Daan Hafkamp is Nederlander in België en bezieler van Aarde aan Daan: muziek die zich laat omschrijven als aanstekelijke dagdroompop. Tijd om de muzikant te vragen naar zijn ambities, angsten en muzikale smaak.
Je speelt zowel met band als solo. In welke bezetting speel je het liefst?
Afgelopen jaar speelde ik solo. Toen experimenteerde ik volop met geluidseffecten. Zo ontdekte ik de kracht van soundscapes. Ik zou graag samenwerken met muzikanten die daar ervaring mee hebben. Soundscapes helpen om mijn muziek sferisch te doen klinken
Wat bedoel je precies met sferisch?
Ik herinner mij levendig hoe ik als kind op de achterbank in de auto onderweg naar een vakantiebestemming staarde naar het voorbijglijdende landschap. Ondertussen luisterde ik met een koptelefoon op naar muziek. Wat ik zag en hoorde, vervloeide met elkaar. Die toestand noem ik sferisch en die probeer ik met mijn muziek op te roepen. Een eerste hulpmiddel daarbij zijn samples en straatgeluiden.
Een ander aspect dat bijdraagt aan het sferische is de tekst. Omdat die beeldend is, stelt hij de luisteraar in staat zich een wereld voor te stellen. Die wereld is niet helemaal concreet: ik spreek de verbeeldingskracht van de luisteraar aan.
Sferisch is trouwens niet hetzelfde als sfeer: een druk café heeft een bepaalde sfeer, maar is niet per se sferisch. Bij het sferische gaat het om iets bijzonders. Dat bijzondere is zelfs een voorwaarde om te beginnen schrijven: juist bij een gevoel dat ik nooit eerder heb ervaren ontstaat er mogelijk een nieuw nummer. Dan pak ik zo snel mogelijk de gitaar.
Is zo’n gevoel eerder opgewekt of somber?
Vroeger schreef ik zwaarmoedige muziek, maar doordat je als muzikant nummers vaak speelt, werd ik daar zelf ongelukkig van. Een schrijver of schilder werkt steeds eenmalig: die maakt iets, stuurt het de wereld in en hoeft er daarna in principe niet meer naar te kijken. Een muzikant speelt een liedje daarentegen honderd keer per jaar. Je internaliseert het bijbehorende gevoel. Is een nummer somber, dan kom je in een negatieve spiraal. Dat wil ik niet. Ik ben optimistisch van aard, dus ik neig eerder naar opgewektheid. Een goed nummer kun je jarenlang spelen.
Dus nu schrijf je lichtvoetigere muziek?
Een tijdje zocht ik naar een puur vrolijke, vitale sound. Daardoor voelde ik me echt prettiger. Maar het lukte niet om dat vol te houden. Het negatieve zit nou eenmaal toch in mij. Dus kwam er toch weer melancholie in de nummers, maar dit keer in samenspel met die vitaliteit.
Ben je bang voor die donkere kant van jezelf?
Eigenlijk heb ik veel angsten, waaronder een angst voor zwaarmoedige nummers. Ik ben bang om daarmee iets destructiefs aan te wakkeren bij mijzelf en het publiek. Als muzikant vraag ik mij steeds af wat ik aan de mensen wil geven. Ondanks dat mijn publiek nog bescheiden in omvang is, voel ik er toch een zekere verantwoordelijkheid voor. Mijn ergste nachtmerrie zou zijn dat iemand door een van mijn nummers in een vlaag van waanzin iets verschrikkelijks zou doen.
Kun je voorbeelden uit je muziek geven waarbij je die angst weleens voelt?
Mijn single Projector heeft iets unheimlichs. Je kunt hem beluisteren als bewondering voor iemands schoonheid, maar als ik zelf in een zwartgallige bui ben, dan gaat het voor mij opeens over een stalker.
In mijn volgende single zing ik ergens: ‘Als het aan mij ligt, gaan we samen sterven’. Eigenlijk is dat best heftig, maar dat kwam zo bij mij op. Soms twijfel ik erover of zo’n zin wel oké is, maar tijdens een goed optreden wordt die regel juist een fijne flirt met (een mooi meisje uit) het publiek.
Sluit jouw dagelijks leven aan bij je muziek?
Na mijn studie werkte ik eerst als postbode, later als maaltijdbezorger. Door de aard van dat werk had ik volop tijd om rond te kijken, de wereld te observeren. De stad gleed aan me voorbij: ik maakte er deel van uit, maar keek er tegelijkertijd van op een afstand naar. Zo kreeg ik ruimte in mijn hoofd om te mijmeren over teksten en plannen te maken.
Sinds vorig jaar ben ik leraar Nederlands. Tijdens het lesgeven is er geen tijd voor creatieve mijmeringen: de klas eist alle aandacht op. Ik vind het fascinerend om te merken dat jonge mensen echt anders in het leven staan. Persoonlijke problemen zijn vaak gewoon af te lezen van hun gezichten. Lesgeven vergroot dus mijn menselijk inzicht, maar ik ben niet van plan letterlijk nummers te schrijven over het leven voor de klas.
Wat zouden voor jou als muzikant de ideale levensomstandigheden zijn?
Te veel luxe gaat gepaard met een verlies aan scherpte, dus ik hoef geen zwembad met butler. Mijn streven is om met mijn muziek zelf genoeg inkomen te genereren om dagelijks zonder zorgen met muziek bezig te kunnen zijn. Dus om vrijuit studio’s te kiezen en mensen om mee samen te werken.
Dat is een hoog ideaal. In de praktijk lukt dat bijna niemand. Zelfs veel grote muzikanten hebben een of ander baantje ernaast, van reclamemuziek maken tot compleet ander werk. Tegelijkertijd is het belangrijk om in te zien dat hoe meer je verdient, hoe meer kosten je maakt. Zo blijft er altijd een kloof tussen wat je wilt en wat je (financieel) kunt.
Heb je onverwachtse inspiratiebronnen?
Naast indiemuziek als Radiohead, Spinvis en Alt-J heb ik een fascinatie voor commerciële artiesten als Bruno Mars, Justin Bieber en Ronnie Flex. Misschien klinkt dat verrassend, maar ik zal uitleggen wat ik erin hoor
Ten eerste is het gegeven dat achter een nummer een commerciële industrie zit niet genoeg om een enorme hit te worden. Om zo veel luisteraars te bekoren moet een nummer een bepaalde kwaliteit hebben. Die bestaat erin dat ze er glansrijk in slaagt om je voor vier minuten helemaal mee te nemen. Gekwalificeerde producers weten hoe je een nummer pakkend opbouwt.
Ten tweede is iemand als Ronnie Flex integer en oprecht over zijn gevoelens zonder soft te worden. Hij zingt ‘ik mis je’, ‘ik wacht op je’ juist omdat hij dat wil zeggen. In mijn eigen teksten probeer ik naast het poëtische ook rechtuit te zeggen wat me op het hart ligt. Aarde aan Daan volgt de dynamiek van dwalen door een droom en terugkomen in de realiteit. Op sommige momenten dwaal ik af, maar op andere ben ik direct.
Ten derde helpt commerciële muziek me om weg te blijven van indie-clichés. Mijn nummer Tempel begint singer-songwriterachtig, maar halverwege komt er opeens een koor in. Dat is geïnspireerd door Kanye Wests Ultra Light Beam.
Hoe bevalt ten slotte je leven als Nederbelg?
Ik heb mijn geluk eerst beproefd in Amsterdam, maar in Antwerpen ging het uiteindelijk makkelijker met de muziek. Mijn eigen stijl past beter in België. In Nederland moet muziek direct herkenbaar zijn. Clichépopzinnen zijn er gangbaar. In België leeft een meer experimentele muziekcultuur. Zelfs een band als Balthazar zou in Nederland als alternatief worden bestempeld. Belgen bewonderen dan weer Nederlandse artiesten als Spinvis en Eefje de Visser. Het gras is blijkbaar altijd groener bij de buren. Daarom ben ik maar bij de buren gaan wonen.
Tekst: Wouter Poolman