De stem die ons misschien wel het meest kan bekoren, is die van Brendan Perry, de songwriter van Dead Can Dance. Geprogrammeerd in de kleine Handelsbeurs aan de Kouter in Gent.
Bij het betreden van de zaal was het snel duidelijk dat het een heel intimistisch concert ging worden. Niets speciaals van belichting, één kleur spots per nummer, geen schermen, projecties, rookmachines, lasers, neen… pure muziek.
De setlist is al een maand dezelfde op deze tour. We waren er dus al op voorbereid dat er geen solotracks van de sublieme plaat Arch zouden gebracht worden. Ook weinig Dead Can Dance nummers. Dus geen Mr. Lovegrove, geen Wintersun, geen This Boy, geen Devil And The Deep Blue Sea, geen Inferno. Ook geen nummers van samenwerkingen met Zoar of Hector Zazou. Wel vier Tim Buckley covers en vier nummers van Dead Can Dance zelf. We hielden ons hart vast toen we binnenkwamen en hadden weinig verwachtingen.
Met drie op het podium, Brendan geflankeerd door een keyboardspeelster en een bassist. Labour Of Love pakte ons vanaf de eerste noot. Dit is een stem uit de duizend, de klank was perfect, echt een vette pluim voor de geluidsman. Onze vrees was weg: dit wordt een topavond. Een paar Tim Buckley nummers, Chase The Blues, gewoon zalig. Maar dan volgen twee Braziliaanse bossanova nummers in Perry marinade: Berimbau en Canto de Ossanha. Pijnlijk. Dit was gewoon niet mooi en zelfs vervelend om naar te luisteren en slap gebracht. De typische ritmische vrolijkheid van de Braziliaanse muziek was er volledig uit.
The Carnival Is Over kwam er juist na, ja hopelijk was het carnaval over, want hier wachtten we op: sublieme songs van Perry en Dead Can Dance. Gestripte versies die de essentie van de songs blootleggen en doen voelen hoe mooi muziek in al zijn facetten en emoties kan zijn. Puur en tintelend magisch. Brendan we vergeven u direct die twee Zuid-Amerikaanse afkooksels.
Maar we zijn eraan voor de moeite. We krijgen Carolina Caro Bela rond de oren. Ca Ca Caro Ca Ca Carolina. Caca inderdaad. Het contrast kan niet groter zijn dan de tien minuten horror die we toen meemaakten. Dit nummer is vijftig jaar oud en de originele versie van Jorge Ben en Toquinho is niet bepaald onze smaak, maar maestro Perry doet er ook niet echt iets positiefs mee. Even vreesden we dat het concert een klucht zou worden en bevreesd wachtten we op het volgende nummer.
En toen gebeurde het, er was ergens een elfje met een toverstok het podium opgekropen. De eerste tonen van The Song To The Siren. Onze haren kwamen recht als Dorische zuilen, het kippenvel op onze armen veranderde in een maanlandschap. Wat een nummer, wat een stem, wat een versie, wat een emotie. Dit is waarom we Brendan Perry verafgoden. Het nummer van Tim Buckley kennen we het best in de versie van This Mortal Coil, met een schitterende Elisabeth Frazer. Covers van Sheila Chandra en Robert Plant zijn minder bekend, maar voor de Dead Can Dance fans is dit een dijk van een song. En dit was de mooiste versie die we ooit hoorden, en eerlijk één van de mooiste live momenten ooit!
We kregen nog een paar nummers: Killing The Dream, The Rising Tide en de Dead Can Dance klassieker Severance. Allen in een heel pure, basic setting. Het nieuwe lied The Rising Tide ligt volledig in de lijn van Brendans beste nummers, een lied met die obscure klank en diepgang die enkel hij kan maken en brengen. De band ging even van het podium en bracht als afsluiter van de korte set Don’t Fade Away.
Een concert met ups en downs zoals een vrijpartij met een onverwacht vroeg orgasme, maar het konden er dertien op rij geweest zijn. Het intense kippenvelmoment van Song To The Siren maakte er een stukje magie van en dat is waarom we erbij waren.
Hear me sing, swim to me, swim to me, let me enfold you.
Here I am, here I am, waiting to hold you….
Maar zing aub geen bossanova meer.
Coverfoto: © Karim Hamid