Waar ben ik hier terecht gekomen? Dat is het eerste wat in me opkomt als ik het zaaltje langs de Cosa Nostra binnenwandel. Groezellig? Duister? Klein? Gezellig? Laten we het houden op een combinatie van deze voorgenoemden. Ik begeef me naar de bar. Wat suikers binnenkrijgen. Die gaan vanavond nog van pas komen.
Afwachtend op het eerste optreden, beslis ik nog een laatste sigaret aan te steken. Het is een zeer eigenaardig steegje en perfect hoe ik denk dat punkscène er in de jaren ’80 in Amerika uitzag. Het heeft wel iets.
Tijd voor de eerste van vanavond. Wat was het weer? Goh… Het waren alleszins enkele letters. Maar welke? Toch maar even opzoeken hoe die eerste band weer noemde. Kwestie van toch een greintje besef te hebben wie mijn trommelvliezen als eerste mag verkrachten. ESLLY. Juist. Every Stranger Looks Like You. Deze keer ga ik het echt onthouden.
Stevig. Zeer stevig. Een beter woord kan ik niet vinden voor wat de jongens van (Verdorie. Wat was het nu weer? Oh, ja) ESLLY in hun mars hebben. Stevige sludge, gecombineerd met vurige hardcore. Het heeft wat weg van Steak Number Eight (als een grote fan, kan je dit niet anders beschouwen dan een compliment).
Even kort als krachtig. Dat lijkt me de beste manier om Cocaine Piss te verwoorden. De soundcheck is grotendeels gevuld met het ontelbaar herhalen van het woord pussy. Bij deze is de mood dan ook gezet voor de komende twintig minuten. Stevige punk gecombineerd met intens geschreeuw van een pittige dame. Van deze dame gesproken: waar is Aurélie? Op het podium is ze nergens te bespeuren. Na even rond te kijken, heb ik haar gevonden. Ze ligt achter me op de grond… Ik probeer voor mezelf uit te maken of ze een epilepsieaanval krijgt of dat dit deel is van de show. Laten we gaan voor dat tweede.
Het hoogtepunt van de avond nadert. Kapitan Korsakov. Ik baan me een weg naar voren (met andere woorden: ik zet twee voeten vooruit). Na een korte soundcheck belooft Pieter-Paul dat ze binnen een minuutje terug zijn.
De eerste klank bereikt nog niet de achterkant van de zaal of de hel barst los. Waar ben ik toch weer aan begonnen? Ik bevind me midden in een moshpit die (wat later nog zal blijken, niet gaat stoppen voor het einde van het optreden) me meesleurt van de ene kant van het podium naar de andere. Tussen nummers zoals Caramelle, Quicksand Surfer en Cozy Blooders in, krijg ik geregeld een knuffel van de voet van die ene random crowdsurfer of van de elleboog van die vriendelijke mevrouw langs mij. Voor ik het vergeet: ja. Pieter-Paul sprong inderdaad vanaf moment één in het publiek. Wat had je nu verwacht?
Halverwege het optreden vindt er een abrupte pauze plaats, wanneer Pieter-Paul beslist even de grond te strelen met zijn gelaat. Niet gevreesd. Twee slokken cola, aangeboden door die aardige meneer van de backstage, later, lijkt het alsof er niets gebeurd is en staat Pieter-Paul weer intense schreeuwen door de micro te jagen.
Na een emotioneel In the Shade Of the Sun, moet ik helaas afscheid nemen van het vurige trio. Of niet? De mensen die net nog voor me stonden, gaan het zich beklagen dat ze reeds vertrokken zijn, want Kapitan Korsakov keert nog een laatste keer terug met een knaller van formaat: Very Friendly Fire.
Ik besluit nog even wat te gaan zeggen tegen de bandleden van Kapitan Korsakov. Toffe gasten! Nu kan ik me vredig naar mijn wagen begeven. Onderweg naar huis ben ik al aan het malen over wanneer ik nog eens deze heerlijke zaal kan bezoeken.