Tekst: Jef Versmissen
Foto’s: Dirk Wouters
Het was een mooie avond in Trix, met Dead Sara en de Eagles Of Death Metal op het programma. Waar moeten we beginnen? Wel, Jimi Hendrix nodigde destijds elke lawaaimaker met een gitaar uit om toe te treden tot The Electric Church, een oproep die vandaag duidelijk resultaat had.
Dead Sara opende de avond met een vette pot rock, schatplichtig aan alles tussen Hole en Led Zeppelin: donderende gitaren, scheurende vrouwenstemmen en beukende drums. Het kwartet stond zelfverzekerd te spelen en kreeg het publiek onmiddellijk mee. De set stormde voorbij en sloot ijzersterk af met All I know Is You Left me For Dead en Weatherman, twee loeiers van songs. Go for the kill, zong Emily Armstrong, en dat konden we enkel maar beamen.
Even het podium opruimen, een pint halen en voor we het wisten stonden de Eagles Of Death Metal op het podium. Jesse Hughes was duidelijk blij dat de corona-ijzers van zijn polsen gewrongen waren en zweepte het publiek op – We Are Family, bleek al snel – met een rock-’n-roll-feestje zoals we ze graag hebben. Superdroog, vettig als een zat varken, altijd klaar voor een grap of knipoog.
Jesse Hughes bespeelt het publiek als een ware desert rock messias en laat zijn apostelen hun duivels ontbinden op een podium dat zo uit Tarantino’s From Dusk Till Dawn komt. Moesten ze in de hel een nieuwe band zoeken, dan mogen ze deze Eagles gerust bellen. We konden lekker met de kont shaken op onder meer I Want You So Bad (Boy’s Bad News), Silverlake (K.S.O.F.M.) en Complexity. Bowies cover van Moonage Daydream sloot af met een indrukwekkende symfonische muur van een gitaarsolo.
Hughes bleek verdwenen, alsof de duivel zijn verloren zoon was komen halen. Dat bleek de bisronde te zijn, die met covers van Elvis Presley en Motörhead de sfeer verder deed ontaarden. Rock-’n-roll is nog lang niet dood. Zolang EODM dit soort feestjes blijft spelen, zullen muziekliefhebbers uit alle krochten en kieren blijven kruipen, op zoek naar de ruwe knuffel van de geluidsmuur.
En ze hebben – ‘Godverdomme’, zou Hughes nog roepen – groot gelijk!