine eenheden, denk maar aan de vijfde symfonie.
Blootgesteld worden aan de wereld van de neo-klassieke muziek heeft een bevrijdend effect gehad op ons. Door samen te werken met al die fascinerende mensen, zagen we in dat we ook zelf kunnen creëren in plaats van enkel te interpreteren. We konden als het ware de ketens die vaak nog bestaan in de klassieke wereld van ons afwerpen en doen wat wij wilden: creëren. In het conservatorium werd die mogelijkheid zelfs nooit gesuggereerd!
M: Ik heb misschien een meer diverse achtergrond dan Neil aangezien ik al langer werk met improvisatie. Maar inderdaad, het moment waarop je een aantal beperkingen die de klassieke muziek oplegt van je kan afgooien, creëer je voor jezelf een nieuwe richting.
Jullie doen momenteel een residentie in de AB in de aanloop naar de cd-release op 6 november (de AB was nog geopend op het moment van het interview nvdr.). De AB is natuurlijk geen typische plaats om naar klassieke muziek te gaan luisteren. Ik vroeg me af wie jullie “doelpubliek” is, wie willen jullie bereiken met jullie muziek?
M: Ons doelpubliek is eigenlijk heel divers, tussen pakweg 20 jaar en… ja, zonder limiet in feite. Als we bijvoorbeeld naar de statistieken kijken van Spotify dan zien we dat de meeste van onze luisteraars mannen zijn tussen 20 en 60 jaar. Zelf richten we ons vooral op een jongere generatie. Mensen die op zoek zijn naar een moment om even gas terug te nemen, om introspectief te zijn en te luisteren naar eerlijke muziek. Het publiek van de AB sluit daar volgens ons perfect bij aan.
Hoe zouden jullie jullie muziek beschrijven?
N: Het is bijna onmogelijk om een etiket te plakken op onze muziek. Als we live spelen dan wordt het etiket meer bepaald door de plaats waar we spelen dan door de muziek zelf. Spelen we bijvoorbeeld in een typische klassieke concerthal als de BOZAR in Brussel of de Philharmonie de Paris, dan worden we eerder ingedeeld bij de klassieke muziek. Spelen we in de AB dan krijgen we al snel het label neo-klassiek, post-klassiek of indie-klassiek. Onze muziek werkt echter ook in een festivalomgeving.
Jullie gaven aan dat dit album jullie veel zelfvertrouwen gegeven heeft om met eigen composities naar buiten te treden. Betekent dit dat jullie van plan zijn om nog meer eigen werk te releasen of zijn jullie bijvoorbeeld op zoek naar nieuwe samenwerkingen?
M: Met dit album hebben we een transitie doorgemaakt waarbij we ons meer durven toeleggen op alle aspecten van het creatieve proces. Als we in de toekomst nog samenwerken zal het waarschijnlijk meer zijn vanuit een creërende rol. Dat was ook hoe we met Jóhann zouden samenwerken bij 12 Conversations. Helaas is Jóhann gestorven voordat dat gelukt is.
Ook filmmuziek schrijven of muziek maken in samenwerking met een dansgezelschap of een theatergroep is iets dat we graag willen doen. In een droomscenario blijven we nieuw materiaal maken voor onszelf of voor anderen. Ik voel me heel goed op een podium dus ook veel live kunnen optreden is iets wat ik erg belangrijk vind. Een mooie balans vinden tussen componeren en live muziek delen met anderen zou geweldig zijn.
Met heel het coronagedoe is live optreden natuurlijk een stuk onzekerder geworden. Hebben jullie veel last van de coronacrisis?
M: Als je maar voor 40 personen optreedt in een zaal voor 200 man, dan voel je dat de sfeer anders is. Soms heb je nu eenmaal mensen rondom jou nodig om meer te kunnen genieten van de muziek. Hetzelfde geldt wanneer je naar een film gaat kijken of naar sport. Iets samen beleven in groep is anders dan iets individueel beleven. Toch zijn liveoptredens ook nu nodig. Mensen hebben nood aan ontspanning en een mogelijkheid om hun geest te verzetten. We gaan er alles aan doen om dat mogelijk te blijven maken.
N: Wij willen in ieder geval blijven doorgaan, hoe het er in de toekomst zal uitzien is op dit moment niet duidelijk maar we passen ons wel aan. We willen een deel zijn van de oplossing en niet de feiten achternahollen.