“Nandakke?” Het is Japans voor “Wat is ’t ook alweer?”, iets wat je zegt wanneer je het juiste woord niet kan vinden. Een woord dat veelvuldig voorkwam in de conversaties tussen Aili Maruyama en haar vader: de zangeres verliet Japan toen ze zeven was en groeide verder op in België. Ze ontwikkelde een eigen versie van het Japans om de afstand met haar vader te overbruggen. En vanaf nu is het ook de titel van Aili’s nieuwe album, dat de onnavolgbare zangeres opnam in de studio van haar klankentovenaar Orson Wouters, te midden van zijn verzameling vintage synthesizers.
Een euforisch album is het geworden, dat je live moet ontdekken om de impact te vatten. Dat vroeg dus om een feestelijke voorstelling in een uitverkochte AB Club. De house die voorprogramma GAIKO door de boxen laat bonzen is aanstekelijk en laat hier en daar mensen wiegen en wiebelen, maar het babbelende publiek wacht duidelijk in spanning op de hoofdattractie van de avond.
Wanneer het duo op het podium verschijnt, laten ze er dan ook geen gras over groeien. Meteen lanceren ze het titelnummer: minuten en minuten vol uitzinnige gekte, onstuitbare energie en felle klankkleuren. Aili zingt, danst even extatisch als haar publiek, maar exact op het juiste moment slaat ze op het drumpad of drukt ze de juiste toetsen in. We krijgen wervelende creaties als Takoyaki (“Iets over octopusballen en dikke tenen”, aldus Orson), een flitsende versie van Glamorous waarin geen spoor van Fergie meer te bekennen valt en natuurlijk hun doorbraakhit Dansu. Normaal heeft een nummer een innerlijke noodzaak om ergens te eindigen, maar Dansu heeft dat niet: het mag eindeloos doorgaan.
Ik ben in vele opzichten een buitenstaander”, zegt Aili in haar persbericht over haar eigen plaats, ergens tussen België en Japan. “Die dualiteit, het gevoel erbij te horen, maar je apart te voelen, tussen twee werelden in te zitten en je eigen wereld uit te vinden, vat de geest van Nandakke? samen.”
Een eigen muzikale taal heeft ze ook uitgevonden: het is een prestatie om een volle zaal aan het dansen te brengen op liedjes die ze niet eens begrijpen. Hier en daar herken je een flard – de opsomming aan modemerken als Louis Vuitton en Gucci in Fashion, die ons gek genoeg net uit de flow haalt, of de “Baby, baby, baby” in liefdesliedje Babychan – maar je hoeft geen master in de japanologie op zak te hebben of de teksten fonetisch uit het hoofd te leren om Aili’s nummers tot diep in je lichaam te voelen.
Het duo heeft ook sprongen gemaakt in vergelijking met de vorige keer dat we ons in het zweet dansten op hun beats. Orson glundert als een kind wanneer hij de bas ter hand neemt en vooraan op het podium gaat staan, dolgelukkig dat hij zijn passie nu ook met volle zalen mag delen. En Aili zelf is dankbaar voor het enorme publiek en bedankt hen door hen volledig in te palmen. “Jullie zijn hier voor ons, dan krijg je een show om nooit te vergeten”, lijkt ze te denken wanneer ze in de mensenzee duikt of tijdens Up & Down het publiek dirigeert om up en down te gaan. Tegelijk houdt ze het ook persoonlijk en intiem. Want wie anders zou een optreden afsluiten met een nummer gebaseerd op het geluid dat haar lief maakt wanneer ze slaapt?